Artikel 2 Doel van de beleidsregel
In deze beleidsregel geeft de NZa aan op welke wijze zij uitvoering geeft aan haar taak om toe te zien op de tijdige, volledige en juiste openbaarmaking van de jaarverantwoording en op welke wijze zij die verplichting van zorgaanbieders handhaaft. Volgend uit de toepasselijke wet- en regelgeving geeft de NZa bij de handhaving in beginsel prioriteit aan handhaving van de tijdigheid van de openbaarmaking van de jaarverantwoording. Daarnaast kan de NZa risicogestuurd de inhoud van de openbare jaarverantwoording controleren op volledigheid en juistheid.
Artikel 3 Reikwijdte
Deze beleidsregel is van toepassing op zorgaanbieders en geen rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische verbanden van zorgaanbieders. De eis van een openbare jaarverantwoording op grond van artikel 40b van de Wmg geldt voor alle zorgaanbieders en geen rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische verbanden van zorgaanbieders die onder de reikwijdte van de Wmg vallen. Op deze reikwijdte zijn in artikel 5a van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG uitzonderingen aangebracht.
Over het toepassingsbereik van deze beleidsregel op combinatie-instellingen wordt het volgende toegelicht. De Inspectie gezondheidszorg is belast met het toezicht en de handhaving van de tijdigheid, juistheid en volledigheid van de aanlevering van de jaarverantwoording door een jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of VeiligThuis-organisatie. Met de Inspectie gezondheidszorg is afgesproken dat de NZa de handhaving van de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de openbaarmaking van de jaarverantwoording door combinatie-instellingen in beginsel op zich neemt. Dit zijn zorgaanbieders die ook jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde instelling of VeiligThuis-organisatie zijn.
Artikel 4 Toezicht op de verplichting een jaarverantwoording openbaar te maken
De NZa en de Inspectie gezondheidszorg hebben afgesproken een toezicht- en handhavingsbeleid te hanteren, waarin grotendeels dezelfde stappen gezet worden. Dit bevordert consistent handelen richting zorgaanbieders, jeugdhulpverleners, gecertificeerde instellingen, Veilig Thuis-organisaties en de zorgaanbieders die combinatie-instelling zijn.
De NZa stelt ook samenwerkingsafspraken op met het CIBG. Het CIBG is naast een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ook de verantwoordelijke toezichthouder op de nakoming van de Wet normering topinkomens in de zorg. In het kader van de uitvoering van het toezicht beschikken de NZa en het CIBG over informatie die voor beide organisaties redelijkerwijs nodig is voor een goede uitvoering van dat toezicht. De NZa vraagt informatie op bij het CIBG wanneer dit nodig is voor haar toezicht.
Voor het bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip streeft de NZa ernaar om stappen te nemen – naast generieke bekendmaking van de regelgeving en toelichtingen daarop door het ministerie van VWS – richting zorgaanbieders om hen te helpen te voldoen aan de openbaarmakingsplicht van artikel 40b van de Wmg. In de maanden voorafgaand aan de uiterste tijdstip voor openbaarmaking, streeft de NZa ernaar om een e-mail te versturen aan de betrokken zorgaanbieders ter herinnering aan de openbaarmakingsverplichting.
Artikel 5 Handhaving
Het handhavingsproces
In artikel 5 van deze beleidsregel is het handhavingsproces weergegeven. Indien op de bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip, zoals hiervoor bedoeld, de openbare jaarverantwoording van het voorgaande boekjaar nog niet volledig is gedeponeerd, wordt een brief ter attentie van de zorgaanbieder gestuurd met een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. De brief kan per post of per e-mail verzonden worden. Wanneer de zorgaanbieder binnen de in het voorgenomen besluit gestelde termijn alsnog de jaarverantwoording volledig en juist deponeert, heeft dat geen verdere consequenties.
De NZa legt een last onder dwangsom op aan een zorgaanbieder wanneer de zorgaanbieder na vier kalenderweken nog steeds niet (volledig) aan de verplichtingen van de jaarverantwoording heeft voldaan en de eventuele reactie op het voornemen geen grondslag biedt om van de last onder dwangsom af te zien. De last onder dwangsom wordt in beginsel per post verstuurd aan de zorgaanbieder ter attentie van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft dan (vanaf de dag na dagtekening van de last onder dwangsom) nogmaals vier kalenderweken de tijd om aan haar verplichtingen te voldoen (begunstigingstermijn). Na deze vier kalenderweken begint een termijn van maximaal tien kalenderweken te lopen (verbeuringstermijn). Gerekend vanaf het bij of krachtens artikel 40b van de Wmg gestelde tijdstip heeft de zorgaanbieder nog 8 weken om te voldoen aan de verplichting om de jaarverantwoording openbaar te maken voor aanvang van de verbeuringstermijn. Bij het nalaten van het openbaar maken van een openbare jaarverantwoording wordt per kalenderweek een dwangsom van € 1.000,- opgelegd, met een maximum van € 10.000,-. Voor zorgaanbieders zoals omschreven in artikel 5, vijfde lid, van deze beleidsregel, bedraagt de dwangsom € 500,- per kalenderweek, met een maximum van € 5.000,-. Na afloop van de tienwekentermijn wordt door middel van een invorderingsbeschikking, die eveneens per post wordt verstuurd, de last geïncasseerd. Voorafgaand aan de invorderingsbeschikking wordt de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven.
Indien een zorgaanbieder na het opleggen van de eerste last onder dwangsom en de daaropvolgende invorderingsbeschikking nog altijd niet de jaarverantwoording heeft gedeponeerd, dan kan worden opgetreden met een tweede last onder dwangsom. De tweede dwangsom bedraagt € 2.500,- per kalenderweek, met een maximum van € 25.000,-. Voor zorgaanbieders zoals omschreven in artikel 5, tiende lid, van deze beleidsregel, bedraagt deze € 1.250,- per kalenderweek, met een maximum van € 12.500,-. Het proces bij de tweede last onder dwangsom verloopt op dezelfde wijze als bij de eerste last onder dwangsom. Aangevangen wordt met het voornemen, vervolgens wordt de last onder dwangsom opgelegd, daarna volgt een voornemen tot invordering en ten slotte de invorderingsbeschikking. De bedragen die verbeurd kunnen worden zijn bij deze tweede last onder dwangsom echter hoger, om de zorgaanbieder extra te bewegen om alsnog de verantwoording in te dienen.
Bij de besluitvorming neemt de NZa het bepaalde in titel 5.1 van de Algemene wet bestuursrecht in acht.
Uit het vorenstaande volgt dat er bij de handhaving is gekozen voor het opleggen van een last onder dwangsom en niet voor, bijvoorbeeld, het middel aanwijzing. Er is gekozen voor het middel de last onder dwangsom. Hier is voor gekozen omdat de NZa de taak van handhaving van de openbare jaarverantwoording per 1 januari 2022 heeft overgenomen van de Inspectie gezondheidszorg, voor zover als in deze beleidsregel is
opgenomen. Dit middel is bij de Inspectie gezondheidszorg in praktijk effectief en efficiënt is gebleken. Daarnaast wil de NZa tegenover zorgaanbieders niet een geheel andere werkwijze toepassen dan dat de Inspectie gezondheidszorg deed. De NZa behoudt zich wel het recht voor om een bestuurlijke boete op te leggen, indien de lasten onder dwangsom onvoldoende effectief zijn gebleken. De NZa legt in beginsel alleen een bestuurlijke boete op, indien de lasten onder dwangsom niet hebben geleid tot herstel van de overtreding van artikel 40b van de Wmg.
Anders dan de NZa komt de Inspectie gezondheidszorg niet de bevoegdheid toe een herstelsanctie op te leggen in de vorm van een aanwijzing. Daarom is in dit handhavingsbeleid niet voorzien in het opleggen van aanwijzingen door de NZa, maar uitsluitend in een last onder dwangsom. Het opleggen van een last onder dwangsom wordt voorafgegaan door een formeel voornemen last onder dwangsom. De NZa streeft er daarnaast naar zorgaanbieders eerst informeel te herinneren aan de openbaarmakingsplicht. Deze stappen zorgen voor een proportioneel handhavingsbeleid.
Indien een zorgaanbieder tijdens de handhaving overgaat naar een andere rechtsvorm en de vordering al is gestart, blijft de NZa in beginsel de vordering handhaven. In dit kader volgt de NZa de toepasselijke wetgeving. Uitgangspunt is dat getracht wordt het handhavingsproces steeds doorgang te laten hebben.
Het incasseren van verbeurde dwangsommen wordt namens de NZa gedaan door het CJIB.
Artikel 6 Publicatie sancties
Conform het handhavingsbeleid en het openbaarmakingsbeleid van de NZa kan de NZa ervoor kiezen om een beschikking openbaar te maken. De NZa kan er ook voor kiezen om op andere wijze de overtreding kenbaar te maken, bijvoorbeeld door lijsten met namen van zorgaanbieders te publiceren die niet voldoen aan hun openbaarmakingsplicht. Publicatie geschiedt met naam van de betreffende zorgaanbieder en kan een extra stimulans zijn om te voldoen aan de openbaarmakingsplicht. Daarnaast past het bij een goede werking van de openbaarmakingsplicht en beoogde transparantie om kenbaar te maken welke zorgaanbieders of geen rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische verbanden van zorgaanbieder hun jaarverantwoording wel en niet (tijdig) openbaar hebben gemaakt.