Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1248/GV, 12 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1248/GV

betreft: [klager] datum: 12 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 april 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Het betreurt klager dat zijn verzoek om strafonderbreking is afgewezen nu deze eventuele onomkeerbare situatie niet alleen een persoonlijk belang of een maatschappelijk belang betreft. De familiaire factor en de daarbij behorende culturele
afscheidsceremonie zijn vergeten. Nu er maar één keer afscheid genomen kan worden gezamenlijk met familie en dierbaren, heeft de bestreden beslissing niets met persoonlijke en of maatschappelijke belangen te maken. Het enige belang waarvan hier sprake
is, is het respect uit te dragen, samen met familie en dierbaren aan diegene die voor klager zoveel betekent, namelijk zijn vader. Voor klager is het uitdragen gezien zijn culturele achtergrond het meest belangrijke in het leven.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De medisch adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft aan de hand van ontvangen documenten vastgesteld dat de medische situatie van klagers vader ernstig is. Klagers vader verblijft in Roemenië. Een begeleid bezoek om afscheid te
nemen
is dan onmogelijk. Begeleid bezoek zou in Nederland tot de mogelijkheden kunnen behoren. Een strafonderbreking voor verblijf in het buitenland wordt in zeer bijzondere omstandigheden toegestaan. In de toelichting op artikel 5 van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting wordt als bijzondere omstandigheid het overlijden van een ouder genoemd. Nu er geen sprake is van een overlijden, is het verlenen van strafonderbreking niet geïndiceerd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De medisch adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft aangegeven dat er omtrent klagers vader sprake is van een medisch ernstige situatie. De kans dat klagers vader op korte termijn komt te overlijden is groot.
De directeur van de penitentiaire inrichting Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek, wegens het vervalsen van een waardekaart. Klagers einddatum valt op of omstreeks 18 mei 2011.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer dat
niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 jo. artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende ouder. De strafonderbreking dient gelet op artikel
5, eerste lid, van de Regeling in Nederland te worden genoten. In bijzondere omstandigheden kan de Minister toestaan dat de gedetineerde aan wie de strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. De nota van toelichting bij dit artikel houdt
– voorzover hier van belang – het volgende in:
“Te denken valt aan gevallen waarin de levenspartner, de ouder of het kind van de gedetineerde overleden is.”
De beroepscommissie leest hierin niet dat alleen indien sprake is van het overlijden van het betreffende familielid een verblijf in het buitenland is toegestaan. Nu de beslissing van de Staatssecretaris enkel op deze grond is gestoeld, kan deze wegens
een motiveringsgebrek niet in stand blijven. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de beslissing van de Staatssecretaris zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal worden opgedragen om terstond na ontvangst van deze uitspraak een
nieuwe beslissing te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie terstond na ontvangst. Zij bepaalt dat
klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 12 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven