Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3923/GB, 15 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3923/GB

Betreft: [klager] datum: 15 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.S. Kort, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 december 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 23 november 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 22 november 2010 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie De Schie, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de ongegrondverklaring van zijn bezwaar. Voor de gronden van zijn beroep wordt verwezen naar het bezwaarschrift en de aanvulling daarop.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In beroep zijn geen nieuwe feiten en/of omstandigheden aangevoerd. Om die reden wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden beslissing.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie De Schie is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Klager die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele
gemeenschap worden geplaatst. Uit de dossierstukken volgt dat klagers voorkeur uitgaat naar plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.).

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke
rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve
hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van
het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting.

4.3. Uit het selectieadvies van 8 november 2010 blijkt dat klager sinds 2002 ongeveer jaarlijks in aanraking komt met Justitie. Voor zijn huidige strafzaak is hij in eerste aanleg veroordeeld vanwege een misdrijf tegen het leven gericht. Gezien het
vorenstaande heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, mede gelet op de negatieve adviezen voor plaatsing in een inrichting met meer vrijheden, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting
met
een beperkt beveiligingsniveau. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 15 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven