Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3719/GM, 26 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3719/GM

betreft: [klager] datum: 26 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.P.F. Hoens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 8 december 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 maart 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klagers raadsman gehoord.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, en op behoorlijke wijze was opgeroepen, heeft via zijn raadsman laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Nieuwegein heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 1 oktober 2010, betreft de niet adequate behandeling van diverse medische klachten van klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is aangevoerd dat hij niet de noodzakelijke medische zorg heeft ontvangen. Zo is er niet dan wel te laat gereageerd op diverse klachten die met name tijdens klagers detentie opspelen. Ook is er met onnodige vertraging contact opgenomen
met
de behandelend arts van buiten de inrichting.
Klager krijgt te weinig beweging, hij wilde meer naar buiten, onder meer om te kunnen hardlopen. Klager zou wekelijks zijn opgeroepen door de medische dienst, maar uit het His blijkt niet van een wekelijks contact. In verband met schouderklachten zou
klager op 7 oktober 2010 geopereerd worden. Deze afspraak is door de inrichting afgezegd. Er is te weinig aandacht voor klagers aandoening.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Met betrekking tot de schouderklachten is aangegeven dat deze problemen onder de aandacht zijn en dat klager te zijner tijd zou worden opgeroepen voor een operatie.
Ten aanzien van de hepatitis-B infectie is er een nieuwe diagnose gesteld omdat klager geen toestemming gaf de informatie in een ziekenhuis in België op te vragen.
Klagers buikklachten zijn behandeld, na augustus 2010 heeft hij hier geen klachten meer over gehad.
De been-rugklachten zijn gediagnosticeerd en klager heeft ontstekingsremmers en fysiotherapie voorgeschreven gekregen.
Voor de zwelling aan zijn enkel linkerzijde droeg klager reeds een steunkous.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van het zich bij de stukken bevindende medisch dossier vast dat klager regelmatig door de (arts van de) medische dienst is gezien. Zijn verscheidene klachten zijn daarbij serieus genomen en waar nodig is fysiotherapie
of medicatie voorgeschreven.
Met betrekking tot hetgeen ter zitting is aangevoerd over de te beperkte mogelijkheden zich buiten te kunnen bewegen wordt opgemerkt dat niet is gebleken dat klager dit op medisch voorschrift zou moeten doen. Daarbij staan de beperkingen van een
detentiesituatie aan frequente bewegingsmogelijkheden in de buitenlucht in de weg.
Nu niet is gebleken dat de medische dienst anderszins ten aanzien van klager is tekortgeschoten is de beroepscommissie, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden
aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 26 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven