nummer: 10/3486/GA
betreft: [klager] datum: 4 mei 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 9 juli 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Havenstraat te Amsterdam, voor zover daarbij geen tegemoetkoming is toegekend en de beklagen ongegrond zijn verklaard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen betreffen:
1. (HS-2010-030) de omstandigheden tijdens het luchten;
2. (HS-2010-031) het feit dat klager een dag te lang in de isoleercel heeft doorgebracht en
3. (HS-2010-032) het ontbreken van de mogelijkheid zich tijdens het verblijf in de isoleercel te reinigen voor het gebed.
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag onder 1 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft de beklagen onder 2 en 3 ongegrond verklaard op de
gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht. Bij een gegrondverklaring dient te worden onderzocht of klager schade of iets dergelijks heeft ondervonden. Wanneer er geen
tegemoetkoming wordt toegekend, is het de vraag wat het nut is van een klaagschrift. De omstandigheden waaronder klager moest luchten zorgden voor lichamelijke onderkoeling en waren onder de norm van een fatsoenlijke bejegening. Dit had als gevolg dat
er niet behoorlijk kon worden gelucht. Klager heeft hieronder geleden.
Het kan niet zo zijn dat wanneer wordt aangegeven dat er een straf van drie dagen wordt opgelegd, klager daadwerkelijk vier dagen in de strafcel dient te verblijven. Zo werkt de Pbw niet. Er was geen sprake van een bewaardersarrest en drie dagen is
niet
gelijk aan vier dagen. De ingangsdag had gewoon de eerste dag, dus de zondag moeten zijn. Er is sprake van nalatigheid. Het komt er op neer dat klager een dag voor niks in de strafcel heeft gezeten. Praktijk en theorie komen niet overeen. Het kan niet
zo zijn dat de fouten die worden gemaakt, worden rechtgepraat door de beklagcommissie. Klager verzoekt om een tegemoetkoming. Het is onmogelijk de disciplinaire straf later in te laten gaan dan het daadwerkelijke moment van plaatsing in de strafcel,
helemaal wanneer hier geen besluitvorming conform de Pbw aan ten grondslag ligt.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Een gedetineerde heeft het recht dagelijks minimaal één uur te luchten. De directeur dient, behoudens bijzondere omstandigheden, er zorg voor te dragen dat de middelen aanwezig zijn om dit recht daadwerkelijk uit te kunnen oefenen. Bescherming tegen de
weersomstandigheden, in dit geval door middel van het verstrekken van warme kleding, vormen een onderdeel van deze zorgplicht. Nu niet aan deze zorgplicht is voldaan en klager hier hinder van heeft ondervonden, kan de beroepscommissie zich niet
verenigen met het oordeel van de beklagcommissie om ondanks de gegrondverklaring van het beklag onder 1 geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal dan ook in zoverre gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkoming
vaststellen van € 10,=.
Hetgeen voor het overige in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond
worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft het beklag onder 1 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de beklagen onder 2 en 3 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 4 mei 2011
secretaris voorzitter