Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3098/TA, 13 april 2011, beroep
Uitspraakdatum:13-04-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3098/TA

betreft: [klager] datum: 13 april 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. drs. M.L. Marcus-Daniëls, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 oktober 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij het FPC Dr. S. van Mesdag, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is gehoord [...], medewerker juridische zaken, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting.
Klagers raadsvrouw heeft schriftelijk aangegeven dat zij en klager geen gebruik zullen maken van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klaagschriften en de uitspraak van de beklagrechter
De klachten betreffen het feit dat het begeleid verlof op 13 augustus 2010 en op 18 augustus 2010 is ingetrokken.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – schriftelijk als volgt toegelicht.
De verloven zijn niet doorgegaan vanwege capaciteits- c.q. personeelsgebrek, hetgeen niet is toegestaan. Er is geen sprake van concreet aanwijsbaar gedrag van klager waardoor de beveiliging van de maatschappij moest prevaleren boven het daadwerkelijk
doorgang vinden van het geplande verlof. Van enig risico voor de maatschappij is niet gebleken. Het feit dat klager op 13 augustus 2010 in discussie is getreden omtrent het startmoment van zijn verlof, is assertief gedrag dat valt toe te juichen met
het
oog op zijn terugkeer in de maatschappij. Er is sprake van schending van artikel 6 van het EVRM. Verzocht wordt om een compensatie aan klager toe te kennen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van personeelstekort. Het gedrag van klager zelf is reden geweest om de verloven op 13 augustus 2010 en 18 augustus 2010 niet door te laten gaan. Op 13 augustus 2010 was er een conflict met de begeleider omdat klager het niet eens was
met een voorbespreking en hij later dan het geplande tijdstip van 15.30 uur terug wilde keren van verlof. De begeleider heeft toen besloten dat het verlof niet kon doorgaan. Vanaf toen tot 18 augustus 2010 zijn er conflicten geweest met klager. In de
ochtend van 18 augustus 2010 was er een ziekmelding van een personeelslid en dat is aan klager meegedeeld. Er was echter vervanging geregeld, waardoor het verlof had kunnen doorgaan. Echter, klager heeft op 18 augustus 2010 ook driemaal geweigerd om
aanwijzingen van het personeel op te volgen. Hij is gesepareerd en het werd niet verantwoord geacht hem op verlof te laten gaan.

3. De beoordeling
In beroep is gemotiveerd betwist dat sprake was van personeelstekort, waardoor de verloven niet hebben kunnen doorgaan. Naar het oordeel van de beroepscommissie is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk dat de
verloven van 13 augustus 2010 en 18 augustus 2010 geen doorgang hebben gevonden vanwege klagers gedrag. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 13 arpil 2011

secretaris voorzitter

Naar boven