Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0217/GB, 12 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/217/GB

Betreft: [klager] datum: 12 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.M.D. Buruma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 januari 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T.M.D. Buruma, op 16 maart 2011 door een plaatsvervangend lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing uit de Terroristen Afdeling (TA) naar een normaal beveiligde inrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 14 oktober 2005 gedetineerd. Sinds 22 september 2006 verblijft hij op de TA Unit 1 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep mondeling als volgt toegelicht.
Aan het secretariaat zal worden opgestuurd het stuk dat in het verzoekschrift onder 2 wordt genoemd. De straf van vier jaren is opgelegd ter zake van, naar klager stelt, deelname aan een criminele organisatie. Artikel 26a van de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de Regeling) is opgesteld met het oog op de resocialisatie en sluit een eerdere overplaatsing niet uit. De praktijk laat zien dat andere gedetineerden wel eerder overgeplaatst worden uit de TA. In het
beroepschrift en de begeleidende brief van klager wordt gesproken over diens persoonlijke omstandigheden. De impact van het TA-regime is dusdanig ingrijpend dat een langdurige resocialisatie noodzakelijk is. Er moet daarom vroeg met dat
resocialisatietraject worden begonnen. Het WODC-rapport over de TA-afdeling wordt in de loop van april openbaar. De beslissing op het beroep behoeft daarop niet te wachten.
Klagers kinderen worden ouder en beginnen vragen te stellen. Het is onder het TA-regime haast niet mogelijk een behoorlijke band met de kinderen op te bouwen. Klager ziet zijn zoon eenmaal in de twaalf weken en zijn dochter eenmaal in de twaalf weken.
Ook voor zijn vrouw is het bijzonder zwaar dat hij in de TA verblijft. Zij heeft contact met een psycholoog. Het feit dat er geen normaal contact met zijn vrouw mogelijk is, heeft een terugslag op klager. Hij is alleen met zijn vrouw in staat emoties
uit te wisselen. Een serie op de televisie (National Geografic) toont aan dat de gevolgen van een gevangenisregime zich in je hoofd afspelen. Dat betekent dat 23 maanden onvoldoende is voor de resocialisatie. Op dit moment zitten er vier mannen in de
TA. Eén wordt overgeplaatst, één wordt uitgeleverd en één heeft een beroepsprocedure lopen tegen een beslissing over de uitplaatsing. Straks zit klager als enige in de TA. Van degenen die van een terroristisch misdrijf worden verdacht, blijven alleen
de
Islamitische gedetineerden in de TA; de gedetineerden met een ander geloof worden elders in het gevangeniswezen geplaatst.
Voorts is schriftelijk nader meegedeeld dat de conclusie van de Advocaat-Generaal waarnaar in de stukken wordt verwezen, niet zal worden toegezonden, omdat de raadsvrouw deze niet heeft kunnen achterhalen. Opgemerkt wordt daarbij dat in de stukken van
de selectiefunctionaris een onderscheid wordt gemaakt tussen de veroordeling voor een terroristische misdrijf en een ‘andere’ veroordeling.
De raadsvrouw heeft een kopie van het arrest van het Hof te ’s-Gravenhage alsmede de aanduiding van het arrest van het Hof te Amsterdam nagezonden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek schriftelijk als volgt toegelicht.
Ingevolge artikel 26a van de Regeling wordt een gedetineerde die minimaal een derde deel van zijn straf op de TA heeft uitgezeten en nog een strafrestant heeft van minimaal vier maanden tot maximaal één jaar, uit de TA geplaatst. Niet is bepaald dat
dit
alleen geldt voor een veroordeling wegens een terroristisch misdrijf. In dit geval wordt het strafrestant bepaald op basis van meerdere veroordelingen. Klagers bruto gevangenisstraf is negen jaar met aftrek; zijn nettostraf is zes jaar. Klager
verblijft
inmiddels vijf jaar en twee maanden in detentie. Er resteert acht maanden van de gevangenisstraf met aftrek. Het strafrestant is bepalend voor de doorfasering, zodat geleidelijk gewerkt kan worden aan de terugkeer in de maatschappij zoals bedoeld in
artikel 2, tweede lid, van de Pbw. Het doel van de Regeling, namelijk het scheiden van terroristen van andere gedetineerden, wordt na verloop van tijd onderschikt aan het doel van resocialisatie. Dan moet de detentiefasering (met het oog op
resocialisatie) wel een doel dienen. Wanneer klager uit de TA wordt geplaatst terwijl hij dan vervolgens nog ruim vier jaren moet doorbrengen in een penitentiaire inrichting met een normaal beveiligingsniveau, vindt de resocialisatie veel te vroeg
plaats.

4. De beoordeling
Klager bevindt zich thans in detentie voor een zaak waarin hij door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren ter zake van terroristische misdrijven. Aansluitend aan de tenuitvoerlegging van deze detentie
zal een andere gevangenisstraf ten uitvoer worden gelegd. Dit betreft de straf van vier jaren gevangenisstraf opgelegd door het Hof te Amsterdam bij arrest van 17 september 2007 ter zake van “voorbereiding van moord, en voorbereiding van opzettelijk
brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is; en van opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een
ander
of anderen te duchten is”. Klager heeft betoogd dat die andere straf niet is opgelegd ter zake van een terroristisch misdrijf en dat hij daarom thans in aanmerking komt voor uitplaatsing uit de TA.

De veroordeling door het Hof te Amsterdam betreft blijkens de daarin gegeven kwalificatie geen terroristisch misdrijf.

Op grond van artikel 26a van de Regeling wordt een in een TA verblijvende gedetineerde als bedoeld in artikel 20a, onder b, van de Regeling uit de TA geplaatst indien hij een derde deel van de aan hem onherroepelijk opgelegde vrijheidsstraf of
vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan en het strafrestant tenminste vier maanden en ten hoogste een jaar bedraagt, behoudens de genoemde uitzonderingen.

In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 18 september 2006, nr. 181, p. 13) staat dat ervoor gekozen is om personen met een terroristische achtergrond te concentreren om te voorkomen dat zij in contact kunnen komen met andere categorieën gedetineerden,
zodat er een minimale kans is op rekrutering en radicalisering van andere categorieën gedetineerden. Processen van radicalisering en rekrutering kunnen in elke fase van de detentie van personen met een terroristische achtergrond plaatsvinden. Daarom
wordt gestreefd naar een maximale concentratie. Dit betekent dat de concentratie zo vroeg mogelijk aanvangt en zo lang mogelijk voortduurt. Naast voornoemd doel, namelijk het scheiden van personen met een terroristische achtergrond van (andere
categorieën) gedetineerden, dat het algemeen belang dient, staat ook het doel van resocialisatie, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Pbw (het individueel belang van de gedetineerde). Daarbij kan detentiefasering aan de orde zijn.

Artikel 26a van de Regeling ziet kennelijk op het geval waarin sprake is van detentie wegens veroordelingen ter zake van een of meer terroristische misdrijven welke veroordelingen aaneensluitend ten uitvoer worden gelegd. De Regeling voorziet niet in
een geval als het onderhavige waarin aansluitend de veroordeling ter zake van een niet als terroristisch aangeduid misdrijf ten uitvoer wordt gelegd. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat in een geval als het onderhavige het aan de
selectiefunctionaris is om te bepalen of en wanneer, mede gelet op de duur van de vrijheidsstraf welk aansluitend ten uitvoer zal worden gelegd, tijdens de tenuitvoerlegging van de straf ter zake van het terroristische misdrijf uitplaatsing uit de TA
aan de orde kan zijn.
Nu de selectiefunctionaris bij het nemen van de bestreden beslissing niet van de hiervoor gegeven uitleg van de Regeling is uitgegaan, is de bestreden beslissing onvoldoende met redenen omkleed en dient deze derhalve te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 12 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven