Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3492/GB, 2 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3492/GB

Betreft: [klager] datum: 2 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 november 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 december 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden. Op 8 mei 2008 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden, waar een regime van algehele gemeenschap
geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De door het Openbaar Ministerie (OM) aangevoerde argumenten zijn met name terug te voeren op de door klager buiten getoonde gedragingen. Klager bestrijdt deze gang van zaken en de omschreven gedragingen hebben niet plaatsgevonden. Klager heeft tijdens
zijn strafzaak niet meegewerkt aan een psychologisch onderzoek. Daarom vermoedt het OM dat sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dit vermoeden is niet gebaseerd op een onderzoek, zodat dit niet mag meespelen bij de bepaling of klager
in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. De selectiefunctionaris heeft de term ‘anti-persoonlijkheidsstoornis’ vertaald als het feit dat klager een agressieve persoonlijkheid zou hebben. Van enige stoornis is niet gebleken. Klager heeft
inmiddels
zijn TR-traject met goed gevolg afgerond. De inhoud van een TR-traject wordt vormgegeven naar aanleiding van een Risc-analyse die wordt opgesteld door de Reclassering. Daaruit had de antipersoonlijkheidsstoornis naar voren kunnen komen, wat niet
gebeurd
is. Als de stoornis wel naar voren is gekomen, dan wordt daar in het kader van TR aandacht aan besteed en dan kan het klager eveneens niet worden tegengeworpen. Indien de redenering van het OM gevolgd wordt, betekent dit dat een gedetineerde niet kan
resocialiseren. Ook blijkt uit reclasseringsrapportages altijd wel van enige stoornis. Immers, als er geen risicofactoren en stoornissen bestaan, dan zal een gedetineerde niet hoeven deel te nemen aan een TR-traject. Dat gebeurt niet omdat dat gevolgen
zou hebben voor dienstverbanden van DJI-medewerkers. Verder wordt opgemerkt dat klager inmiddels onherroepelijk is veroordeeld, terwijl de beslissing uitgaat van de veronderstelling dat het arrest nog niet onherroepelijk is. Bovendien is niet voldaan
aan de procedurele eisen bij de afdoening van het bezwaar. Nu de raadsman stukken zijn onthouden en klager daarmee in zijn belangen is geschaad, dient het beroep gegrond verklaard te worden. De selectiefunctionaris heeft een termijn gegeven tot 25
november 2010, terwijl de bestreden beslissing dateert van 22 november 2010. Ook daarom dient het beroep gegrond te worden verklaard.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een detentieverleden vanaf 1997. Op 28 april 2007 is hij de laatste keer met ontslag gegaan en op 24 december 2007 is hij preventief ingesloten voor zijn huidige strafzaak. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar wegens
onder meer poging tot moord. Na het plegen van het delict is klager naar België gegaan om zich te voorzien van een vuurwapen. Naast de onderhavige strafzaak, dient klager nog andere detenties te ondergaan. Er is een Risc afgenomen. Het recidive-risico
is hoog. De inrichting heeft positief geadviseerd tot plaatsing in een b.b.i. Dat is vooral gebaseerd op klagers gedrag en zijn positieve gedrag bij interventies. Een andere afweging lijkt niet te zijn gemaakt. Klager heeft een Cova- en
leefstijltraining gevolgd. Een agressie-regulatietraining volgt nog. Op het moment van het verzoek om plaatsing in een b.b.i. was het strafrestant van klager nog 18 maanden. Het OM adviseert negatief tot plaatsing in een b.b.i. Klager is vaker
veroordeeld voor geweldsdelicten en heeft reeds meerdere jaren gedetineerd gezeten voor onder meer geweldsdelicten. Volgens het OM bestaat er een risico van maatschappelijke onrust en van een ongestoord verlof indien klager met verlof zou gaan. Zo
hebben gedragwetenschappers aanwijzingen gevonden voor antisociale persoonlijkheidsstoornissen, maar dat kon niet vastgesteld worden omdat klager niet wenste mee te werken aan een onderzoek hiernaar. De selectiefunctionaris acht het risico voor
verlofverlening op dit moment te groot.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de snelle recidive en de gegevens van het delict, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Het beroep wordt
daarom ongegrond verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven