Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3872/GA, 7 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3872/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 20 december 2010 van de alleensprekende \beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag – voor zover in beroep aan de orde – en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – het niet doorgaan van een eerder toegewezen verzoek om incidenteel verlof in het kader van de aan klager opgelegde
ISD-maatregel.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als
volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Het beklag was gericht tegen de omstandigheid dat een aan klager toegekend verlof, met begeleiding, niet is doorgegaan. Dat verlof is echter wel doorgegaan. Er was alleen een week vertraging, omdat niet eerder kon worden gezorgd voor begeleidend
personeel. Omdat klager vanuit de extramurale fase van het ISD-traject was teruggeplaatst naar de p.i. Vught, zulks in verband met harddruggebruik en het niet nakomen van afspraken, en omdat het de eerste verlofaanvraag na die terugplaatsing betrof, is
besloten dat het verzoek onder begeleiding plaats diende te vinden. Het verzoek om verlof is indertijd goedgekeurd met de voorwaarde dat klager onder begeleiding van personeel een aantal uren de inrichting zou kunnen verlaten. Omdat de reden voor het
verlof niet tijdsafhankelijk was – klager wilde zijn tuin opruimen – heeft hij geen nadeel ondervonden door het verplaatsen van de verlofdatum. Er is daarom, anders dan de beklagrechter heeft geoordeeld, geen sprake van een intrekking of afwijzing van
het verlof. Om die reden zou het beklag ongegrond dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Niet is weersproken dat het verzoek om incidenteel verlof in het kader van een aan klager opgelegde ISD-maatregel door de directeur is toegewezen en dat dit verlof, nu er een voorwaarde van begeleiding door inrichtingspersoneel aan was verbonden,
uiteindelijk niet op de in de beslissing van de directeur van 22 september 2010 vermelde datum van 4 oktober 2010 is doorgegaan. Voorts is niet weersproken dat dit verlof uiteindelijk een week later wel heeft plaatsgevonden. De vraag die allereerst
beantwoording behoeft is of dat niet op de gemelde datum doorgang vinden van het verlof moet worden verstaan als een intrekking van dat verlof.
Aannemelijk is geworden dat het verlof niet op 4 oktober 2010 kon doorgaan door een gebrek aan personeel, zodat niet kon worden voldaan aan de aan het verlof verbonden bijzondere voorwaarde. Nu de directeur een datum heeft vastgesteld voor het verlof
en
ook de voorwaarde van begeleiding door inrichtingspersoneel aan dat verlof heeft verbonden, komt de aanwezigheid van onvoldoende personeel voor zijn risico en rekening. Dat betekent dat er (materieel gezien) inderdaad sprake is geweest van een
intrekking van het verlof op gronden die deze intrekking niet konden dragen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een – voor zover in beroep aan de orde – andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt – voor zover in beroep aan de orde – de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven