nummer: 10/3661/TA
betreft: [klager] datum: 13 april 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 4 november 2010 van de beklagcommissie bij het FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft schriftelijk op het beroep gereageerd.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft a) de uitslagen van de urinecontroles en b) het opleggen van een drugssanctie.
De beklagcommissie heeft beklagonderdeel a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklagonderdeel b op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beslissing van de beklagcommissie is onvoldoende gemotiveerd. De omstandigheid dat klager de uitslagen van de urinecontroles betwistte, had aanleiding moeten zijn om navraag te doen bij het laboratorium. Klager beklaagt zich over een aan hem oplegde
‘maatregel standaard’. Klagers vrijheden werden voor tien dagen ingetrokken c.q beperkt. Hij vroeg om een mededeling van de maatregel, maar die heeft hij niet gehad. De maatregel is na tien dagen omgezet in ‘help op maat’, waarin de maatregel van
afdelingsarrest als bedoeld in artikel 33 van de Bvt kan worden gelezen. Op grond van 56 juncto 57 van de Bvt is sprake van een beklagwaardige beslissing. Dat sprake is van extra zorg of bescherming, zoals de inrichting stelt, is onvoldoende
onderbouwd.
Bovendien staat hierover niets vermeld in klagers behandelplan. Verzocht wordt om een financiële tegemoetkoming toe te kennen.
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Gezien de uitslagen van de urinecontroles (<25, 30 en 31) is in het geval van klager niet met zekerheid aan te geven of hij cannabis heeft (her)gebruikt. Het laboratorium duidt waarden tussen 25 en 30 aan als ‘waarschijnlijk positief’. Omdat dit erg
onduidelijk is en afhankelijk van vele factoren, wordt de conclusie van drugsgebruik alleen verbonden aan uitslagen van 50ug/l en meer. Dat neemt niet weg dat bij uitslagen van 25 tot 30 of bij veel ‘ruis’ extra ondersteuning of begeleiding gegeven kan
worden aan patiënten en dat is bij klager ook gebeurd. Klager heeft, nu hij verblijft in een tbs-kliniek, te dulden dat er beperkingen zijn ten aanzien van zijn rechten. De opstelling en/of wijziging van een behandelplan of het beleid binnen de
kliniek,
waar de onderhavige situatie onder valt, is niet beklagwaardig. Verzocht wordt klager niet-ontvankelijk te verklaren of om de klachten ongegrond te verklaren en om geen tegemoetkoming toe te kennen.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd met betrekking tot beklagonderdeel a kan – voor zover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal voor dit
gedeelte ongegrond worden verklaard.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat klager gedurende tien dagen in zijn vrijheid is beperkt door toepassing van de ‘maatregel standaard’. Klager betwist dat voornoemde beperking is opgenomen in zijn
behandelplan. De inrichting heeft het behandelplan niet overgelegd. De beroepscommissie overweegt dat de facto sprake is geweest van afdelingsarrest als bedoeld in artikel 33 van de Bvt. Klager kan derhalve ontvangen worden in zijn beklag.
Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. Hoewel het voorstelbaar is dat de inrichting vanwege ‘ruis’ met betrekking tot drugsgerelateerde zaken de interne bewegingsvrijheid wil beperken, kan daartoe niet worden overgegaan indien het
behandelplan daarin niet voorziet. In casu is door klager gesteld dat zijn behandelplan niet voorziet in enige beperking in de bewegingsvrijheid en deze stelling is door de inrichting onvoldoende gemotiveerd bestreden, zodat daarvan moet worden
uitgegaan. De maatregel die feitelijk neerkomt op afdelingsarrest is daarom onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie zal beklagonderdeel b dan ook gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen hiervan niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een
tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast op € 40,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor wat betreft onderdeel b, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in beklagonderdeel b en verklaart dit beklagonderdeel gegrond. Zij bepaalt de
aan klager toekomende tegemoetkoming op € 40,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 13 april 2011
secretaris voorzitter