Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0949/GB, 20 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 11/949/GB

Betreft: [klager] datum: 20 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 maart 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing om zich op 19 april 2011 te melden in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard voor het ondergaan van een vrijheidsstraf
van 42 dagen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is op 22 december 2008 door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen. Op 18 maart 2011 is klager opgeroepen zich op 19 april 2011 te melden bij de b.b.i. van de locatie Westlinge.

Naar aanleiding van een ingekomen schorsingsverzoek heeft de voorzitter van de beroepscommissie het schorsingsverzoek toegewezen (kenmerk 11/0951/GB).

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris stelt dat de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) de selectiefunctionaris geen ruimte biedt om op grond van persoonlijke omstandigheden te kiezen voor een inrichting met een ander
beveiligingsniveau dan wel een andere vorm van tenuitvoerlegging van detentie. Het wegen van de Regeling is juist gericht op differentiatie in plaatsing op grond van de specifieke omstandigheden van de gedetineerde. In specifieke individuele gevallen
waarin sprake is van bijzondere omstandigheden heeft de selectiefunctionaris de mogelijkheid een bijzondere vorm van detentie te creëren. Het argument van de selectiefunctionaris dat dit onwenselijk zou zijn omdat dan een ieder zou opteren voor
plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) is een oneigenlijk argument. Klager is van mening dat de selectiefunctionaris gehouden was oog en oor te hebben voor de uitzonderlijke omstandigheden die klager aan zijn bezwaar ten
grondslag had gelegd. Klager heeft zijn verzoek gebaseerd op redenen van medische en zakelijke aard. Klager heeft dan ook verklaringen van medische en andere aard overgelegd. Uit de medische stukken blijkt dat er sprake is van een zeer ernstige
chronische aandoening, namelijk de ziekte van Crohn. Klager dient op 19 april 2011 een nadere buikscan te ondergaan en vervolgens zal er op korte termijn operatief ingrijpen geboden zijn. Ten aanzien van de psychische klachten merkt klager op dat deze
klachten aanzienlijk zullen verergeren indien er sprake zal moeten zijn van aaneengesloten detentie. Daarnaast spelen ernstige financiële problemen en daaruit voortvloeiende familieomstandigheden een grote rol. Indien klager zou moeten worden
onderworpen aan deze vorm van tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van 42 dagen betekent dit onder meer dat klager gebonden is aan de zeer beperkende regels die ook gelden voor het regime in de b.b.i. Indien klager deze vorm van detentie dient te
ondergaan, heeft dit zonder enige twijfel tot gevolg dat hij zijn eenmanspraktijk als algemeen jurist en belastingjurist onherstelbaar en definitief vaarwel moet zeggen met alle gevolgen van dien voor klager en zijn gezin. Klager heeft geen vervanger.
De selectiefunctionaris stelt dat de medische problematiek geen contra-indicatie zal opleveren voor detentie. Dit betreft slechts het marginaal gemotiveerde oordeel van de medisch adviseur van het ministerie. Daartegenover heeft klager vele medische en
paramedische verklaringen overgelegd, die allen aangeven dat detentie zowel op somatische als op psychische gronden van medische aard ernstig gecontra-indiceerd is. Detentie brengt voor klager een zeer aanzienlijke stressverhogende factor met zich mee
met rechtstreekse gevolgen voor zijn ziekte van Crohn en zijn psychische gesteldheid. Klager zou graag een alternatieve vorm van detentie ondergaan en verzoekt de datum van detentie zodanig in tijd op te schorten dat klager alsnog in staat zal zijn
zich
voor te bereiden op de detentie. Immers thans kreeg klager zonder vooroverleg met de selectiefunctionaris op enig moment te horen dat hij zich binnen vier weken nadien diende te melden. Op dat moment waren al de enige verplichtingen vastgelegd. De
selectiefunctionaris stelt ten onrechte dat klager de kans van elektronische detentie min of meer moedwillig voorbij zou hebben laten gaan, beweerdelijk omdat hij zo nodig met vakantie moest gaan. De reden waarom op dat moment de elektronische detentie
niet doorging was omdat klager gratieverzoeken had ingediend en eerst de uitkomst daarvan wilde afwachten, niet wetende dat de mogelijkheid tot elektronische detentie werd afgeschaft. Klager wil zijn standpunt bij voorkeur ook nog mondeling toelichten.
Klager verzoekt om een nadere termijn om op adviezen die ten grondslag gelegd zijn aan de beslissing op zijn gratieverzoeken te reageren.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Regeling biedt de selectiefunctionaris geen ruimte om op grond van persoonlijke omstandigheden te kiezen voor een inrichting met een ander beveiligingsniveau. Het meewegen van persoonlijke omstandigheden bij de bepaling van het beveiligingsniveau is
voor een zelfmelder onwenselijk omdat een ieder wegens financiële en of familieomstandigheden in dat geval zou opteren voor plaatsing in een z.b.b.i. De medische problematiek van klager vormt blijkens de stukken van het Bureau Individuele Medische
Advisering geen contra-indicatie voor het ondergaan van detentie. Zelfmelders worden geplaatst in een b.b.i. Afhankelijk van de duur van de straf, het strafrestant en andere omstandigheden kunnen zij na verloop van tijd in aanmerking komen voor
plaatsing in een z.b.b.i. Klagers verzoek om opschorting van detentie heeft de selectiefunctionaris bereikt nadat hij al een beslissing op het bezwaar had genomen. De selectiefunctionaris vindt het vreemd dat klager dit verzoek niet meteen naar voren
heeft gebracht. De acht zittingen die klager stelt te hebben in de 42 dagen na 19 april 2011 kunnen moeilijk aan zijn aandacht zijn ontsnapt en zijn evenmin genoemd in het kader van het primaire verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. Hierbij komt dat
klager zijn standpunten onderbouwt met veel stukken, terwijl klager geen stukken zoals uitnodigingen van gerechten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij acht zittingen gepland heeft staan. Voor zover klager met het begrip
“zittingen” afspraken met cliënten voor ogen heeft, kan van klager worden verwacht dat deze afspraken worden verzet. Voorts heeft klager niet aangegeven voor welke periode hij uitstel beoogt. De selectiefunctionaris zet vraagtekens bij het uiterst
zwarte scenario dat klager voor zichzelf en zijn gezin schetst wanneer hij 42 dagen detentie dient te ondergaan. De elektronische detentie waarvan klager geen gebruik heeft gemaakt, heeft geen rol gespeeld bij de beoordeling van het bezwaar. Wel had
klager de situatie die thans is ontstaan kunnen voorkomen door hiervan gebruik te maken. Klager merkt op in beroep dat hij dit niet heeft gedaan vanwege zakelijke verplichtingen. Uit verschillende stukken blijkt dat de afspraak voor een aansluiting
voor
elektronische detentie op 6 juli 2010 geen doorgang heeft gevonden omdat klager telefonisch heeft aangegeven met vakantie te gaan.

4. De beoordeling
Het op 15 april 2011 ingekomen verzoek van klager om een nadere termijn om op adviezen in verband met zijn gratieverzoeken te reageren, wordt afgewezen omdat de beroepscommissie zich voldoende ingelicht acht om op het beroep gericht tegen de beslissing
op het bezwaar tegen de oproep voor een b.b.i. te beslissen. Ook het verzoek om een mondelinge toelichting te geven wordt om die reden afgewezen.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat klager onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd waarom de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf per 19 april 2011 moet worden ontraden. Klagers medische problematiek vormt volgens het Bureau Individuele Medische
Advisering geen contra-indicatie voor het ondergaan van detentie. Overigens is klager er al een aanzienlijke periode van op de hoogte dat hij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf dient te ondergaan en heeft dan ook de gelegenheid gehad om zijn
zakelijke werkzaamheden over te dragen aan een ander. Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van b.c. L. van Alff, secretaris, op 20 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven