Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0169/TB - eindbeslissing, 28 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/169/TB - eindbeslissing

betreft: [klager] datum: 28 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 19 augustus 2008 van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 5 juni 2009, 18 november 2010 en 28 januari 2011. In haar tussenbeslissing van 1 juli 2009 heeft de beroepscommissie de behandeling van het beroep aangehouden voor de duur van een half
jaar
in afwachting van de adviezen van het NIFP en de LAP.

Ter zitting van 28 januari 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De
raadsman van klager heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting van de beroepscommissie te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Veldzicht (hierna: Veldzicht).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 19 januari 1973 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is in 1973
aangevangen. Klager heeft van 1973 tot en met 1981 verbleven in de Dr. S. van Mesdagkliniek en van 1982 tot en met 1985 in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek.
Op 18 juli 1986 is klager geplaatst in Veldzicht. Deze inrichting heeft klager in 2002 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 14 september 2002 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar
ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. Als gevolg van klagers problematiek is hij niet geplaatst in een longstayvoorziening. Bij brief van 20 augustus 2008 heeft Veldzicht opnieuw verzocht klager in een
longstayvoorziening te plaatsen. Klager is op 18 augustus 2008 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van Veldzicht. De Staatssecretaris heeft op 19 augustus 2008 beslist klager in die voorziening te plaatsen. Klager is op 27
augustus 2008 geplaatst op de longstayafdeling West 3 van Veldzicht. Bij brief van 6 maart 2009 heeft Veldzicht de longstaystatus van klager herbevestigd. Op 22 en 25 juni 2009 hebben [...], forensisch psychiater, respectievelijk [...], GZ-psycholoog,
rapport uitgebracht over de wenselijkheid van een plaatsing van klager op een longstayafdeling. Op 3 juni 2010 heeft de LAP de longstayplaatsing bevestigd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep toegelicht als weergegeven in de tussenbeslissing van 1 juli 2009. Daarnaast is door en namens klager het volgende naar voren gebracht.
Klager heeft uitdrukkelijk bezwaar aangetekend tegen het onderzoek met psychiater [...], omdat deze psychiater eerder in het kader van de zesjaarsrapportage een voor klager negatief rapport heeft uitgebracht. Psychiater [...] kan derhalve niet meer
objectief oordelen. Dat desondanks door hem een rapport is uitgebracht is onaanvaardbaar en onjuist. Klager meent dat door deze gang van zaken het LAP-advies ondeugdelijk tot stand is gekomen en dat hij geen eerlijk en zorgvuldig onderzoek heeft gehad.
Klager meent verder dat een verkeerde diagnose is gesteld en dat hij niet conform ‘state of the art’ is behandeld. Het is dubieus dat psychiater [...] een rapport heeft opgesteld zonder inhoudelijk met klager te spreken en met name relateert en
herhaalt
uit het rapport uit 2008.
Klager gelooft nog in een therapeutische interventie die op termijn tot verlof en/of resocialisatie zou kunnen leiden. Klager vindt dat ten onrechte aan hem de longstaystatus is toegekend. Er is geen noodzaak tot voortzetting van de longstaystatus.
Klager verzoekt om aanhouding van de behandeling van de zaak, zodat hij opnieuw door een vrouwelijke psychiater kan worden onderzocht. Klager wordt liever door een vrouw onderzocht, omdat hij zich tegenover mannen geblokkeerd voelt.
Klagers bezwaar is niet gericht tegen de locatie van de longstayvoorziening. De naam longstay suggereert dat men is afgeschreven. Er zijn niet veel verschillen ten opzichte van de rapporten van eind jaren negentig. Toen werd de wens van klager een
geslachtsverandering te ondergaan, weggeschreven als een vorm van sadisme. Ook in de recente rapportages spreekt men over klager als een persoon met een sadistische inslag. Klager heeft bezwaar dat men op deze manier over hem schrijft. Klager legt zich
niet neer dat men zijn seksuele identiteit niet accepteert. Klager ziet mogelijkheden voor een behandeling, maar niet voor de soort stoornis waar in de rapporten over wordt gesproken. Klager weigert mee te werken aan een benadering waarbij op voorhand
wordt uitgegaan van zijn vermeende sadistische inslag. Klager weigert vragenlijsten in te vullen. Men probeert hem allerlei stoornissen in de schoenen te schuiven. Klager wil dat de karaktermoord ophoudt. De inrichting moet serieus op klagers bezwaren
ingaan. Klager wil dat men anders tegen hem aankijkt. Pas dan kan er gesproken worden over een behandeling. Klager wil een geslachtsverandering. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager een brief van 5 december 2010 aan de kantoorgenoot van mr.
Heidanus, mevrouw mr. Veenstra voorgelezen en een kopie hiervan overgelegd aan de beroepscommissie.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het standpunt naar voren gebracht zoals weergegeven in de tussenbeslissing van 1 juli 2009. Daarnaast is namens de Staatssecretaris de beslissing als volgt toegelicht. De plaatsing van klager in de
longstayvoorziening voldoet aan de criteria. De Staatssecretaris betreurt dat geen hernieuwd advies aan de plaatsing in de longstayvoorziening ten grondslag heeft gelegen. Thans zijn nieuwe rapportages van de LAP en het NIFP beschikbaar, die de
plaatsing van klager in een longstayvoorziening onderschrijven. Al met al meent de Staatssecretaris dat een plaatsing van klager in een longstayvoorziening geïndiceerd is.

4. De beoordeling
Klager is op 27 augustus 2008 geplaatst in een longstayvoorziening. De Staatssecretaris heeft deze plaatsing geformaliseerd bij schriftelijke mededeling van 19 augustus 2008. In de tussenbeslissing van 1 juli 2009 heeft de beroepscommissie geoordeeld
dat niet aannemelijk is geworden dat de schriftelijke mededeling aan klager is uitgereikt. Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde mededelingsplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing van
de Staatssecretaris op formele grond te worden vernietigd. Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 100,=.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien
a) er blijkens recente risicotaxatie risico bestaat dat hij een ernstig delict pleegt en het risico voor fysieke schade van anderen zodanig groot is dat de maatschappij daartegen moet worden beschermd,
b) beveiliging naast eventuele zorg nodig is om te voorkomen dat hij tot onder a) bedoeld ernstig delict komt,
c) het delictrisico niet zodanig is afgenomen dan wel beheersbaar is geworden dat hij buiten de onder b) bedoelde vormen van beveiliging en toezicht kan,
d) hij conform ‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit heeft geleid tot een substantiële vermindering van het delictgevaar, en
e) er geen mogelijkheid is tot plaatsing in de Geestelijke Gezondheidszorg vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 20 augustus 2008, de pro justitiarapportages van 22 en 25 juni 2009 van [...],
forensisch psychiater, respectievelijk van [...], GZ-psycholoog en het advies van de LAP van 3 juni 2010, welke naar het oordeel van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de
noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening, heeft de Staatssecretaris er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager
aan
alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen het blijvend hoge risico op gewelddadig gedrag en het ontbreken van therapeutische interventies. Klager heeft beperkte medewerking verleend aan zijn behandeling. Er bestaat naar het oordeel van de beroepscommissie geen
aanleiding voor een nader onderzoek van klager door een vrouwelijke psychiater.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager in een longstayvoorziening van Veldzicht te plaatsen materieel niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder b van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt bepalen dat haar uitspraak
met betrekking tot de plaatsing van klager in een longstayvoorziening van Veldzicht in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak omtrent de plaatsing van klager in een longstayvoorziening van Veldzicht in de plaats treedt van die beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Staatssecretaris toekomende tegemoetkoming op € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven