Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2989/GA, 14 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2989/GA

betreft: [klager] datum: 14 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.I.A. Schröder, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 oktober 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 februari 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.I.A. Schröder. De directeur van de p.i. Haarlem heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter
zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie;
b. het onthouden van medische hulp;
c. het niet mogen bellen met zijn advocaat, voor zover de beklagcommissie daarbij geen tegemoetkoming heeft toegekend.

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de onderdelen a en b ongegrond verklaard en het beklag wat betreft onderdeel c van het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat het beklag ten onrechte deels ongegrond is verklaard. Aan klager is vier dagen opsluiting in eigen cel opgelegd. Hij heeft
echter vijf dagen achter de deur gezeten. Verder heeft een p.i.w.-er klager op 6 juni 2010 geslagen en ondanks herhaaldelijk verzoek is daar geen arts bijgeroepen.
Klager verkeerde in de veronderstelling dat hij vanuit de bezoekzaal een blikje frisdrank mee naar zijn cel mocht nemen. Dat werd hem altijd toegestaan. Klager werd er echter door een bewaarder op aangesproken en dat schoot klager in het verkeerde
keelgat. Klager geeft toe dat hij zich onvriendelijk heeft uitgelaten tegenover de bewaarder. Hij ontkent echter zich bedreigend te hebben opgesteld.
Wat betreft het onthouden van medische hulp blijft klager erbij dat hij geen lichte zet heeft gekregen, maar een flinke duw. Naar aanleiding hiervan heeft klager letsel opgelopen en herhaaldelijk verzocht om een arts. Klager meent dat hij bezocht had
moeten worden door een arts. De bewaarders kunnen niet inschatten of klager gezien moet worden door een arts. Als klager verzoekt om een arts moet daaraan gehoor worden gegeven. De bewaarder heeft klager tegen zijn schouder geduwd. Klager is vervolgens
tegen de muur gevallen. Na twee dagen zei de medische dienst dat de schouder gekneusd is.
Wat betreft het beklag over het door klager niet mogen bellen met zijn advocaat heeft de beklagcommissie ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Klager heeft voordat zijn strafzaak werd behandeld niet de mogelijkheid gehad om met zijn advocaat te
bellen, terwijl zijn advocaat dringende verzoeken om te bellen had achtergelaten. Het was nodig om overleg te voeren en doordat dat niet heeft kunnen plaatsvinden, heeft klager schade geleden. Klager meent dat hem alsnog een tegemoetkoming moet worden
toegekend. Klager meent dat hij wel tijdig beroep heeft ingesteld tegen dit onderdeel van het beklag. Het beroepschrift van 15 oktober 2010 is een meer algemeen beroep geweest, dat vervolgens per brief van 8 november 2010 is gespecificeerd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie leiden. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde recht op verzorging door een aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger. De beroepscommissie is van oordeel dat verzoeken van een gedetineerde om een arts moeten worden
gehonoreerd, tenzij duidelijk sprake is van obstructie. In onderhavig geval heeft klager aangevoerd dat hij tegen een muur is gevallen en herhaaldelijk heeft verzocht om een arts. Nu klager tevens ter zitting van de beroepscommissie onweersproken heeft
verklaard, dat twee dagen na het incident de medische dienst bij hem een gekneusde schouder heeft geconstateerd, is de beroepscommissie van oordeel dat de weigering de medische dienst op te roepen in strijd is met de in artikel 42 van de Pbw gegeven
zorgplicht van de directeur. Het beroep zal derhalve in zoverre gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming
aangewezen
en stelt deze vast op € 20,=.

c.
In het beroepschrift van 15 oktober 2010 is namens klager beroep ingediend tegen de deels ongegrond verklaarde onderdelen van het beklag. Pas in de nadere gronden van 8 november 2010 wordt aangevoerd dat het beroep ook ziet op het gegrond verklaarde
onderdeel van het beklag, voor zover daarbij geen tegemoetkoming is vastgesteld. Gelet op de in artikel 69, eerste lid, van de Pbw gegeven termijn van beroep is dit onderdeel te laat voorgesteld. Klager is derhalve in zoverre niet-ontvankelijk in zijn
beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.
Zij verklaart klager niet-ontvankelijk in onderdeel c van het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F. Bauduin, voorzitter, mr. M. Boone en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 14 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven