Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1103/SGA, 14 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/1103/SGA

Betreft: [klager] datum: 14 april 2011

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde p.i., inhoudende een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van
veertien dagen.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 13 april 2011. Blijkens een schriftelijke mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij de p.i. Vught is daar nog geen klaagschrift van verzoeker
ontvangen.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat een beschikking waarbij verzoeker een disciplinaire straf is opgelegd, te laat aan hem is uitgereikt. Verzoeker hoorde deze beschikking binnen 24 uur te ontvangen maar het werden er 48. Dit is in
strijd met de regelgeving.

De directeur heeft - zakelijk weergegeven - onder meer naar voren gebracht dat verzoeker gelijk heeft wat het te laat uitreiken van de beschikking betreft. Verzoeker kan hierover een klacht indienen bij de beklagcommissie en deze zal via het
gebruikelijke beklagrecht behandeld worden. Dat de beschikking te laat is uitgereikt, verandert niets aan de inhoud van de aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf.
Die straf is aan verzoeker opgelegd ter zake van het in ernstige mate in gevaar brengen van de orde en veiligheid in de inrichting, onder meer door agressie tegen het personeel, het weigeren van een opdracht van personeel uit te voeren, het veroorzaken
van geluidsoverlast en het blokkeren van de toegang tot de verblijfsruimte van verzoeker.

2. De beoordeling
De secretaris van de beklagcommissie heeft aangegeven dat er nog geen klaagschrift van verzoeker is ontvangen.

Uit het verzoek kan worden opgemaakt dat verzoeker op 12 april 2011 een klaagschrift heeft ingediend bij de beklagcommissie. Gelet daarop acht de voorzitter vooralsnog voldoende aannemelijk dat een klaagschrift is ingediend bij de beklagcommissie en
kan
verzoeker worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Verzoeker heeft naar voren gebracht – zo verstaat de voorzitter – dat niet is voldaan aan de eis dat de schriftelijke mededeling van de beslissing van de directeur, als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw onverwijld aan verzoeker is
uitgereikt. Uit de stukken blijkt vooralsnog dat inderdaad niet kan worden gezegd dat die beslissing onverwijld aan verzoeker is uitgereikt. De vraag is evenwel of dat niet onverwijld uitreiken in dit geval, daarbij rekening houdende met alle in
aanmerking komende belangen en omstandigheden, moet leiden tot een schorsing van de tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zijn de aan de
disciplinaire
straf ten grondslag liggende strafwaardige gedragingen van verzoeker dermate ernstig en gevaarzettend voor de orde en veiligheid in de inrichting, dat er, ondanks voormeld vormverzuim, geen grond is om tot schorsing van de gewraakte beslissing van de
directeur over te gaan. Het verzoek moet derhalve worden afgewezen. Ten overvloede overweegt de voorzitter dat, met name gezien de gevolgen van een dergelijke disciplinaire straf voor de betrokken gedetineerde, de directeur er voor zorg draagt dat de
bij de strafoplegging behorende formaliteiten in acht worden genomen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 14 april 2011.

secretaris voorzitter

Naar boven