Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2060/GB, 14 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:14-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 01/2060/GB

Betreft: [...] datum: 14 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 15 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 oktober 2001 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 3 maart 2001 gedetineerd. Na een verblijf in het huis van bewaring (h.v.b.) De Blokhuispoort sober, is hij geplaatst in de gevangenis De Marwei, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Van daaruit ishij op 6 juli 2001 overgeplaatst naar unit 2 te Dordrecht, een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap.

2.2. Klager ondergaat drie gevangenisstraffen van respectievelijk acht weken, vijftien maanden met aftrek en zes weken. De tenuitvoerlegging van deze straffen is aangevangen op 3 maart 2001. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 8 februari 2002. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van twee weken en in totaal 49 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriftente ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting als volgt toegelicht.
Het was voor hem een zware klap dat zijn overplaatsingsverzoek is afgewezen. Hij heeft nooit klachten gehad van de penitentiair inrichtingswerkers (p.i.w.-ers) en hij houdt zich altijd aan de regels die gesteld worden.
Zijn verzoek is afgewezen, omdat er weinig vertrouwen is dat hij op een juiste wijze met geboden vrijheden om zal weten te gaan. Klager vindt het raar dat de selectiefunctionaris dit louter op schriftelijke stukken heeft bepaald.Zij heeft klager nog nooit gesproken of gezien.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De inrichting heeft negatief geadviseerd omtrent klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting. De officier van justitie heeft te kennen gegeven niet in te stemmen met een reguliere verlofregeling. Uit deinrichtingsrapportage blijkt dat klager geplaatst is op de kleine gevangenisafdeling waar meer aandacht en structuur geboden kan worden. Dit lijkt, gelet op klagers functioneren, waarbij hij zich laat meeslepen door verhalen enhalve waarheden, een terechte plaatsing. Hij moet door zijn gedrevenheid in het vertellen van verhalen regelmatig bijgestuurd worden. Hij trachtte onjuistheden over personeelsleden te vertellen en hij uitte valse beschuldigingen.
De gerichte begeleiding en het verblijf in een kleinere groep lijken vruchten af te werpen, nu er geen rapporten opgemaakt zijn over zijn gedrag. De stap naar een inrichting met minder structuur en een bewustere deelname aan hetgroepsgebeuren zou een stap te ver zijn. Bovendien bestaat er weinig vertrouwen in dat klager tijdig terug zal keren van een eventueel te verlenen verlof. De officier van justitie heeft ook negatief geadviseerd omtrent het verlenenvan een algemeen verlof. Hij heeft aangegeven eventueel in te willen stemmen met het verlenen van een eenmalig algemeen verlof in de laatste periode van klagers detentie. Tot nu toe is klager nog niet met (algemeen) verlof geweest.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing ineen beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rolspeelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van depreventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen deaard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in het bijzonder gelet op het door unit 2 teDordrecht gegeven herselectieadvies, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 14 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven