Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2954/GM, 9 mei 2011, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2954/GM

betreft: [klager] datum: 9 mei 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 september 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie heeft de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Nieuwegein in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 6 juli 2010, betreft de niet adequate behandeling van klagers enkelklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Zijn enkel was gebroken en had geopereerd moeten worden.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager heeft bij binnenkomst op 12 april 2010 aan de verpleegkundige aangegeven dat hij sinds 2008 last heeft
van zijn linkerenkel. Hij is dezelfde dag gezien door een arts die hem doorverwijst naar de fysiotherapeut. Op 3 mei 2010 geeft klager bij de arts aan dat fysiotherapie geen effect heeft gehad en wordt hij verwezen naar het ziekenhuis voor een foto.
Daar blijkt sprake van een degeneratieve afwijking bij een oude fractuur. Uit overleg met een chirurg en een orthopeed komt naar voren dat er geen indicatie is voor een operatie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken, waaronder het his en de reactie van de medische dienst vast dat klager regelmatig met de klachten aan zijn linker enkel bij de medische dienst is geweest. Zijn klachten zijn serieus genomen en nadat
fysiotherapie niet bleek te helpen is klager naar het ziekenhuis verwezen en is overleg geweest met specialisten. Deze geven aan dat er geen indicatie is voor een operatie.
Nadien wordt klager met enige regelmaat gezien door de medische dienst, waarbij zijn klachten nog steeds serieus worden genomen en de wijze van behandelen wordt uitgelegd.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 mei 2011

secretaris voorzitter

Naar boven