Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2180/GA en 10/2190/GA, 30 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2180/GA en 10/2190/GA

betreft: [klager] datum: 30 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van de locatie Nieuwersluis en van [...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 19 juli 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Nieuwersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2010, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. T. de Bont, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Nieuwersluis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. de beslissing van de directeur van 6 juni 2010 om klaagster gedurende de nacht in afzondering te plaatsen,
b. de wijze waarop klaagster in afzondering is geplaatst,
c. het niet adequaat reageren op de medische klachten van klaagster.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. en c. ongegrond en het beklag onder b. gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
Aan klaagster is een tegemoetkoming toegekend van € 12,50.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Zij heeft een uur op de grond in haar cel gelegen en toen er niemand kwam is zij heel hard gaan gillen. De inrichting vond de orde in de inrichting belangrijker dan klaagsters medische klachten. Volgens klaagster is zij door het IBT overgebracht naar
de
afzonderingscel. De piw’ers hadden een helm op en een wapenstok. Klaagster is geboeid vervoerd. Pas de volgende ochtend heeft de directeur haar gezegd ze dat ze in afzondering zat en dat zij met het IBT was overgebracht.
Indien die avond eerst een arts had was geraadpleegd alvorens klaagster af te zonderen was de afzondering waarschijnlijk niet nodig geweest. De afzondering was prematuur en onzorgvuldig.
Er was geen noodzaak om klaagster geboeid over te brengen naar de afzondering. Zij was ziek en er was voldoende personeel. De arts, die klaagster die avond heeft bezocht, heeft hyperventilatie geconstateerd.
De raadsman verwijst naar de uitspraken 08/2397/GA van 3 februari 2009 en 05/1149/GA van 19 augustus 2005.
Klaagster is in haar nachtkleding, een topje en kort broekje, naar de afzondering gebracht. Zij moest buitenom en het regende. Zij had in de gelegenheid moeten worden gesteld om andere kleding aan te trekken.
In de uitspraak 10/0884/GA van 12 juli 2010, is aangegeven dat visitatie door twee vrouwelijke personeelsleden had moeten worden uitgevoerd. Een tussenoplossing zou zijn geweest dat de mannelijke personeelsleden op de gang hadden gewacht. Het beklag
dient ook op deze onderdelen gegrond te worden verklaard en klaagster dient een tegemoetkoming te worden verstrekt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In tegenstelling tot hetgeen door een collega-directeur ter zitting van de beklagcommissie is verklaard is het geen standaardprocedure om na 17.00 uur het Interne Bijstandsteam (IBT) in te zetten bij de plaatsing van een gedetineerde in een
afzonderingscel. De noodzaak van de inzet van het IBT wordt per geval beoordeeld. Op 6 juni 2010 is in overleg met het dienstdoende directielid besloten om klaagster door het aanwezige reguliere personeel, vijf mannen en een vrouw, in de
afzonderingscel
te plaatsen.
Het IBT is een speciaal team en de inzet van dit team dient schriftelijk te worden vastgelegd. Klaagster is die avond gevisiteerd door een vrouwelijk personeelslid.
Klaagster is die nacht in afzondering geplaatst in verband met het verstoren van de orde in de inrichting.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a.
In de avond van 6 juni 2010 had klaagster aangegeven pijn in de borststreek te hebben. Het personeel heeft haar die avond een paar maal op cel bezocht. Vaststaat dat klaagster na het laatste bezoek van het personeel is gaan schreeuwen en
geluidsoverlast
heeft veroorzaakt. Een aantal gedetineerden heeft via de intercom aangegeven dat er hard over de afdeling geschreeuwd werd.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat er voldoende aanleiding was om klaagster in afzondering te plaatsen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de beroepscommissie bevestigt in zoverre de uitspraak van de
beklagcommissie onder a.

Ten aanzien van b.
In tegenstelling tot hetgeen de directeur ter zitting heeft gesteld, is klaagster van mening dat zij door het IBT naar de afzonderingscel is vervoerd. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is evenwel niet aannemelijk geworden dat het IBT is
ingezet voor het overbrengen van klaagster naar de afzonderingscel. Daarbij verwijst de beroepscommissie naar de alsnog bijgevoegde e-mail met betrekking tot de nachtoverdracht op 6 juni 2010. Er is voorts geen rapport als bedoeld in artikel 9 van de
Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen opgesteld. Het beroep van directeur zal op dit onderdeel gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie is van oordeel dat er geen aanleiding was om klaagster geboeid over te brengen naar de afzondering. Er waren die avond voldoende personeelsleden, vijf mannen en een vrouw, om klaagster te begeleiden en van (de dreiging van)
daadwerkelijk verzet is niet gebleken. Het beroep zal op dit onderdeel gegrond worden verklaard en aan klaagster zal een tegemoetkoming worden toegekend.

Visitatie van mannelijke gedetineerden dient in beginsel te worden uitgevoerd door mannelijke personeelsleden en visitatie van vrouwelijke gedetineerden door vrouwelijke personeelsleden. Vaststaat dat klaagster is gevisiteerd door een vrouwelijk
personeelslid, zij het in het bijzijn van mannelijke collega’s. De directeur heeft derhalve voldaan aan de eisen van artikel 29, derde lid, Pbw terwijl, nu er slechts één vrouwelijk personeelslid aanwezig was, om veiligheidsredenen niet kan worden
verwacht dat de visitatie door haar wordt verricht, terwijl haar collega’s zich in een andere ruimte ophielden. Het beroep zal op dit punt ongegrond worden verklaard.

Klaagster beklaagt zich voorts over het feit dat zij in haar nachtkleding naar de afzondering is gebracht. Zij moest een stuk door de buitenlucht en het regende. Een en ander is door de directeur niet weersproken. De beroepscommissie is van oordeel dat
klaagster in de gelegenheid had moeten worden gesteld om iets over haar nachtkleding aan te trekken. Het beroep zal op dit onderdeel gegrond worden verklaard. Aan klaagster zal een tegemoetkoming van in totaal €12,50 worden toegekend.

Ten aanzien van c.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klaagster ten aanzien van a, b (visitatie in bijzijn van mannelijk personeel) en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van b. (de inzet van het IBT) gegrond en verklaart het beroep van klaagster ten aanzien van b. (handboeien bij de overbrenging naar de afzondering en overbrenging in nachtkleding),
gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beklag ten aanzien van de inzet van het IBT ongegrond en ten aanzien van laatstbedoelde twee punten gegrond.
Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 12,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, prof. mr. P.A.M. Mevis en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 30 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven