Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0384/GM, 12 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/384/GM

betreft: [klager] datum: 12 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 januari en 2 februari 2011 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager, zijn raadsman, mr. P.S.J. Nuijten, en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Haarlem zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, te worden gehoord. Hoewel klager, op
behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Haarlem heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 9 november en 3 december 2010, betreft het niet verlenen van adequate medische zorg naar aanleiding van klagers gekneusde en gebroken ribben.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager kwam binnen in de p.i. Haarlem met een gekneusde en gebroken rib. Klager is op 9 oktober 2010 gezien door een arts. De dagen erna bleef klager last houden van enorme druk op zijn borst. Hij had last
van benauwdheid. Klager heeft verzoekbriefjes ingevuld, maar werd niet door de medische dienst opgeroepen. Klager meent dat zijn klachten niet serieus zijn genomen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is op 8 oktober 2010 binnengekomen in de p.i. Haarlem. Op 9 oktober 2010 werd hij niet lekker. Na uitgebreid onderzoek was de diagnose een lichte hersenschudding en gekneusde schouder.
Op
11 oktober 2010 gaf klager tijdens de intake aan ernstig last te hebben van zijn gekneusde ribben en hersenschudding. Klager is tijdens transport niet lekker geworden en teruggekeerd in de inrichting. Hij is gezien door een verpleegkundige en na
overleg
met de arts is besloten klager in de p.i. Haarlem te houden. Even later liep klager soepel met zijn bagage richting cel. De dag erna is klager gezien door de huisarts, waarbij pijnmedicatie is afgesproken. Tevens is klager verwezen naar de psycholoog.
Klager is op 19 en 20 oktober 2010 opgeroepen voor de medische dienst, maar is toen niet verschenen.Op 26 oktober 2010 is klager overgeplaatst naar de p.i. Almere.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, van oordeel dat in de relatief korte periode dat klager in de p.i. Haarlem heeft verbleven de inrichtingsarts voldoende onderzoek heeft verricht naar de klachten van klager.
Aan klager is pijnmedicatie voorgeschreven en er is een röntgenonderzoek verricht. De klachten zijn ook serieus genomen, getuige het feit dat aanvankelijk is besloten klager niet over te plaatsen naar een andere inrichting vanwege de klachten.
Gelet hierop kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven