nummer: 01/1839/TA
betreft: [...] datum: 28 januari 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 5 oktober 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 17 september 2001 van de beklagcommissie bij Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 27 november 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], staffunctionaris algemene enjuridische zaken. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de separatie d.d. 9 juli 2001 tot en met 12 juli 2001 wegens een handgemeen met een medeverpleegde.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager begrijpt niet dat sociotherapeuten bij bewoners erop aandringen elkaar op verantwoordelijkheden aan te spreken, maar dat zij je fout vinden als je dat daadwerkelijk doet. Klager trof een met koffie bevuild laken aan en vroegaan een medebewoner of die dat had veroorzaakt. Deze werd zo boos dat hij klager aanvloog. Klager heeft zich beperkt tot het vastpakken van de polsen van zijn belager. Toen hij in opdracht van het personeel losliet, kreeg hij nogeen klap in zijn gezicht. Hoewel hij het niet onbegrijpelijk vindt dat in zo'n situatie tot separatie wordt overgegaan, had hij diezelfde middag weer terug naar de afdeling gekund. Er vielen met hem in de separeercel wel afsprakente maken, hij weigerde echter toe te geven enige schuld aan het conflict te hebben gehad. Toen na enkele dagen weer een psychiater hem in de separeerruimte bezocht, heeft deze partij voor hem gekozen en hem naar de afdeling latenterugkeren.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, als volgt toegelicht.
Ingeval van een gevecht tussen twee bewoners wordt tegen beide opgetreden. Na de vechtpartij is zowel klager als zijn aanvaller gesepareerd. Doordat klager in de separeerruimte weigerde te beloven dat hij bij terugkeer naar deafdeling niet direct weer de confrontatie met de medebewoner zou aangaan, was het niet verantwoord de separatie te beëindigen. In die periode was klager psychotisch.
De vraag of klager is gehoord alvorens is beslist tot voortzetting van zijn separatie en of deze beslissing door een beslissingsbevoegde is genomen kan niet met zekerheid worden beantwoord. Er is geen schriftelijke mededeling van debeslissing tot voortzetting van de separatie.
3. De beoordeling
Ten aanzien van de formele vereisten van separatie overweegt de beroepscommissie het volgende.
Artikel 34, eerste lid, BVT juncto artikel 7, vierde lid sub b., BVT bepaalt dat de bevoegdheid tot separatie van een verpleegde is voorbehouden aan het hoofd van de inrichting, terwijl krachtens het derde lid van artikel 34 BVT hethoofd van de afdeling waar de verpleegde verblijft bij dringende noodzakelijkheid de beslissing tot separatie voor ten hoogste vijftien uren kan nemen.
Vast staat dat op 9 juli 2001 tussen klager en een medeverpleegde een handgemeen heeft plaatsgehad, waarna zowel klager als de medeverpleegde ter handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting is gesepareerd. Klagersseparatie is op 9 juli 2001 te 12.15 uur aangevangen. Blijkens de schriftelijke mededeling d.d. 9 juli 2001 heeft het plaatsvervangend hoofd van de afdeling van klagers verblijf gebruik gemaakt van de bevoegdheid ex artikel 34,derde lid, BVT. Vervolgens heeft de psychiater na bezoek aan klager in de separeerruimte geoordeeld dat het niet verantwoord was om binnen de termijn van vijftien uren de separatie te beëindigen. Niet gesteld, noch gebleken is dathet hoofd van de inrichting of diens plaatsvervanger ex artikel 6, vierde lid, BVT daarop heeft beslist tot voortzetting van de separatie, dat klager hieromtrent door het hoofd van de inrichting is gehoord, dan wel schriftelijk isgeïnformeerd. Dit leidt ertoe dat naar het oordeel van de beroepscommissie de beslissing tot voortzetting van klagers separatie onbevoegd is genomen. Het beroep voor zover dat betrekking heeft op de periode van 10 juli 2001 tot enmet 12 juli 2001 zal dan ook op formele gronden gegrond worden verklaard.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt.
Vast is komen staan dat klager is aangevallen door een medeverpleegde. Aannemelijk is dat dat gebeuren de orde of veiligheid op de afdeling zo zeer in het geding heeft gebracht dat het afdelingshoofd in redelijkheid kon beslissenbeide bij het handgemeen betrokkenen te separeren. Gebleken is dat klager nog diezelfde middag is bezocht door een psychiater, onder andere ter beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de separatie. Aannemelijk is gewordendat klager vervolgens weigerde afspraken te maken omtrent zijn gedrag jegens de betreffende medeverpleegde bij terugkeer naar de afdeling, volgens eigen zeggen omdat hij part noch deel had gehad aan het incident. Terugkeer naar deafdeling werd op dat moment niet verantwoord geacht. Blijkens de stukken en het ter zitting verklaarde heeft de psychiater klager op 12 juli 2001 opnieuw in de separeerruimte bezocht en het voor zijn terugkeer naar de afdelingopgestelde programma besproken, waarna de separatie is opgeheven. Gelet op klagers persistentie in de ontkenning van zijn rol in zowel het gebeuren als bij zijn terugkeer op de afdeling, waarvan hij ook ter zitting nog blijk gaf, isnaar het oordeel van de beroepscommissie de voortzetting van klagers verblijf in de separeerruimte met het oog op de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting materieel niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijkof onbillijk aan te merken. Materieel zal het beroep ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie is, gehoord het hoofd van de inrichting, van oordeel dat nu het beroep voorzover dat betrekking heeft op de periode van 10 juli 2001 tot en met 12 juli 2001 op formele gronden gegrond zal worden verklaard en degevolgen daarvan niet meer ongedaan zijn te maken, enige tegemoetkoming aan klager geboden is. Zij stelt deze geldelijke ten laste van de inrichting komende tegemoetkoming vast op € 10,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover dat betrekking heeft op de separatie op 9 juli 2001 formeel ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover dat betrekking heeft op de separatie gedurende de periode van 10 juli 2001 tot en met 12 juli 2001 op formele gronden gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van debeklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 10 ,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep op materiële gronden ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 28januari 2002.
secretaris voorzitter
nummer: 01/1839/TA
betreft : [...], verder klager te noemen.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 27 november 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: mr. Y.A.J.M. van Kuijck en drs. J.R. van Veldhuizen.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.
Gehoord zijn klager en namens het hoofd van de de Dr. S. van Mesdagkliniek, [...], staffunctionaris algemene en juridische zaken.
Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager begrijpt niet dat sociotherapeuten bij bewoners erop aandringen elkaar op verantwoordelijkheden aan te spreken, maar dat zij je fout vinden als je dat daadwerkelijk doet. Klager trof een met koffie bevuild laken aan en vroegaan een medebewoner of die dat had veroorzaakt. Deze werd zo boos dat hij klager aanvloog en in zijn borst kneep. Klager heeft zich beperkt tot het vastpakken van de polsen van zijn belager. Toen hij in opdracht van het personeellosliet, kreeg hij nog een klap in zijn gezicht. Hoewel hij het niet onbegrijpelijk vindt dat in zo'n situatie tot separatie wordt overgegaan, had hij diezelfde middag weer terug naar de afdeling gekund. Er vielen met hem in desepareercel wel afspraken te maken, hij weigerde echter toe te geven enige schuld aan het conflict te hebben gehad. Toen na enkele dagen weer een psychiater hem in de separeerruimte bezocht, heeft deze partij voor klager gekozen enhem naar de afdeling laten terugkeren.
Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Ingeval van een gevecht tussen twee bewoners wordt tegen beide opgetreden. Na de vechtpartij is zowel klager als zijn aanvaller gesepareerd. Doordat klager in de separeerruimte weigerde te beloven dat hij bij terugkeer naar deafdeling niet direct weer de confrontatie met de medebewoner zou aangaan, was het niet verantwoord de separatie te beëindigen. In die periode was klager psychotisch.
De vraag of klager is gehoord alvorens is beslist tot voortzetting van zijn separatie en of deze beslissing door een beslissingsbevoegde is genomen kan niet met zekerheid worden beantwoord. Er is geen schriftelijke mededeling van debeslissing tot voortzetting van de separatie.
secretaris voorzitter