Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2951/GA, 12 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2951/GA

betreft: [klager] datum: 12 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.W. Deen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 september 2010 van de beklagcommissie bij de locatie De Kruisberg te Doetinchem

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman, mr. E.J.W. Deen, en de directeur van de locatie De Kruisberg zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 28 februari 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, te worden gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De raadsman van klager en de directeur van de locatie De Kruisberg hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter
zitting te verschijnen.
De beroepscommissie heeft bij een plaatsvervangend lid van de Raad, tevens arts, drs. M.F. van Brederode-Zwart, informatie ingewonnen over de aan klager verstrekte medicatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde - een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens een positieve score op opiaten.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij een urinecontrole zijn bij klager opiaten en benzodiazepines aangetroffen. Bij het herhalingsonderzoek is vastgesteld dat de gevonden stoffen
verklaard kunnen worden uit het medicijngebruik van klager. Het onderzoeksbureau heeft zelfs gesteld klager het voordeel van de twijfel te geven wat betreft het middelengebruik. Gelet hierop kan niet worden gesteld dat de gevonden opiaten louter een
recreatieve herkomst zou hebben en niet uit medicijngebruik zijn te verklaren.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie leiden. De beroepscommissie heeft ambtshalve bij een plaatsvervangend lid van de Raad, tevens arts, nader
onderzoek gedaan naar de vraag of de door klager gebruikte medicijnen, te weten Lexapro, Normison, Xanax Retard en het vitamine preparaat B. complex Forte, opiaten of sporen daarvan zou kunnen bevatten. De uitkomst hiervan is dat deze vraag ontkennend
moet worden beantwoord. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. M. Boone en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven