Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3804/SGA, 24 december 2011, schorsing
Uitspraakdatum:24-12-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3804/SGA

Betreft: [klager] datum: 24 december 2010

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...] verder verzoeker te noemen, tijdelijk verblijvende in de locatie Ooyerhoek te Zutphen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de locatie De Kruisberg te Doetinchem van 17 december 2010, inhoudende de oplegging van een
disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 17 december 2010 om 17.00 uur en eindigend op 24 december 2010 om 17.00 uur, wegens – kortweg – betrokkenheid bij een handgemeen met een medegedetineerde.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 19 december 2010 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 22 december 2010.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Verzoeker heeft zich verdedigd toen hij door een medegedetineerde werd aangevallen. Verzoeker is verder niet agressief geweest. De directeur is meer afgegaan op het verhaal van de
medegedetineerde. Zowel verzoeker als de medegedetineerde heeft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel opgelegd gekregen. Verzoeker had minder straf moeten krijgen omdat de medegedetineerde zijn cel was binnengekomen en
verzoeker verder niets had gedaan. Verzoeker mocht zichzelf verdedigen.

De directeur heeft – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – onder meer het volgende aangevoerd. Tijdens het koken is een woordenwisseling ontstaan tussen verzoeker en een medegedetineerde. Verzoeker ging hierna naar zijn cel. De
medegedetineerde is daarna op verzoekers cel aangetroffen. Ze waren aan het vechten. Als gevolg daarvan hadden beiden zichtbare plekken op hun hals/gezicht. Ze hebben dezelfde straf opgelegd gekregen. Omdat de strafcellen in de locatie De Kruisberg
bezet waren, is verzoeker overgebracht naar een strafcel in de locatie Ooyerhoek te Zutphen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. De voorzitter acht voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker betrokken was bij een handgemeen met een medegedetineerde. Gelet daarop is de beslissing van de directeur om hem daarvoor onderhavige
disciplinaire straf op te leggen – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet onredelijk of onbillijk. Het verzoek dient daarom in zoverre te worden afgewezen.

De directeur heeft aangevoerd dat de disciplinaire straf niet in de locatie De Kruisberg ten uitvoer kon worden gelegd en dat de disciplinaire straf daarom ten uitvoer wordt gelegd in de locatie De Ooyerhoek te Zutphen.

De directeur is op grond van het bepaalde in artikel 52, eerste lid, van de Pbw, bevoegd om te beslissen dat een dergelijke disciplinaire straf in een andere inrichting ten uitvoer wordt gelegd. Daarbij geldt evenwel het vereiste van het tweede lid van
eerdergenoemd artikel 52 van de Pbw, te weten dat er sprake is van overeenstemming met de selectiefunctionaris. Van een dergelijke overeenstemming is niet gebleken. Daarnaast ontbreekt, althans is deze niet overgelegd, een mededeling als bedoeld in
artikel 58 van de Pbw met betrekking tot die tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf in een andere inrichting. Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor een gedeeltelijke toewijzing van het verzoek, nu de beslissing van de directeur
niet voldoet aan de wettelijke vormvoorschriften als bepaald in artikel 52 en 57 van de Pbw.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur voorzover betrekking hebbend op de tenuitvoerlegging van de onderhavige disciplinaire straf in de locatie De Ooyerhoek te Zutphen.
Hij wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 december 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven