Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3117/GA, 5 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3117/GA

betreft: [klager] datum: 5 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 oktober 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis van de penitentiaire inrichting Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagrechter
De beklagen betreffen het wegens ziekte gedurende twee dagen ingesloten worden.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklagen op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht.
De klacht betrof de opgelegde maatregel van insluiting op cel wegens weigering van werk, terwijl klager ziek was. De beklagrechter had niet mogen afgaan op de enkele bewering van de directeur, maar had een reactie van de medische dienst moeten vragen.
Van de maatregel is geen schriftelijke mededeling gedaan en de directeur heeft de maatregel niet mondeling toegelicht.
Door de directeur wordt aangevoerd dat het landelijk beleid is dat gedetineerden die niet deelnemen aan een activiteit worden ingesloten. Dit wordt onderbouwd door een memo van 7 juli 2010. In deze memo staat echter niet dat ziekte een reden voor
insluiting is. Bovendien wordt er gesproken over insluiting wanneer een gedetineerde niet wil deelnemen aan een activiteit. Klager was ziek, van een vrije wil is derhalve geen sprake. Voorts staat het niet deelnemen aan arbeid niet in de memo. Dit is
begrijpelijk, aangezien arbeid niet valt onder de noemer activiteiten. Activiteiten houden in “bezigheden ten behoeve van gedetineerden, buitenom verblijf op cel en arbeid”. Ook uit het gegeven dat voor arbeid een financiële vergoeding wordt ontvangen,
blijkt dat arbeid niet onder activiteiten valt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie leest de beklagen aldus dat deze zijn gericht tegen het feit dat klager op 18 en 19 augustus 2010 toen hij ziek was, werd ingesloten voor onder meer de duur van de arbeid. Dit betreft jegens hem door of namens de directeur genomen
beslissingen in de zin van artikel 60 van de Pbw. Klager had dus ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn beklagen. De beroepscommissie zal de beklagen zelf afdoen.

Artikel 20, tweede lid, van de Pbw bepaalt dat gedetineerden kunnen worden verplicht zich gedurende activiteiten waaraan zij niet deelnemen in hun verblijfsruimte op te houden. Dit is anders wanneer de gedetineerde door structurele omstandigheden
gelegen in zijn persoon niet aan een activiteit kan deelnemen. Daarvan is het onderhavige geval geen sprake. De beklagen zullen dan ook ongegrond worden verkaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklagen, maar verklaart deze beklagen ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 5 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven