Onderwerp: Bezoek-historie

Plausibiliteitsoordeel landelijke afspraken normatieve vergoedingen generieke regeling 2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

1 Inleiding

ZN heeft voor het jaar 2020 landelijke afspraken gemaakt om de gemaakte indirecte meerkosten van COVID van kleine zorgaanbieders te vergoeden. Op 28 oktober 2020 is de voorlopige regeling inhoudelijk aan de NZa voorgelegd. De regeling heeft betrekking op zorgaanbieders waarvoor geen andere compensatieregelingen gelden. De vergoeding betreft per sector een bepaald percentage van de CB-aanneemsom 2020 die zorgaanbieders als vaste component vergoed krijgen voor indirecte meerkosten COVID.

De NZa heeft geoordeeld dat deze aan de NZa voorgelegde landelijke afspraken voor de generieke regeling 2020 en de wijze waarop onderliggende normbedragen en -percentages van de generieke regeling tot stand zijn gekomen, voldoende plausibel zijn onderbouwd, onder voorbehoud van eventuele wijzigingen in de definitieve regeling. Dit oordeel is gepubliceerd op 18 februari 2021 als onderdeel 5 van de 'Uitkomsten onderzoek landelijke afspraken normatieve vergoedingen generieke regeling'. De aan de NZa voorgelegde percentages waren op het moment van voorleggen nog niet toegerekend aan de omzet 2020 en daarom niet opgenomen in dat oordeel.

2 Aanvulling landelijke afspraken generiek

De regeling is definitief vastgesteld door het bestuur van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) d.d. 22 maart 2021. Deze definitieve regeling wijkt op onderdelen af van de regeling zoals die op 28 oktober 2020 aan de NZa is voorgelegd:

  • De berekeningssystematiek is aangepast waarmee de definitieve percentages zijn vastgesteld. In het oordeel van 18 februari 2021 is aangegeven dat de percentages niet waren opgenomen omdat de berekeningssystematiek nog moest worden aangepast.

  • Omdat voor de GGZ de kleine en middelgrote aanbieders fors van elkaar verschillen, is het oorspronkelijke segment 'GGZ (aanbieders zonder verblijf met een Zvw-omzet van max. € 10 mln.)' gesplitst in 2 segmenten:

    • GGZ (aanbieders zonder verblijf met een Zvw-omzet van max. € 1 mln.)

    • GGZ (aanbieders zonder verblijf met een Zvw-omzet van min. € 1 mln. en max. € 10 mln.)

  • GLI is als zorgsoort toegevoegd omdat de zorgsoorten van waaruit GLI kan worden geleverd (oefentherapie, fysiotherapie en diëtetiek) allemaal een ander percentage meerkosten hebben en er daarom één eenduidig multidisciplinair meerkostenpercentage nodig was.

  • Optometrie ontbreekt in de definitieve regeling omdat deze zorgactiviteit niet los is te declareren, maar meegaat als diagnostische activiteit binnen een DBC-bekostiging en daarmee onderdeel is van de vergoeding aan ZBC's.

  • Eerstelijnsdiagnostiek (ELD) en trombosezorg zijn samengevoegd omdat de wijze van berekening en de berekeningsgrondslag identiek zijn.

  • Pedicure en podotherapie zijn samengevoegd omdat deze segmenten niet altijd goed zijn te onderscheiden, en samen met podologie als segment voetzorg opgenomen.

Op basis van de definitieve regeling zijn de vergoedingspercentages definitief vastgesteld. Specifiek gaat het om de volgende segmenten en vergoedingspercentages:

  • 0,70% Alternatieve geneeswijzen

  • 1,30% Apotheken

  • 0,25% Dialyse

  • 0,95% Diëtetiek

  • 1,35 % Eerstelijns diagnostiek (ELD) / Trombose

  • 1,00% Ergotherapie

  • 0,65% Fysiotherapie

  • 0,85% Gecontracteerde audiciens (gehoorzorg)

  • 0,25% GGZ (aanbieders zonder verblijf met een Zvw-omzet van max. € 1 mln.)

  • 0,40% GGZ (aanbieders zonder verblijf met een Zvw-omzet van min. € 1 mln. en max. € 10 mln.)

  • 0,85% GLI

  • 0,65% Huidtherapie

  • 1,05% Hulpmiddelen (aanbieders met een Zvw-omzet van max. € 10 mln., exclusief zuurstofleveranciers)

  • 0,90% Kraamzorg

  • 1,00% Logopedie

  • 1,15% Oefentherapie

  • 0,75% Verloskunde (inclusief echoscopisten)

  • 0,70% Voetzorg (podotherapie, podologie, pedicure)

  • 1,30% Wijkverpleging (inclusief ELV/GRZ/GZSP) (aanbieders met een Zvw-omzet van max. € 10 mln.)

  • 0,30%ZBC's

  • 2,35% Zittend ziekenvervoer

3 Oordeel landelijke afspraken generiek

De NZa geeft dit oordeel over de definitieve regeling zoals die door het bestuur van ZN is vastgesteld op 22 maart 2021. De wijzigingen ten opzicht van de regeling zoals die op 28 oktober 2020 aan de NZa is voorgelegd, zijn in december 2022 aan de NZa toegelicht. De normatieve vergoedingen zijn adequaat berekend en onderbouwd.

De NZa is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de vergoedingspercentages die onder de kop 'Aanvulling landelijke afspraken generiek' zijn opgenomen, plausibel zijn, waarbij rekening is gehouden met alle bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronapandemie.

Dit oordeel is een aanvulling op het oordeel van de NZa over de landelijke afspraken generiek, zoals gepubliceerd op 18 februari 2021 als onderdeel 5 van de 'Uitkomsten onderzoek landelijke afspraken normatieve vergoedingen generieke regeling', welke onverkort van kracht blijft.

Naar boven