Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1759/GA, 30 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1759/GA

betreft: [klager] datum: 30 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Arkesteijn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 juni 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Noordsingel Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 januari 2011, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. T. Arkesteijn en [...], directeur van de locatie Noordsingel.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de tenuitvoerlegging ten aanzien van klager van ‘algehele beperkingen’ van 2 april tot en met 5 april 2010 terwijl daartoe geen opdracht bestond.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De uitspraak van de beklagcommissie is onbegrijpelijk en onjuist. Anders dan de beklagcommissie heeft aangenomen, is de directeur ten onrechte afgegaan op de inhoud van het voorgeleidingsformulier waarop staat vermeld dat beperkingen zijn opgelegd. Dat
voorgeleidingsformulier heeft, blijkens informatie van een parketmedewerker, geen officiële status en wordt enkel gebruikt voor transport van de gedetineerde. Dat was ook bekend bij de inrichting. De directeur heeft immers aan de beklagcommissie gemeld
dat er op 5 april 2010 contact is opgenomen met het arrondissementsparket in verband met de ontbrekende stukken en dat toen de beperkingen zijn teruggedraaid. De directeur had er daarom van op de hoogte kunnen zijn dat er stukken ontbraken en dat het
voorgeleidingsformulier niet afdoende was. De omstandigheid dat de afdeling bevolking van de inrichting op vrijdagmiddag na een bepaalde tijd niet meer bereikbaar is, kan de verwijtbaarheid van de directeur in deze niet opheffen. Dat geldt temeer nu te
allen tijde bij de piketofficier van justitie de juistheid van de vermelding van de beperkingen op het voorgeleidingsformulier had kunnen worden gecontroleerd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan de hand van de door de rechtbank meegestuurde akte blijkt of aan een gedetineerde beperkingen zijn opgelegd. Het komt ook voor dat dergelijke stukken voorafgaand aan de binnenkomst van een gedetineerde worden gefaxt door de rechter-commissaris of
de
officier van justitie.
In dit geval is klager pas op vrijdag na 17.00 uur in de inrichting binnengebracht. Er zijn geen stukken meegezonden en alleen het voorgeleidingsformulier was aanwezig. In dergelijke gevallen wordt dan uitgegaan van het voorgeleidingsformulier. De
afdeling bevolking neemt direct de volgende ochtend contact op met de rechtbank om de benodigde insluitingspapieren te verkrijgen. Nu klager op vrijdag 2 april 2010 na 17.00 uur is ingesloten kon pas maandagochtend 5 april 2010 contact worden opgenomen
met de rechtbank.
Dit is een gebruikelijke gang van zaken in de regio Rotterdam. Vooral op vrijdag zijn er veel voorgeleidingen en gedetineerden worden vaak na 17.00 uur naar de inrichting gebracht. De afdeling bevolking sluit echter om 17.00 uur en het is dan niet meer
mogelijk om de insluitingspapieren bij de officier van justitie of de rechter-commissaris op te vragen. Het komt ook voor dat de betreffende voorgeleidingsformulieren in de loop van de dag al naar de inrichting worden gefaxt. Indien de beslissing
anders
is geworden dan op dit formulier is aangegeven is de inrichting daarvan niet op de hoogte. Dit komt echter zelden voor.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat de tenuitvoerlegging van beperkingen voor de gedetineerde een ingrijpende beslissing is, waardoor zijn – toch al beperkte – vrijheden verder worden beknot. Die beperkingen mogen slechts door de directeur ten uitvoer
worden gelegd indien er sprake is van een daartoe strekkend bevel van de officier van justitie of de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken.
Niet staat ter discussie dat een dergelijk bevel niet gegeven is. Bij klagers binnenkomst in de inrichting was alleen een voorgeleidingsformulier aanwezig waarop stond vermeld dat aan klager door de officier van justitie alle beperkingen waren
opgelegd.

Hoewel de betreffende rechter-commissaris of de officier van justitie zorg dienen te dragen voor het meezenden van de vereiste stukken, mag de directeur van een penitentiaire inrichting bij gebreke daarvan niet zonder meer afgaan op een
voorgeleidingsformulier. In een dergelijk geval behoort de directeur contact op te nemen met de betreffende rechter-commissaris of de officier van justitie om na te gaan of aan een gedetineerde beperkingen zijn opgelegd.
Het beroep zal gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 25,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, prof. mr. P.A.M. Mevis en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 30 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven