Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3949/GA en 10/3708/GA, 12 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3949/GA en 10/3708/GA

betreft: [klager] datum: 12 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van de unit 5, extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught,
en
[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 december 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2011, gehouden in de EBI van de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de plv. vestigingsdirecteur [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a het door handboeien beperken van zijn beweging; b de plaatsing in een individueel regime; c de plaatsing in een cel met camera.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a materieel ongegrond en formeel gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van € 100,= en heeft het beklag onder b en c ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a merkt klager op dat hij inmiddels bij interne verplaatsingen geen handboeien meer krijgt aangelegd. De maatregel is een maand geleden opgeheven. Ten aanzien van b en c stelt klager dat hij graag de gesp van zijn riem zou willen zien,
waarmee een schroef van het slot van de deur losgedraaid zou zijn. De bewuste deur bevindt zich in een ruimte waar veel mensen komen. Hij weet niets van deze zaken af. Later is ook op de D-afdeling eenzelfde beschadiging aan het slot van een deur
geconstateerd. Het GRIP stelt dat uit betrouwbare bron is vernomen dat klager stemmen hoort. Klager bestrijdt dat het een betrouwbare bron betreft en hij ontkent dat hij stemmen hoort. Achteraf worden argumenten aangevoerd om de beslissingen te
rechtvaardigen. Het was niet uit te sluiten dat de camera aanstond en daarom wilde klager naar een ander cel. Dit werd geweigerd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was informatie dat klager bezig was met de voorbereiding van een actie gericht tegen personeel en gedetineerden. Vanaf 21 februari 2011 is de vrijheidsbeperkende maatregel van handboeien opgeheven. Op grond van GRIP-informatie is klagers cel
gecontroleerd en zijn er foto’s gemaakt van klagers boeken en schriftelijke stukken. Deze informatie is naar de GRIP opgestuurd. Klager vertoont geen agressief gedrag, maar hij gedraagt zich anders dan drie jaar geleden. Klager wil geen contact met een
psycholoog of psychiater.
In verband met de losse schroef in de deurplaat zijn ook horloges, gespen e.d. van andere gedetineerden gecontroleerd op beschadigingen. Alleen klagers riem was beschadigd. Aan klager was geen cameraobservatie opgelegd en hij kon naar een andere cel
worden overgeplaatst.
In artikel 13.3 van de Model huisregels EBI zijn de gevallen toegelicht waarin de mededelingsplicht geldt, zoals vastgesteld in de artikelen 57 en 58 Pbw. In klagers geval was er geen sprake van de bevestiging door mechanische middelen zoals bedoeld in
art. 33 Pbw, maar van een beslissing ingevolge art. 35 Pbw jo art. 10 Geweldsinstructie. Deze beslissing maakt geen onderdeel uit van de opsomming zoals genoemd in de artikelen 57 en 58 van de Pbw. In de nieuwe huisregels zal dit worden aangepast.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van klager.

Onder a:
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het GRIP-rapport van 10 september 2010 betreffende klager waaruit blijkt dat sprake is van een verhoogd risico voor de inrichting. Voorts is er bij klager een riem aangetroffen waarvan vermoed wordt dat deze
op een oneigenlijke wijze is gebruikt. De beroepscommissie acht de beslissing van de directeur om in verband met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting klager tijdens interne verplaatsingen de handboeien om te leggen niet
onredelijk
of onbillijk. De beroepscommissie zal in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

Onder b en c:
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van b en c kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van klager zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep van de directeur.
Ingevolge artikel 13.3 sub k van de Model huisregels EBI, zoals deze gold ten tijde van de bestreden beslissing, ontvangt een gedetineerde van de directeur onverwijld, schriftelijk een met redenen omklede mededeling aangaande zijn beslissing inzake het
door handboeien beperken van de bewegingen van de gedetineerde, telkens wanneer hij zich buiten zijn verblijfsruimte begeeft. Artikel 10 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen van 14 december 1998, 735650/98/DJI (Stcrt. 247) ziet op het
vervoer in incidentele gevallen en niet, zoals in deze zaak, op het aanleggen van handboeien bij interne overplaatsingen gedurende een lange periode.
Vaststaat dat aan klager geen beschikking is uitgereikt. Het beklag zal derhalve formeel gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.
De beroepscommissie kan zich echter niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep van de directeur zal in zoverre gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een lagere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ten aanzien van de materiële ongegrond verklaring van het beklag onder a ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Hetgeen in beroep door klager is aangevoerd ten aanzien van onderdeel b en c kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van klager zal derhalve in zoverre ongegrond
worden verklaard
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur tegen de formele gegrond verklaring van het beklag onder a ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie kan zich echter niet verenigen met de
toegekende tegemoetkoming. Het beroep van de directeur zal dan ook op dit punt gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een lagere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, prof.dr. W.J. Schudel en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 12 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven