Artikel 9. Tariefopbouw
9.1 Tariefopbouw
Dit artikel beschrijft het beleid dat de NZa hanteert om na toepassing van het toetsingskader van kostprijzen tot tarieven te komen. Ook wordt beschreven hoe tarieven worden vastgesteld voor prestaties waarbij er een andere basis is dan de kostenuitvraag.
9.2 Uitgangspunten
De NZa heeft in de 'Beleidsregel Algemeen kader tariefprincipes' (BR/REG-21152) opgenomen welke uitgangspunten de NZa hanteert bij het vaststellen van tarieven. Het beleid voor de tarieven in de Zvw, Wlz en de fz sluit hierop aan.
9.3 Normatieve huisvestingscomponent en normatieve inventariscomponent
In de tarieven van de instellingen is een normatieve vergoeding opgenomen voor de huisvestingskosten. De wijze waarop deze vergoeding is berekend, met uitzondering van die voor de Beschikbaarheidbijdrage mvo ggz is opgenomen in de vigerende 'Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecialiseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg'.
In de tarieven is een normatieve vergoeding opgenomen voor de kosten voor het financieren van de onderneming. Deze vergoeding is opgebouwd uit:
- de rente voor de inventaris;
- de kosten voor financiering van het werkkapitaal;
- de kosten voor financiering in geval van calamiteiten.
De tarieven worden jaarlijks aangepast aan het geldende prijspeil op basis van indexatie. Hiervoor worden verschillende prijsindexcijfers gehanteerd, zoals beschreven in artikel 9.9 van deze beleidsregel.
Als tarieven van prestaties op een andere wijze zijn opgebouwd dan de hierboven beschreven wijze, dan wordt dit apart toegelicht in deze beleidsregel of in een sectorspecifieke verantwoording bij tarieven.
9.4 Financieringslasten nhc en nic
De kosten van de kapitaallasten bij verblijfsdagen maken integraal onderdeel uit van de verblijfsprestatie. De wijze waarop deze kosten worden bepaald, staat beschreven in de 'Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecialiseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg'.
Voor verblijfsprestaties met beveiligingsniveau 2, 3 en 4 in de geneeskundige ggz wordt de nhc-component van de forensische zorg overgenomen.
De kosten van kapitaallasten bij consulten, overige prestaties en toeslagen maken integraal onderdeel uit van deze prestaties. De wijze waarop deze kosten zijn opgebouwd, staat beschreven in de 'Eindrapportage Kapitaallasten bij behandeling' van juli 2019. In deze rapportage staat beschreven hoe de huisvestingskosten per activiteit geïndexeerd worden.
De kosten voor investeringen in de inventaris zijn voor alle prestaties onderdeel van de reguliere kostprijzen.
9.5 Ondernemingsfinanciering instellingen
De kosten voor het financieren van de instelling maken onderdeel uit van de tarieven in de ggz en fz: financiering van huisvesting, werkkapitaal, rente inventaris én, en dit alleen voor de prestaties in het kader van het zorgprestatiemodel, de gederfde opbrengsten van eigen vermogen dat wordt aangehouden als buffer om calamiteiten op te vangen.
De kosten voor het financieren van huisvesting en inventaris zijn normatief bepaald via de nhc/nic-component, zoals opgenomen onder artikel 9.4 van deze beleidsregel.
De NZa past voor de kosten van het financieren van werkkapitaal een opslag toe op de kostprijzen. Deze opslag is gebaseerd op een marktconform rentepercentage.
In de tarieven voor het zorgprestatiemodel wordt een vergoeding berekend voor het gederfd rendement op het eigen vermogen dat wordt aangehouden.
Bij al deze berekeningen wordt rekening gehouden dat het vermogen vaak deels wordt aangewend voor zorgactiviteiten die buiten de scope vallen van dit onderzoek.
9.6 Ontwikkelingen na bronjaar 2023
In zijn algemeenheid dat elk jaar uniek is en dat we kiezen voor één uitvraagjaar met ook voor- en nadelen van dien en pas bij aanzienlijke wijzigingen, ter beoordeling aan de NZa, wordt hier van afgeweken. Afwijken ten opzichte van het bronjaar is bovendien alleen mogelijk als dit objectief vast te stellen en te kwantificeren is.
In het geval er na 2023 nieuwe prestaties ontstaan, wordt in het onderhoudsoverleg besproken hoe daar tarieven voor worden bepaald.
9.7 Wijzigingen in wet- en regelgeving
Zoals beschreven, zijn de werkelijke kosten in 2023 het uitgangspunt en voor de tarieven. Indien ten tijde van de uitvoering van het kostprijsonderzoek veranderingen in wet- en regelgeving en/of verplichte kwaliteitsstandaarden bekend zijn die leiden tot een objectief kwantitatief vast te stellen verandering in de verwachte kosten, verwerkt de NZa deze in de tarieven indien dit naar het oordeel van de NZa tevens significant is.
In het voorjaar van 2025 brengt de NZa de ontwikkeling in kaart met hun effecten en de mate waarin die objectief bepaalbaar zijn. Daar waar effecten substantieel zijn kan dat leiden tot aanpassing van tarieven.
9.8 Indexering
Kosten en tarieven worden geïndexeerd naar het prijspeil van het jaar waarin de tarieven zullen gelden. Dit vindt plaats op basis van prijsindexcijfers zoals die door VWS met behulp van een aanwijzing worden opgelegd. Het kostprijsonderzoek levert kostprijzen van 2023 op, die vervolgens worden geïndexeerd tot het prijsniveau 2026.
Omdat de definitieve prijsindexcijfers niet vóór het vaststellen van tarieven bekend zijn, worden voorlopige prijsindexcijfers gehanteerd. De definitieve prijsindexcijfers landen in de indexatie van tarieven voor het opvolgende jaar.
Tarief jaar t = Tarief jaar t-1 / (1+voorlopige index t-1) * (1+definitieve index t-1) * (1+voorlopige index jaar t)
Voor de verschillende prestaties wordt dit als volgt uitgewerkt:
- ZPM-prestaties. Voor de ZPM-prestaties geldt vervolgens dat indexering plaatsvindt op basis van een verhouding tussen het prijsindexcijfer personele kosten en het prijsindexcijfer materiële kosten. De volgende verhouding wordt toepast:
- 85% index personele kosten/ 15% materiële kosten voor de tarieven van consulten, verblijfsdagen, overige prestaties en toeslagen op consulten en verblijfsdagen.
- 75% index personele kosten/ 25% materiële kosten voor tarieven van zzp-c en zzp-vg prestaties. Als prestaties, of onderdelen van prestaties, zijn afgeleid van andere prestaties of andere sectoren, dan volgt de NZa in beginsel de indexatie van die sector.
- Wlz-prestaties. Voor de Wlz-prestaties (zoals gedefinieerd in artikel 1) worden geïndexeerd conform beleidsregel Bekostigingscyclus Wlz 2024 - BR/REG-24115.
- Beschikbaarheidbijdrage mvo ggz. De indexering van de bb-mvo-ggz wordt beschreven in de beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen ggz.
9.9 Verantwoording
De NZa draagt zorg voor een verantwoordingdocument over de overwegingen en gemaakte keuzes. Het verantwoordingsdocument geeft inzicht in:
- de selectie van de zorgaanbieders voor dit onderzoek;
- het uitvraagproces;
- de uitgevoerde correcties op de database;
- de uitgevoerde spreidingsanalyse;
- de wijze waarop de database is geschoond;
- de uitgevoerde steekproefcontrole op de opgeschoonde database;
- de berekening van de kostprijzen per financieringsstroom, per setting en per beroep;
- de validatie van de kostprijzen;
- waar en waarom afgeweken is van de beleidsregel en de bespreking hiervan met de klankbordgroep;
- de uitgevoerde onafhankelijk audit(s);
- het verloop van de duidingssessies;
- een impactanalyse. Deze analyse gaat zowel in op de macro-effecten van de nieuwe tarieven als op de effecten voor specifieke groepen zorgaanbieders met specifieke prestaties en/of settingen voor zover die onevenredig geraakt worden.
De NZa maakt het verantwoordingsdocument openbaar na afronding van het kostprijsonderzoek.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 4.3 Inclusiecriteria, lid a en b
De omzetgrens als inclusiecriterium houdt in dat alléén die zorgaanbieders die middels hun productie van 2022 de omzetgrens overschrijden, binnen de onderzoekspopulatie vallen. De onderbouwing hiervoor is dat het niet proportioneel is om een kleinschalige zorgaanbieder te belasten met een uitvraag. Daarnaast hebben ze slechts een zeer geringe invloed op het totaal (op basis van declaratiedata van 2022 is dit namelijk minder dan 1% van de totale omzet). Het drempelbedrag is afgeleid uit het vorige kostprijsonderzoek en is vervolgens geïndexeerd. Het tweede criterium houdt rekening met aandeel van de omzet dat wordt behaald met de declaraties in de ggz, fz of Wlz (Verblijf met behandeling). Wanneer minder dan 10% van de omzet betrekking heeft op de te herijken prestaties, worden de kostenstructuur van een dergelijke instellingen niet als representatief beschouwd. Uitzondering hierop zijn de PUK en PAAZ afdelingen van ziekenhuizen.
Op het moment van selecteren van de instellingen zijn de 2023-cijfers nog niet bekend, daarom wordt bij de selectie uitgegaan van de 2022-cijfers. Maar als blijkt dat de zorgaanbieder op basis van 2023-cijfers niet voldoet aan de selectiecriteria, kan de zorgaanbieder vrijstelling aanvragen.
Artikel 5.6 Ontheffing van aanlevering.
Alle deelnemers die voldoen aan de criteria en, indien van toepassing, die in de steekproef zijn gevallen, ontvangen een vooraankondiging en later een formeel informatieverzoek. Als blijkt dat een zorgaanbieder niet aan de inclusiecriteria voldoet, wordt zij uitgesloten van deelname aan het onderzoek. Er wordt dan geen nieuwe steekproef getrokken.
Vanwege het belang een aselecte steekproef en het belang van voldoende gegevens is een drempel opgeworpen om in aanmerking te komen voor ontheffing. Ontheffing wordt enkel verleend in situaties van aantoonbare overmacht, waardoor de zorgaanbieder niet in staat is om aan het informatieverzoek te voldoen. Een opeenstapeling van omstandigheden kan ook gekwalificeerd worden als overmacht. Bij de beoordeling wordt eerst gekeken of het verlenen van uitstel een uitkomst biedt. Als ook dit onvoldoende is, kan de NZa ontheffing verlenen. Ieder ontheffingsverzoek wordt aan de hand van de omstandigheden van dat specifieke geval beoordeeld. Een beroep op niet werkende systemen of administratieve overbelasting wordt gewoonlijk niet gehonoreerd.
In het geval van faillissementen is van belang wanneer deze zijn uitgesproken. Bij bericht van de curator worden zorgaanbieders waarvan het faillissement is uitgesproken, in principe uitgesloten van deelname.
In alle gevallen wordt naar de specifieke omstandigheden van het geval gekeken.
Artikel 6.1, lid b Eerste controle gegevensaanlevering
Een opgave kan onlogisch zijn op tal van onderdelen. Bijvoorbeeld als er verschillen zijn tussen salariskosten van beroepen die onlogisch zijn, of dat er wel personele inzet is in een bepaalde setting maar er geen prestaties geleverd zijn, of verhoudingen tussen inzet en prestatie die uitzonderlijk zijn.
Artikel 7.2, Prestaties niet gebaseerd op de uitvraag
Prestaties waar we niet uitvragen, maar die we afleiden van andere prestaties, indexeren dan wel bepalen op de recente inkoopprijs zijn:
- Prestaties met een vrij tarief
- Prestaties in verband met rijbewijskeuringen
- Prestatie Zorgmachtiging Wet verplichte ggz
- Prestaties Acute ggz binnen budget en verblijfsdag acute ggz binnen budget
- Toeslag Spravato
- Forensisch psychiatrisch toezicht
- Toeslag Tbs
Rijbewijskeuringen
Deze tarieven worden één op één overgenomen van de tarieven uit de Medisch Specialistische zorg.
Zorgmachtiging Wet verplichte ggz
Op dit moment is de prestatie gebaseerd op een normatieve benadering. De onderbouwing is tot stand gekomen op basis van een expertbenadering 2019 (voor de invoering van de Wet verplichte ggz). Afgelopen jaar heeft de NZa signalen ontvangen (waaronder het rapport van het Trimbos Instituut) vanuit deNLggz die aanleiding hebben gegeven te onderzoeken of het tarief nog passend is. De afgelopen tijd is onderzocht of de data van het Trimbos Instituut van voldoende kwaliteit zijn om een nieuwe kostprijs op te baseren. Dit blijkt niet het geval, omdat de onderliggende aannames in niet alle gevallen kloppen, blijkt uit gesprekken met een expert. Daarnaast ligt een verzoek bij VWS om de inhoud van de werkzaamheden, die onderdeel zijn van de voorbereiding zorgmachtiging, te wijzigingen met als doel de administratieve lasten te verminderen. Dit zal ook van invloed zijn op de hoeveelheid tijd die besteed wordt binnen deze prestatie. De NZa heeft daarom besloten later - na deze uitvraag over 2023 - een aanvullend onderzoek te zullen uitvoeren naar deze prestatie.
Acute ggz binnen budget
De tarieven voor consulten worden overgenomen van de tarieven van de outreachende setting. De tarieven voor verblijf worden, net als de consulttarieven, niet gebaseerd op een uitvraag maar gelijkgesteld aan de verblijfstarieven zonder beveiligingsniveau (met dezelfde letters). Daarmee is declaratie ter dekking van het budget mogelijk. Bij de afrekening met verzekeraars wordt achteraf op basis van nacalculatie het verschil tussen het afgesproken (en eventueel aangepaste) budget verrekend met de declaraties.
Deze methodiek blijft de NZa hanteren in de toekomst. Dat betekent dat deze tarieven ook in 2026 één op één worden overgenomen van de outreachende setting, waarvan de tarieven worden herijkt in dit onderzoek door middel van de uitvraag.
Forensisch psychiatrisch toezicht
In overleg met zorgaanbieders en brancheorganisaties is gebleken dat voor deze prestatie geen betrouwbare gegevens aan te leveren zijn gezien de grote spreiding in kosten die hiervoor gemaakt worden.
Toeslag Spravato
De NZa heeft inzicht in de kosten van Spravato. Er is maar één leverancier en ook maar één verstrekkingsvorm. De NZa neemt meeste recente kosten mee. Tarieven worden jaarlijks bepaald op de meest recente inkoopprijs.
Toeslag Tbs
De inhoud van deze prestatie verandert in 2024 en daarom is informatie hierover gebaseerd op 2023 niet bruikbaar voor tarieven in 2026.
Artikel 7.4 g;
Er is in de Zvw geen aanspraak van individueel verzekerden op Infrastructuur voor onderzoek, ontwikkeling & innovatie. Het Zorginstituut heeft deze duiding gegeven op 16 april 2024 ten behoeve van dNLggz en ZN. De kosten voor het uitoefenen van deze taak kunnen daarmee niet worden betrokken in het kostprijsonderzoek.
Infrastructuur ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en innovatie (zoals beschreven in de memo 2023-11-15 Uitwerking bekostiging topreferente taken DEF):
Wetenschappelijk onderzoek heeft betrekking op de kwaliteit, effectiviteit en/of efficiëntie van (terugval)preventie, (vroeg) diagnostiek en (innovatieve) behandeling van de patiëntengroep.
Het doel van elke innovatie is bijdrage aan de inhoudelijke verbetering van de patiëntenzorg. Een innovatie kan ook in samenwerking met andere partijen worden ontwikkeld. Alle opgevoerde innovaties worden aantoonbaar wetenschappelijk onderzocht op effectiviteit. De onderbouwing van deze taak is zichtbaar in Criterium 5, 7 en 9 (zie Criteria TOPGGz).
Als we het hebben over de infrastructuur ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en innovatie hebben we het in de praktijk over:
- Voorbereiden, coördineren en verantwoorden van wetenschappelijk onderzoek
- Oriënteren, opzetten, coördineren, toetsen, onderzoeken en beoordelen van innovatie; implementeren indien bewezen effectief
- Infrastructuur ten behoeve van dataverzameling
- Opzetten onderzoekslijnen, onderzoeksconsortium opzetten incl. verwerven onderzoeksgelden
- Begeleiden wetenschappelijk onderzoek en promovendi
- Begeleiden implementatie
We hebben het expliciet niet over de kosten die worden gedekt uit de subsidies voor wetenschappelijk onderzoek en de ZPM-tarieven:
- Uitvoeren wetenschappelijk onderzoek
- Dataverzameling en –analyse
- Toepassen van innovatieve interventie in de patiëntenzorg tijdens onderzoeksfase
De kosten die horen bij deze infrastructuur zijn directe personeelskosten, senior onderzoekers, boegbeelden/hoogleraren, data-analisten, methodologen en promovendi.
Ondersteunende personeelskosten:
Coördinator wetenschappelijk onderzoek, coördinator innovatie, commissie wetenschappelijk onderzoek, expert verantwoording (Europese) subsidies, secretariële ondersteuning wetenschappelijk onderzoek, secretariële ondersteuning innovatie.
De directe personeelskosten betreffen vaak medewerkers die daarnaast ook directe patiëntenzorg leveren. De personeelskosten voor de onderzoekstaken worden over het algemeen verloond op aparte kostenplaatsen. Dat geldt niet altijd voor data-analisten, die werken vaak ook voor andere settingen. Daar waar deze kosten ook worden gemaakt voor andere settingen is toerekening van een deel van de kosten aan de setting hoogspecialistisch goed mogelijk.
Materiele kosten/investeringen:
- Begeleiden naar TOPGGz certificering (investering, dan nog geen contract/productie hoogspecialistisch)
- (her)visitatie (eens per 4 jaar) + contributie TOPGGz
- Licentiekosten specifieke infrastructuur/software (SPSS, researchmanager, etc)
- Accountantskosten
- Kosten publicaties
Artikel 7.5
De bedragen die betaald of teruggevorderd zijn in het kader van de transitieprestatie zijn alleen van belang voor dit kostenonderzoek als ze ofwel samenhangen met de productiehoeveelheid ofwel samenhangen met de kosten. Als de prestatie gebruikt is om een mutatie in opbrengsten te compenseren heeft dat geen invloed op de kostprijzen die we berekenen. Die kostprijzen hangen immers alleen af van kosten en productie. We vragen daarom wat de onderbouwing is van het verrekenen van een dergelijke prestatie.
Artikel 8.1 Analyse individuele kostprijzen en correctie op uitbijters
Een kostprijs zien we als een uitbijter indien de log-getransformeerde kostprijs meer dan 2 standarddeviaties afwijkt van de log van het gewogen gemiddelde kostprijs van alle zorgaanbieders. De keuze voor een logtransformatie heeft te maken met de scheefheid van waarneming, een kostprijs kan naar beneden toe niet onder nul zakken terwijl het naar de bovenkant relatief veel verder kan oplopen. In het geval van een uitbijter doet de NZa nader onderzoek. Hieronder een paar voorbeelden die zich kunnen voordoen.
- Het kan bijvoorbeeld blijken dat er instellingen zijn die over de hele linie veel afwijkingen hebben. Als een instelling bijvoorbeeld heel veel verlies maakt dan is het aannemelijk dat haar kostprijzen hoog zijn en is dat een logische verklaring
- Het kan zijn dat er een samenhang is tussen volume van een prestatie en kostprijs, dat er schaalgrootte voordelen optreden. Als we vinden dat er zo'n verband is dan kan die spreiding logisch verklaarbaar zijn.
- Het kan zijn dat de afwijking niet materieel is. Bijvoorbeeld een instelling die 2 vijf-minutencontacten aanlevert met een sterk afwijkende kostprijs, dan is verder onderzoek niet opportuun.
- Het kan zijn dat we geen verklaring vinden uit de cijfers en dat we daarom de aanleverende zorgaanbieder benaderen om er achter te komen of er andere verklaring is of dat er een fout gemaakt is.
- De kosten blijken buitengewoon hoog of juist heel laag maar wel aantoonbaar, in dat geval nemen we deze statistische uitbijter mee in de verdere berekeningen.
- Als geen afdoende verklaring gevonden wordt, wordt de uitbijter geschoond waarbij gewoonlijk de hele aanlevering van die zorgaanbieder dan niet meer meegenomen wordt, immers de kostprijzen van andere prestaties kloppen dan meestal ook niet.
Artikel 8.2 Toetsing op spreiding
Spreiding is op zichzelf iets wat goed mogelijk is, en die spreiding kan ook heel groot zijn. Als die spreiding groot is kan dat wel een gevolg zijn van onjuiste basisinformatie en daarom onderzoekt de NZa kostprijzen die een grote spreiding kennen. We hanteren hierbij als grens een CV-waarde van 0,3.
Een overschrijding van deze grens betekent zeker niet per definitie dat de landelijk gemiddelde kostprijs niet betrouwbaar berekend kan worden. Het vergt wel dat we een aanvullende analyse doen waarbij we enerzijds naar oorzaken zoeken en anderzijds de gevonden kostprijs duiden ten opzichte van andere kostprijzen. Stel bijvoorbeeld dat het 30 minuten contact van een psychotherapeut in setting II een grote spreiding laat zien maar wel logisch past in de verhouding ten opzichte van een 15 minuten en 45 minuten contact, gezien de verhouding die we bij hetzelfde beroep in andere settingen vinden (of bij andere beroepen in dezelfde setting), dan hoeft dat niet te leiden tot verdere actie.
Als het gaat om een overige prestatie als bijvoorbeeld ECT is een grote spreiding misschien heel goed verklaarbaar door schaalgrootteverschillen tussen zorgaanbieders, ook dan is de gevonden landelijk gemiddelde kostprijs een goede basis voor een tarief.
Artikel 8.3 Representativiteit
We nemen niet van alle zorgaanbieders, die de prestaties binnen scope hebben gedeclareerd, gegevens mee bij het berekenen van de landelijke kostprijs. Dit komt door twee redenen:
- We vragen alleen de zorgaanbieders die voldoen aan een bepaalde drempelwaarde om het hele uitvraagformulier in te vullen. Voor deze zorgaanbieders rekenen we de kosten toe aan prestaties.
- Bij het berekenen van de kostprijzen, nemen we alleen die uitvraagformulieren mee waarvan de gegevens bruikbaar zijn voor het kostprijsmodel.
We gebruiken dus de gegevens van een deel van de zorgaanbieders. We willen weten in hoeverre deze geïncludeerde groep de totale groep zorgaanbieders representeert of vertegenwoordigt. Hiervoor gebruiken we de minimale steekproefgrootte. Dit berekenen we voor zowel het aantal benodigde prestaties als het aantal benodigde zorgaanbieders.
Aan de hand van de volgende berekening wordt berekend hoeveel zorgaanbieders of prestaties benodigd zijn voor een kostprijs. Hiervoor gebruiken we een betrouwbaarheid (z) van 95 procent (voor de berekening op aantal zorgaanbieders) of 99 procent (voor de berekening op aantal prestaties).
Waarbij n staat voor het aantal zorgaanbieders of prestaties in de steekproef, n∞ staat voor het aantal zorgaanbieders dat nodig is bij een totale populatie van oneindige grootte, N staat voor het aantal zorgaanbieders of prestaties in de totale populatie, CV staat voor de verwachte spreiding (gemeten als CV-waarde) in de populatie, β staat voor de foutmarge en α voor 1 – de te behalen betrouwbaarheid.
Als we uitgaan van bijvoorbeeld een CV-waarde van 0,60, een foutmarge van 10 procent en een gewenst betrouwbaarheidsniveau van 95 procent, levert dat het volgende op:
Hieruit blijkt dat het benodigde aantal zorgaanbieders, bij een oneindig grote populatie, 139 is. Voor het aantal prestaties ligt dat aantal op 236 bij een oneindig grote populatie, omdat we daar van een hoger betrouwbaarheidsniveau uitgaan.
Aantal zorgaanbieders
We toetsen per prestatie of het aantal zorgaanbieders waar we gegevens van meenemen voor het bepalen van de kostprijzen, voldoet aan de steekproefgrootte. Als dit niet het geval is, dan voeren we nader onderzoek uit.
Het kan zijn dat het aantal zorgaanbieders wel laag is, maar als bijvoorbeeld wel alle zorgaanbieders die dit leverden in de selectie zitten kan een kostprijs toch nog betrouwbaar zijn.
Aantal gedeclareerde prestaties
We toetsen per prestatie of het aantal gedeclareerde prestaties waar we gegevens van meenemen voor het bepalen van de kostprijzen, voldoet aan de steekproefgrootte. Als dit niet het geval is, dan voeren we nader onderzoek uit.
Artikel 9.6
Bij de keuze van het uitvraagjaar 2023 is meegewogen dat 2022 als jaar van invoering van het zorgprestatiemodel niet geschikt was om kostprijzen en tarieven op te baseren.
Artikel 9.9 Verantwoording
In de verantwoording van deze beleidsregel zal ook worden opgenomen de verantwoording over het onderzoek naar Medische vervolgopleidingen ggz en de Wlz-prestaties voor zover dat in één en dezelfde uitvraag wordt meegenomen.