Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3616/TB, 10 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3616/TB

betreft: [klager] datum: 10 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.A. Deenik, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 29 november 2010 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 april 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman C.A. Deenik, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar het FPC De Rooyse Wissel, locatie Maastricht.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Minister van Justitie heeft op 8 oktober 1998 beslist om klager te plaatsen in het FPC Dr. S. van Mesdag te
Groningen. Op 18 mei 2010 heeft het FPC Dr. S. van Mesdag een verzoek tot ruiling gedaan.
Op 29 november 2010 heeft de Staatssecretaris beslist om klager door middel van ruiling over te plaatsen naar FPC De Rooyse Wissel, locatie Maastricht. Deze overplaatsing is op 3 december 2010 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het FPC Dr. S. van Mesdag heeft in oktober 2008 een longstaystatus voor klager aangevraagd. In verband met de laatste vordering verlenging tbs hebben de deskundigen geadviseerd om de geleidelijke resocialisatie van klager opnieuw te onderzoeken in een
andere tbs-inrichting en zijn resocialisatie voortvarend aan te pakken.
Uit het arrest van het gerechtshof Arnhem van 25 oktober 2010, waarbij klagers tbs met een jaar is verlengd, volgt dat het hof het uitermate belangrijk vindt dat een aanvang wordt gemaakt met klagers resocialisatie. In verband met de resocialisatie is
het voor klager van groot belang dat hij op niet al te grote afstand van Hoorn verblijft, waar zijn zuster woont. Zij is de enige van zijn familie met wie hij nog contact heeft. Zijn zuster heeft een slechte gezondheid en is, omdat zij een kind met een
aandoening heeft, aan huis gebonden. Met de trein doet zij meer dan drie uur over het traject Hoorn-Maastricht. Zij probeerde hem in de Dr. S. van Mesdag eenmaal per jaar te bezoeken.
Zijn zus zou een belangrijke rol kunnen spelen in klagers behandeling. Hij heeft gevraagd aan FPC Dr. S. van Mesdag om haar bij de behandeling te betrekken, maar daar is niet op ingegaan. Zijn behandeling staat al ruim twee jaar stil.
De patstelling in FPC Dr. S. van Mesdag lag niet alleen aan klager, maar heeft ook te maken met wisselingen in het behandelteam en het ontbreken van vertrouwen.
In de locatie Maastricht gebeurt bijna niets. Er is geen resocialisatieafdeling. Begeleide verloven zijn nu gestart, maar niet voor klager.
Klager heeft geïnformeerd naar zijn resocialisatie. Hij heeft als antwoord gekregen dat FPC De Rooyse Wissel niet volledig geïnformeerd is door het FPC Dr. S. van Mesdag en dat hij helemaal opnieuw moet beginnen. Hij voelt zich in Maastricht niet op
zijn plek, voelt zich eenzaam zonder familie om zich heen.
Hij wil graag resocialiseren in de omgeving van Alkmaar/Hoorn. Vanuit Maastricht is dat niet te realiseren.
In het midden en westen van het land zijn voldoende tbs-inrichtingen, waarin klager geplaatst zou kunnen worden. Klager had graag willen wachten totdat er plek in het midden of het westen van het land vrijkwam. Hij zat niet op een schopstoel in het FPC
Dr. S. van Mesdag.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat een spoedig vervolg van de behandeling prevaleert boven het regionaliteitsbeginsel, tenzij er behandelinhoudelijke redenen zijn om een verpleegde in een bepaalde regio te plaatsen. Klager is
nog
niet in die fase beland. Hij verblijft sinds 4 december 2010 op de inkomstenafdeling van de locatie Maastricht.
Resocialisatie heeft een gefaseerd karakter. Een volgende fase zou zijn begeleid verlof, daarna onbegeleid verlof. Het is aan de inrichting om te bezien of zijn sociale netwerk een rol kan spelen in de behandeling en daartoe stappen te ondernemen.
Het is juist dat er momenteel meer tbs-plekken vrij zijn dan voorheen, maar ruiling is de snelste manier om verpleegden over te plaatsen. De inrichtingen nemen contact met elkaar op en de Staatssecretaris formaliseert de ruiling.
Klager kon het snelst geplaatst worden in de locatie Maastricht. FPC De Rooyse Wissel heeft resocialisatieafdelingen en ook andere locaties.
Het resocialisatietraject vangt aan met begeleid verlof. Resocialisatie vindt niet altijd plaats in de omgeving van het sociale netwerk; dat kan zelfs contra geïndiceerd zijn.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of ersoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het verzoek om ruiling met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet
bestaan van een beheers/vluchtrisico.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing genomen onder verwijzing naar de brief van 18 mei 2010 van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag.
In de brief staat vermeld dat in oktober 2008 de inrichting een longstaystatus voor klager heeft aangevraagd. Na rapportage door het PBC in 2009, die in opdracht van het gerechtshof Arnhem is uitgebracht, waaruit volgde dat de behandelmogelijkheden nog
niet zijn uitgeput en bepaalde potentiële behandelgebieden onvoldoende zijn geëxploreerd en benut, heeft de inrichting de longstayaanvraag ingetrokken. Omdat er geen verdere ontwikkeling meer werd verwacht van de behandeling van klager in het FPC Dr.
S.
van Mesdag, is besloten om het verzoek te doen om klager naar een andere inrichting over te plaatsen voor een nieuwe behandelpoging.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn zuster kan niet tot een ander oordeel leiden. Het belang dat de nieuwe behandelpoging in een nieuwe tbs-inrichting zo snel mogelijk kan aanvangen, weegt naar het oordeel van de
beroepscommissie in dit geval zwaarder dan klagers regionale voorkeur. Daarbij komt dat in dit stadium van klagers behandeling (nog) niet is gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van
plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden.
Het is aan de inrichting om af te wegen en te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling en eventuele resocialisatie van belang zal zijn dat zijn familieleden daarbij worden betrokken. De wijze waarop door een tbs-inrichting invulling
wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven