Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3948/GV, 5 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3948/GV

betreft: [klager] datum: 5 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 december 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen..

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Hij voldoet aan alle voorwaarden om voor verlof in aanmerking te komen. Het is hem niet duidelijk welke weigeringsgrond aan de beslissing ten grondslag is gelegd. Na twee jaar ingesloten te hebben gezeten wegens openstaande boetes wil klager zich graag
voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij. Door het dwangmiddel gijzeling is klager de mogelijkheid ontnomen zijn boetes te voldoen en de problemen van hem en zijn gezin op te lossen. Aan klagers belang wordt door de afwijzing volledig voorbij
gegaan.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef in detentie vanaf 17 februari 2009 op grond van subsidiaire hechtenis van in totaal 40 dagen. Na afloop daarvan verbleef hij in detentie vanwege 104 lex mulder zaken voor een bedrag van in totaal € 11.037,45. Het betreft een
vrijheidsbenemdende maatregel die klager dwingt tot het betalen van het openstaande bedrag. Op grond van deze insluitingstitel komt klager in redelijkheid niet in aanmerking voor verlof of detentiefasering. Als klager met verlof wil rest hem niets
anders dan het bedrag dat openstaat te voldoen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van gevangenis Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op klagers gedrag in de inrichting.
De officier van justitie is aangeschreven door de inrichting, maar heeft niet gereageerd.
De politie Alphen aan den Rijn heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager onderging een subsidiaire hechtenis van 40 dagen en ondergaat thans 104 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Uit artikel 36e, achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht volgt dat deze lijfsdwang als maatregel wordt aangemerkt.

Artikel 1 onder n en artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting hebben betrekking op het verlenen van algemeen verlof tijdens de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf en niet op het verlenen van algemeen verlof tijdens de
tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel. Verlofverlening tijdens de tenuitvoerlegging van die maatregel strookt ook niet met het karakter van lijfsdwang, dat bedoeld is als pressiemiddel om aan een betalingsverplichting te voldoen.

Gelet op het bovenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.J.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 5 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven