Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3862/GA, 7 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3862/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. W.C. den Daas, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 december 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Almere in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. W.C. den Daas om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Door de politie Utrecht is aangevoerd dat klager voor zijn aanhouding een andere identiteit heeft aangenomen door zich te legitimeren met een identiteitsbewijs van een ander. Klager betwist dat dit een weigeringsgrond ex artikel 4, aanhef en onder c en
j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) zou opleveren.
Voorts betwist klager dat een aanvaardbaar verlofadres ontbreekt. De politie gaf aan dat de hoofdbewoonster van het opgegeven verlofadres erg schrok toen zij werd gevraagd en uitdrukkelijk ‘nee’ schudde met haar hoofd. Zij sprak geen Nederlands. De
hoofdbewoonster heeft in het geheel niet begrepen wat de politie haar vroeg. Zij schrok van het feit dat de politie aan de deur was. Zij verstond wel klagers naam, dacht dat de politie hem zocht en dat de politie dacht dat klager bij haar verbleef en
daarom schudde mevrouw het hoofd. De inrichting had bij de beslissing tot afwijzing het onzorgvuldige advies van de politie niet mogen laten meewegen.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Uitgegaan wordt van de informatie van de politie. Het onderzoek van de politie wordt niet opnieuw gedaan. Klager is gezegd een nieuw verzoek met een nieuw verlofadres in te dienen.
Tevens heeft klager op een eerder moment geprobeerd drugs in te voeren en heeft hij positief gescoord op een urinecontrole. Deze zaken zijn van invloed op de afwijzing.

3. De beoordeling
De directeur heeft klagers verlofaanvraag afgewezen in verband met het hiervoor omschreven negatieve advies van de politie omtrent het door klager opgegeven verlofadres.
Klager heeft in beklag en in beroep hierop gemotiveerd gereageerd. De directeur is hierop niet ingegaan en heeft gesteld uit te gaan van de informatie van de politie en niet opnieuw onderzoek te doen.
De beroepscommissie is van oordeel dat het advies van politie onvoldoende duidelijk is en ruimte openlaat voor de verklaring die klager voor het reageren van de bewoonster heeft gegeven en dat dit onvoldoende grond vormt om de verlofaanvraag af te
wijzen.

Voorts is door de directeur aangevoerd dat het verzoek is afgewezen, omdat klager op een eerder moment heeft geprobeerd om drugs in te voeren via zijn invoer en klager positief heeft gescoord bij een urinecontrole.
Uit het inrichtingsadvies volgt dat klager op 14 mei 2010 een sanctie is opgelegd voor een poging tot invoer van contrabande via zijn invoer en dat klager een sanctie is opgelegd in verband met een positieve urinecontrole op softdrugs op 28 juni 2010.
De beroepscommissie is van oordeel dat laatst genoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond, bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven