Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3237/GA, 5 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3237/GA

betreft: [klager] datum: 5 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 oktober 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2011, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Grave.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van 12 dagen ingaande 9 mei 2010, omdat klager personeel fysiek heeft aangevallen en rijkseigendom heeft vernield.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager vraagt om aanhouding van de behandeling van het beroep omdat hij een nieuwe advocaat heeft. Klager geeft nog wel aan dat volgens hem bij de oplegging van de straf een psycholoog betrokken moet zijn.

Schriftelijk heeft klager aangevoerd dat hij de afhandeling leugens vindt en Brabants handjesgeklap. Het papierwerk in de p.i. Grave was een warboel en leugens. Klager heeft zijn verweer wel duidelijk gemaakt tijdens verhoor in Vught.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur verwijst naar het schriftelijk verslag. Desgevraagd kan de directeur de datum van uitreiking van de schriftelijke mededeling van de straf niet achterhalen. Klager is in ieder geval wel gehoord. De directeur heeft klager voordat hij werd
overgeplaatst nog gesproken. De directeur kan zich niet voorstellen dat het verslag niet is aangezegd, maar het staat niet aangegeven in het schriftelijk verslag. Dit is mogelijk een fout in het systeem geweest dat inmiddels is verbeterd. Er worden
geen
verslagen afgehandeld die niet zijn medegedeeld. Het schaderapport heeft uiteindelijk voor klager geen gevolgen gehad.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht en wijst het verzoek om aanhouding af. De door klager genoemde advocaat heeft zich niet in deze beroepszaak gesteld.

In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de gedetineerde mededeelt. In dit geval blijkt niet dat klager verslag is aangezegd. Nu niet aannemelijk is geworden dat aan
deze belangrijke formele voorwaarde voor strafoplegging is voldaan, is het beroep reeds om deze reden formeel gegrond. De uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal in zoverre gegrond worden verklaard. De
beroepscommissie acht termen aanwezig om klager een tegemoetkoming toe te kennen van €15,=.

Materieel is de beroepscommissie van oordeel dat de opgelegde straf, gelet op de inhoud van het schriftelijk verslag van 9 mei 2010, niet onredelijk of onbillijk is. De uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog formeel gegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming van €15,= toe.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, J.M.L. Pattijn msm en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 5 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven