Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0031/GB, 30 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/31/GB

Betreft: [klager] datum: 30 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Steenbrink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 december 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 3 februari 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het feit dat klager het delict waarvoor hij is veroordeeld ontkent, betekent niet dat daarmee het risico op eventueel recidive een gegeven is. De selectiefunctionaris heeft zijn standpunt niet met concrete feiten onderbouwd en heeft het positieve
advies
van de p.i. Dordrecht niet besproken. Het bezwaar van de Advocaat-Generaal houdt echter niets meer in dan de woorden: ‘gelet op de persoon van het slachtoffer heb ik bezwaar tegen inwilliging van het verzoek.’ Niet duidelijk is of de Advocaat-Generaal
op de hoogte is van klagers (nieuwe) verlofadres, dat niet in de nabijheid is van de woonplaats van een van de twee vermeende slachtoffers. Klager voldoet aan alle gestelde voorwaarden voor plaatsing en het verzoek is ten onrechte afgewezen.

3.1. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft beroep in cassatie aangetekend tegen het arrest van het Gerechtshof Den Bosch, waarbij hij tot een gevangenisstraf van vijf jaar is veroordeeld. De fictieve einddatum van detentie is gesteld op 3 juni 2012.
Klager voldoet aan de objectieve criteria voor plaatsing in een b.b.i.
In het kader van het traject terugdringen recidive (TR) is een Risc afgenomen, maar omdat klager zijn delict ontkent is er geen inschatting te maken van het recidiverisico. De Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof Den Bosch heeft bezwaar tegen
plaatsing
in een b.b.i. en verwijst naar de persoon van het slachtoffer, klagers kleindochter.
Gelet op de feiten waarvoor klager in hoger beroep is veroordeeld en het feit dat het recidiverisico niet is vast te stellen is het verzoek afgewezen. Het advies van het Openbaar Ministerie is daarbij meegewogen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Uit het selectieadvies van de p.i. Dordrecht
van
26 november 2011 blijkt dat nu klager de feiten ontkent, vanuit het programma TR geen goed advies gegeven kan worden omtrent de detentiefasering. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven, gelet op de persoon van het slachtoffer, bezwaar te hebben tegen
klagers plaatsing in een b.b.i
De selectiefunctionaris heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat klager, mede gelet op het gegeven dat het recidiverisico niet is vast te stellen, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 30 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven