Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0117/GA, 30 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/117/GA

betreft: [klager] datum: 30 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.E. Calis, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 januari 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. L.E. Calis en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Sittard.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel wegens het voorhanden hebben van een mobiele telefoon, welke straf extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) van de p.i. Vught.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Door de vondst van de mobiele telefoon is klager van een regime van algehele gemeenschap op de l.a.a. geplaatst en sinds september 2010 in een regime van beperkt gemeenschapsgeschikten (b.g.g.). In de uitspraak van de beklagcommissie zijn niet alle
argumenten meegewogen en er mist een oordeel over de gevolgen van de opgelegde straf. Er is nog geen afschrift van een selectiebeslissing ontvangen. Alle omstandigheden en gevolgen in aanmerking genomen was de afzonderingsmaatregel disproportioneel.
Daarenboven is er in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld. Anderen zijn voor een soortgelijk vergrijp veel minder hard gestraft dan klager.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens het sanctiebeleid volgt bij vondst van een mobiele telefoon een straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Tijdens de celinspecties zijn bij drie gedetineerden mobiele telefoons
aangetroffen.
Zij zijn allen gestraft met tien dagen opsluiting in een strafcel. De vondst van de mobiele telefoon is het eerste incident waarvoor klager op 25 augustus 2010 disciplinair is gestraft. Klager is vanuit de l.a.a. in Vught overgeplaatst naar een regime
van algehele gemeenschap in de p.i. Vught. Vervolgens is hij overgeplaatst naar de p.i. Grave eveneens in een regime van algehele gemeenschap. Klager is niet is teruggekomen van verlof. Hij heeft zich dus onttrokken aan zijn detentie. Pas daarna is
klager in een b.g.g.-regime geplaatst. De onttrekking is ‘het tweede incident’ waarover selectiefunctionaris spreekt. De vondst van de mobiele telefoon en de onttrekking tezamen vormen volgens de selectiebeslissing, welke klager ondertekend heeft voor
ontvangst, de gronden om klager in een b.g.g.-regime te plaatsen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt allereerst vast dat, anders dan namens klager in beroep wordt aangevoerd, er geen sprake is van een afzonderingsmaatregel, maar van een disciplinaire straf, inhoudende 10 dagen strafcel en neemt aan dat het beroep van klager
tegen de hoogte van die straf en de wijze van tenuitvoerlegging is gericht. Op grond van de mededelingen van de directeur neemt de beroepscommissie aan, dat het sanctiebeleid in de betreffende inrichting aldus is, dat bij illegaal bezit van een mobiele
telefoon de aan klager opgelegde straf wordt toegepast. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake. In aanmerking genomen alle omstandigheden van het geval, kon de directeur naar het oordeel van de
beroepscommissie tot de oplegging van die straf komen. De beroepscommissie heeft geen argumenten gehoord die de wijze van tenuitvoerlegging betreffen en ziet ook zelf geen gronden die de directeur op dat punt tot een andere beslissing hadden moeten
brengen. De nadien ingetreden regimaire wijzigingen, voor zover die aan het disciplinaire vergrijp van klager met betrekking tot de telefoon zouden zijn toe te schrijven, maken dit niet anders. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. A.G. Coumans en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven