Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0792/GB, 30 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/792/GB

Betreft: [klager] datum: 30 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 maart 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klagers raadsvrouw, [...], heeft het beroepschrift schriftelijk toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 januari 2003 gedetineerd en hij is tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Hij verbleef sedert 3 september 2010 in de gevangenis van de p.i. Alphen aan den Rijn. Op 9 maart 2011 is hij overgeplaatst naar het PPC te Vught,
waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In eerste instantie was klager geselecteerd voor het PPC van de locatie Scheveningen, maar later bleek dat die inrichting klager liever niet wilde opnemen. Klagers familieleden wonen allemaal in Den Haag en hij ontvangt nu nauwelijks bezoek door de
lange reistijd. Klager heeft een sterke binding met Scheveningen, omdat daar de as van zijn overleden moeder is uitgestrooid. Een en ander klemt temeer nu klager een levenslange gevangenisstraf uitzit. Er wordt op geen enkele wijze inzicht gegeven in
de
daadwerkelijke grond(en) van de beslissing, de inhoudelijke bezwaren die de psycholoog van het PPC in Den Haag zou hebben tegen klagers plaatsing. Klager heeft vanaf maart 2006 tot september 2010 zonder incidenten in de locatie Scheveningen verbleven.
Van 11 september 2009 tot 3 september 2010 verbleef klager in het PPC van deze locatie.
Klager is op initiatief van dit PPC overgeplaatst naar de p.i. Alphen aan den Rijn, omdat een langer verblijf in een PPC niet noodzakelijk werd geacht. In Alphen aan den Rijn kreeg klager te veel prikkels en hij heeft een verzoek gedaan tot
terugplaatsing naar het PPC te Scheveningen. Het is niet fair dat klager na een relatief kort verblijf in Alphen aan den Rijn niet mag terugkeren naar het PPC van de locatie Scheveningen.
Het beroep dient gegrond te worden verklaard en klager verzoekt om een financiële tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het selectievoorstel van 17 februari 2011 van de p.i. Alphen aan den Rijn wordt geadviseerd klager te plaatsen in een PPC. Daarbij speelde mee dat klager in het verleden in de BIBA in Den Haag heeft verbleven. Aanvankelijk stelde de psycholoog van
de
p.i. Alphen aan den Rijn een plaatsing voor in het PPC van de locatie Scheveningen, maar deze inrichting heeft echter aangegeven een herplaatsing van klager in die inrichting niet wenselijk te achten. Op basis van adviezen van de psychologen uit de
p.i.
Alphen aan den Rijn en Haaglanden acht de selectiefunctionaris een herplaatsing in locatie Scheveningen derhalve ongewenst. Terugplaatsing van klager naar de locatie Scheveningen zal voor een aantal personeelsleden teveel onrust met zich mee brengen.
Tijdens een eerder verblijf van klager in die inrichting heeft zich een ernstig incident voorgedaan dat de nodige invloed heeft gehad op een aantal personeelsleden.
Gekozen is voor plaatsing in het PPC te Vught, omdat daar op dat moment plaatsruimte was.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC te Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen
gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of
beperkte
gemeenschap te functioneren of te verblijven. Uit de omtrent klager verstrekte gegevens, komt naar voren dat klager niet langer geschikt kan worden geacht voor een verblijf in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap.

In het selectieadvies van 17 februari 2011 van de p.i. Alphen aan den Rijn wordt beschreven dat klager in 1993 tijdens een ontsnappingspoging een vrouwelijk personeelslid van de inrichting Kantelberg te Den Haag heeft gegijzeld. Dit personeelslid en
haar collega’s die destijds hierbij (in)direct waren betrokken waren in 2008 werkzaam op unit 3 van de p.i. Haaglanden. Na een gesprek met het bewuste personeelslid en op grond van zijn gedrag is klager onder voorwaarden op deze unit geplaatst. Klager
heeft vanaf 22 maart 2006 tot 3 september 2010 in de p.i. Haaglanden verbleven en in het selectieadvies worden geen andere incidenten gemeld.
Uit de indicatiestelling van 21 februari 2011 van de p.i. Alphen aan den Rijn blijkt dat klager decompenseert in een gewone p.i., omdat de prikkels binnen het gevangeniswezen te groot voor hem zijn. Klager heeft een PPC nodig. Klager komt uit het PPC
Scheveningen en wil daar graag naar terug. De psycholoog van Scheveningen gaf aan dat dat niet wenselijk was. Het PMO heeft gemeend hem daarom opnieuw aan te melden voor een PPC, nu voor Vught.

4.3. De beroepscommissie is van oordeel dat de door de selectiefunctionaris gegeven motivering verwijst naar overgelegde stukken waaruit onvoldoende duidelijk kan worden waarom klager niet kan worden geplaatst in het PPC van de locatie Scheveningen.
De bestreden beslissing is derhalve niet voldoende gemotiveerd en de beslissing dient te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 30 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven