Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0379/GV, 4 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/379/GV

betreft: [klager] datum: 4 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 februari 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt wel in aanmerking te komen voor algemeen verlof. Hij heeft ten minste één derde deel van zijn onvoorwaardelijk opgelegde straf ondergaan. Zijn strafrestant is meer dan drie maanden maar bedraagt minder dan één jaar. Voorts is er geen
sprake
van een situatie zoals genoemde in het derde lid van artikel 14, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Het is klager onduidelijk op welke grond het verlof is afgewezen. Klager heeft een aanvaardbaar verlofadres en
hij gedraagt zich goed in de inrichting waar hij thans verblijft. Er hebben zich gedurende klagers huidige detentie geen problemen voorgedaan. Klager heeft ook nimmer een disciplinaire straf of maatregel opgelegd gekregen. Hij neemt deel aan het
programma Terugdringen Recidive (TR) waarin hij onder andere met succes een COVA-training heeft afgerond. Er wordt gesteld dat het TR-traject moeizaam zou verlopen, maar deze stelling is niet onderbouwd. In het reclasseringsrapport betreffende het
TR-traject is opgenomen dat klager geen inzicht zou hebben in het door hem gepleegde delict. In hetzelfde rapport is ook opgenomen dat klager inziet dat hij behandeling nodig heeft van een psychiater vanwege zijn angstklachten en vanwege het delict dat
hij heeft gepleegd. Deze twee opmerkingen in het reclasseringsrapport stroken niet met elkaar. Klager is inmiddels ook in behandeling bij een psychiater. Voorts wordt het negatieve advies met betrekking tot het verzoek om algemeen verlof gesteund op
het
feit dat de behandeling bij De Waag zou zijn mislukt. Klager stelt zich op het standpunt dat hier een verkeerde voorstelling van zaken wordt gegeven. Bij de opstelling van het TR-traject werd een behandeling bij De Waag geïndiceerd. Klager heeft zich
welwillend tegenover deze behandeling opgesteld. Hij heeft diverse gesprekken met medewerkers van De Waag gevoerd. De Waag heeft zich echter voor de tweede maal op het standpunt gesteld dat aangezien een hulpvraag ontbrak de behandeling zou moeten
worden beëindigd. Het beëindigen van de behandeling, omdat er geen duidelijke hulpvraag is, is niet hetzelfde als het mislukken van een behandeling. Klager gaat ervanuit dat de grond om het verlof af te wijzen het feit is dat een confrontatie met het
slachtoffer vooralsnog ongewenst zou zijn. Nog daargelaten dat deze grondslag altijd zou kunnen blijven bestaan en dit zou betekenen dat klager nimmer met verlof kan gaan, is er ook geen reden om te vermoeden dat een dergelijke confrontatie zal
ontstaan. Gevaar voor confrontatie met het slachtoffer van een delict is één van de in de wet vastgelegde algemene belangen waartegen het individuele belang van de aanvrager dient te worden afgewogen. Indien een verlofaanvraag wordt afgewezen op grond
van dat gevaar is het in het kader van een zorgvuldige belangenafweging van belang dat dit gevaar nader feitelijk wordt onderbouwd. Zie de uitspraak van de beroepscommissie van 16 april 2010 inzake 10/437/GV. Het verlofadres van klager is in Haarlem.
Blijkens de stukken verblijft het slachtoffer niet meer in Haarlem maar op een schuiladres elders in het land. De afstand tussen het verlofadres en de woonplaats van het slachtoffer doet het risico op confrontatie verminderen. Voor zover sprake zou
kunnen zijn van vrees voor confrontatie met het slachtoffer kan dit worden ondervangen door het verbinden van één of meer bijzondere voorwaarden aan het verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor het plegen van een gewelddadig delict waarbij excessief geweld is gebruikt. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd. Vanuit het programma TR is een behandeling bij De Waag voorgesteld en die behandeling is
mislukt. Het OM maakt tevens melding van het feit dat het TR-traject moeizaam verloopt. Algemeen verlof dient verleend te worden om de terugkeer van de gedetineerde in de maatschappij soepel te laten verlopen en dat de gedetineerde zich kan
voorbereiden
op zijn terugkeer in de maatschappij. Het belang van het slachtoffer moet niet uit het oog verloren worden. Meegewogen is het gegeven dat de einddatum van klagers huidige detentie in januari 2012 valt. Er zijn nog voldoende mogelijkheden voor klager
over om zich op zijn terugkeer in de maatschappij voor te kunnen bereiden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag wegens het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers bij het door klager gepleegde delict. Klager heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Hij heeft excessief
geweld toegepast en door het Hof is expliciet overwogen dat er sprake is van een bijzonder ernstige inbreuk op de rechtsorde en op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van het slachtoffer, klagers ex-echtgenote. Eén van zijn
minderjarige kinderen was aanwezig bij het plegen van het delict. Nu de interventie bij De Waag is mislukt en het TR-traject moeizaam verliep is er geen reden om positief te adviseren.
De politie Haarlem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft op 17 januari 2009 getracht zijn ex-echtgenote om het leven te brengen (poging tot doodslag door meerdere messteken in borst en oog). Klager heeft zijn
ex-echtgenote in de jaren 2007 en 2008 meerdere malen ernstig mishandeld en bedreigd. De kans op herhaling is aanwezig. Elke confrontatie tussen klager en het slachtoffer is ongewenst. Het belang van het slachtoffer en haar twee zevenjarige kinderen is
zwaarwegender dan elke vorm van verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, waarvan één jaar voorwaardelijk, wegens poging tot doodslag. Klagers einddatum valt op of omstreeks 17 januari 2012.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen, omdat de Staatssecretaris het advies van het OM zwaar heeft laten wegen. Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt
tussen het individuele belang van de aanvrager van dat verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving. Gevaar voor confrontatie met het slachtoffer van een delict is een van die (in de wet vastgelegde)
algemene belangen. Indien een verlofaanvraag wordt afgewezen op grond van dat gevaar, is het – in het kader van een zorgvuldige belangenafweging – van belang dat dit gevaar nader feitelijk wordt onderbouwd. In het vrijhedenadvies van de p.i. Lelystad
is opgenomen dat klager in de jaren 2007 en 2008 meerdere malen zijn ex-vrouw ernstig heeft mishandeld en bedreigd. Klagers ex-vrouw verblijft thans op een schuiladres. Ook blijkt uit de aan de bestreden beslissing ten grondslag liggende stukken dat
klagers eer nog steeds gekrenkt is. Klager was al aangemeld bij de Waag voor behandeling, maar gezien het ontbreken van een hulpvraag is de behandeling afgesloten. Naar aanleiding van een gesprek tussen klager en medewerkers van TR heeft klager zich
alsnog aangemeld. Gebleken is dat klager dit voornamelijk had gedaan om de negatieve consequenties voor zijn TR-traject te vermijden. Door het wederom ontbreken van een hulpvraag is besloten om de behandeling weer te beëindigen. In het reïntegratieplan
van TR van 10 december 2009 is uitdrukkelijk bepaald dat gezien de ernst van het delict bij een trotse man die door de scheiding is gekrenkt en in zijn eer is aangetast, behandeling nodig is alvorens meer vrijheden toe te kennen.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en g van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 4 april 2011

secretaris voorzitter

Naar boven