Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0548/GA, 20 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 11/548/GA

betreft: [klager] datum: 20 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

gericht tegen een uitspraak van 15 februari 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek, betreffende het meermalen retour sturen van aan klager gerichte (advocaten)post met de mededeling dat hij niet bekend is in de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 17 mei 2011, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem.

De directeur, klager en zijn raadsman mr. J.P.A. van Schaik hebben meegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Door de directeur is gesteld dat hij geen afschrift heeft ontvangen van de aanvullende brieven die klager op 28 januari 2011 en 31 januari 2011 aan de beklagcommissie heeft gestuurd en dat hij niet inhoudelijk op deze brieven heeft kunnen reageren.
De beroepscommissie overweegt dat de directeur, die ter zitting van de beklagcommissie is verschenen, de mogelijkheid had om bij de mondelinge behandeling van het beklag ter zake verweer te voeren.
Daarbij komt dat in de beroepsprocedure aan de directeur afschriften van alle stukken zijn verstrekt en dat de directeur in ieder geval in beroep in de gelegenheid is gesteld om alsnog inhoudelijk op de betreffende brieven te reageren.
Afgezien van de opmerking in het beroepschrift dat de directeur niet begrijpt dat de beklagcommissie tot het oordeel heeft kunnen komen dat klager in “een aantal” gevallen zijn post niet heeft ontvangen, is echter geen inhoudelijk verweer op dit punt
gevoerd.
Gelet op het bovenstaande kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
In aanmerking genomen dat het hier het tweede gegrond verklaarde beklag in zake het ten onrechte retourneren van post betreft, kan de beroepscommissie zich tevens verenigen met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven