Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0853/GB, 27 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:27-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/853/GB

Betreft: [klager] datum: 27 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager, en mr. J.M. Keizer, ingediend namens klager,

gericht tegen een op 4 maart 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 26 november 2009 gedetineerd. Klager is veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De einddatum van detentie is gesteld op 20 mei 2011. Klager verblijft sedert 12 mei
2010 in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Hoewel gedetineerden die weigeren mee te werken aan een traject Terugdringen Recidive (TR) in beginsel niet doorfaseren naar een z.b.b.i, dient klager toch geplaatst te worden in een z.b.b.i. Klagers detentie eindigt op 20 mei 2011 en er is te weinig
tijd om alsnog mee te doen met een TR-traject.
Een TR-traject is op vrijwillige basis en klager wil daaraan niet meewerken. Klager wordt belemmerd in zijn vrijheid en terugkeer in de maatschappij.
Indien het beroep gegrond wordt verklaard verzoekt klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 35.000,=. Klager had al een jaar in een z.b.b.i. kunnen verblijven en bij een normale werkgever kunnen werken.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Aanvankelijk nam klager deel aan TR en op grond van de uitslag van de RISc is een re-integratieplan opgesteld. Klager heeft aangegeven niet mee te willen werken aan onderzoeken, die de Reclassering nodig acht om de kans op recidive te verkleinen en
klager weigert derhalve deel te nemen aan een traject dat het risico van recidive verkleint. Dit heeft als consequentie dat de detentiefasering niet verder gaat dan een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) zonder regimair verlof.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,=
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Ingevolge artikel 2, tweede lid onder c, van de Regeling komen voor plaatsing in een z.b.b.i. of afdelingen niet in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie is geconstateerd dat zij deelname weigeren, dan wel hun deelname weigeren voort te
zetten aan een traject in het kader van het programma TR.

4.3. Uit het selectieadvies van de locatie Norgerhaven van 24 februari 2011 blijkt dat klager heeft laten weten twijfels te hebben over deelname aan het programma TR omdat de Reclassering ingeschakeld wordt. Klager heeft aangegeven niets met de
Reclassering te maken te willen hebben. Klager is verteld dat als hij niet zou meewerken zijn detentiefasering niet verder gaat dan een b.b.i. zonder regimair verlof. Klager is aangemerkt als TR weigeraar en de inrichting heeft geadviseerd klagers
verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. af te wijzen.
De beslissing van de selectiefunctionaris is derhalve juist, zodat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 27 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven