Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3641/GA, 10/3636/GA, 10/3637/GA, 10/3634/GA ev, 30 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3641/GA, 10/3636/GA, 10/3637/GA, 10/3634/GA, 10/3635/GA,
10/3632/GA, 10/3431/GA, 10/3638/GA, 10/3639/GA en10/3640/GA

betreft: [Klager A], [Klager B], [Klager C], [Klager D], [Klager E] en [Klager F] datum: 30 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

gericht tegen negen soortgelijke uitspraken van 5 november 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op klachten van [Klager A], [Klager B], [Klager C], [Klager D], [Klager E] en [Klager F], verder te noemen klagers,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 april 2011, gehouden in de p.i. Nieuwegein, zijn gehoord [Klager D] en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i.
Hoewel voor klager [Klager A] vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers [Klager B], [Klager C]. [Klager E] en [Klager F], die zich allen inmiddels in vrijheid bevinden, zijn op behoorlijke wijze opgeroepen, maar niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het niet doorgaan van het wekelijkse bibliotheekmoment in de week voorafgaand aan 11 mei 2010;
b. het niet doorgaan van het wekelijks bibliotheekmoment in de week van 16 april 2010.

De beklagrechter heeft alle klachten gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klagers ter zake van elke gegronde klacht een tegemoetkoming toegekend ten bedrage van € 5,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het werk van de bibliotheekmedewerkers is specialistisch werk. De uitgifte van uitgeleende boeken moet goed geregistreerd worden om verdwijningen te voorkomen. De inrichting beschikt over een uitgebreide bibliotheek in de inrichting. Als een van
medewerkers zich ziek meldt, kon deze medewerker niet zonder meer worden vervangen. In onderhavige gevallen was er steeds sprake van een ziekmelding op vrijdag. Er is toen gekeken of een beperkte hoeveelheid boeken in een aparte kast gezet zou kunnen
worden, die dan door de gedetineerden gebruikt zou kunnen worden. De inrichting heeft twee formatieplaatsen voor bibliotheekmedewerkers. Indertijd werden die formatieplaatsen ingevuld door drie parttime medewerkers. Inmiddels wordt geprobeerd om dit
soort personeelsproblemen te voorkomen door afspraken te maken met de zusterinrichtingen. Bij de ziekmeldingen kon in de onderhavige gevallen nog niets worden geregeld. De directeur is van mening dat er op zich een compensatiemoment geboden had moeten
worden. Het was in verband met de bepalingen in de huisregels niet mogelijk de gedetineerden toe te staan meer boeken te lenen. Momenteel is de organisatie van de bibliotheek zodanig gewijzigd, dat dit soort problemen wordt voorkomen dan wel dat hierop
wordt ingespeeld. De directeur is in beroep gegaan tegen de uitspraken van de beklagcommissie, omdat hier sprake was van overmacht. Het was niet mogelijk om direct ander bibliotheekpersoneel in te zetten.

Klager [Klager D] heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag is ingediend, omdat klager zich niet kon vinden in het zonder meer uitvallen van het bibliotheekmoment. Volgens klager ligt de oorzaak van het probleem bij het nieuwe personeelsbeleid. Daardoor wordt de personeelsinzet zodanig strak
georganiseerd, dat het onvermijdelijk is dat er zaken fout gaan. Daarnaast is er toen slecht naar de gedetineerden gecommuniceerd. Zo werd aan klager op 11 mei 2010 pas in de middag gemeld dat het bibliotheekmoment kwam te vervallen. Omdat het probleem
met het personeel al eerder bekend was, had dit eerder aan de gedetineerden bekend gemaakt kunnen worden. Klager ondervond hierdoor hinder. Hij kan immers zelf immers niets regelen in dit soort zaken. De bibliotheek wordt veelvuldig gebruikt. Omdat het
dagprogramma nu is teruggebracht tot het wettelijk minimum, zit de gedetineerde veel meer in de eigen verblijfsruimte en heeft dus een belang bij voldoende leesmateriaal. De uitval van de bibliotheekmomenten is nooit direct gecompenseerd. Als het
gemiste bibliotheekmoment op maandag viel, werd in plaats daarvan extra recreatie aangeboden. Voor klager was dat echter geen echte compensatie. Er werd wel vaker een extra recreatiemoment geboden. Klager heeft 21 maanden in de p.i. Nieuwegein
verbleven. De uitval van het bibliotheekmoment kwam regelmatig voor.

3. De beoordeling
De beroepscommissie zal, om proceseconomische redenen, alle beroepen van de directeur in één uitspraak afdoen. Daarbij wordt verstaan dat het bij [Klager A] gaat om onderdeel a van het beklag; bij [Klager B], [Klager C], [Klager D] en [Klager F] om de
onderdelen a en b van het beklag en bij [Klager E] om onderdeel b van het beklag.

Niet is weersproken dat op de momenten waarover is geklaagd, het bibliotheekmoment van klagers is vervallen. De directeur heeft aangevoerd dat niet voor vervanging van de bibliotheekmedewerker kon worden gezorgd omdat het een specialistische functie
betreft waarvan de benodigde kennis van die werkzaamheden niet bij ander personeel voorhanden is. De directeur heeft verder aangegeven dat er inmiddels – door een samenwerkingsverband met andere inrichtingen aan te gaan – een oplossing is gevonden voor
de uitval van bibliotheekmedewerkers en dat in geval van uitval van een van de medewerkers het doorgaan van het bibliotheekmoment thans is gegarandeerd.

De beroepscommissie stelt voorop dat het gebruik van de inrichtingsbibliotheek een voor de gedetineerden belangrijke activiteit is. Dat geldt des temeer als er sprake is van een minimaal dagprogramma. Door dat bibliotheekmoment kunnen de gedetineerden
immers
– voor korte tijd – buiten hun verblijfsruimte verblijven en daarnaast kunnen zij literatuur uitzoeken voor de tijd dat zij ingesloten zijn. Indien een dergelijk activiteitenmoment uitvalt, dient de directeur te zoeken naar een oplossing voor de uitval
en aan de betreffende gedetineerden, indien die oplossing niet meteen voorhanden is, een voldoende compensatie aan te bieden. Waar de directeur heeft aangevoerd dat het oplossen van de uitval van de bibliotheekmedewerkers moeilijk is op te vangen omdat
het hier specialistische functies betreft, geldt dat juist in dat geval het voor de hand ligt dat de inrichting zich extra tegen die uitval zou wapenen door op voorhand oplossingen c.q. compensatiemogelijkheden aanwezig te hebben.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien leidt tot het oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet kan leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep zal
daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraken van de beklagrechter, waaronder begrepen de beslissingen tot vaststelling van de aan klager toe te kennen financiële tegemoetkoming, zullen worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, G.J. Fleers en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 mei 2011

De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

secretaris

Naar boven