1.1 In kaart
In dit hoofdstuk worden de uitgaven voor zorggebruik in de medisch specialistische zorg (msz) in kaart gebracht. Voor zover niet anders aangegeven kijken we daarbij naar de bedragen die door de zorgaanbieders van msz bij verzekeraars gedeclareerd zijn. Met uitzondering van tabel 1 en 2, houden we daarbij geen rekening met eventuele kortingen die bijvoorbeeld door de VWS bedingt worden. In de bijlage - methode en bronnen - wordt dit verder toegelicht. Hierin staat ook de indeling van de add-ongeneesmiddelen weergegeven en zijn verschillende analyses in meer detail uitgelegd.
Tabel 1 laat zien dat de afgelopen jaren de uitgaven aan msz steeds verder zijn gestegen, tot ruim €25 miljard in 2019. Daarmee liggen de totale uitgaven 4% hoger dan in 2018. Exclusief dure geneesmiddelen was deze toename lager en lag deze in 2019 op 3,6%. Daarmee was de groei in 2019 gelijk aan het jaar ervoor. Een deel van deze toename per 2019 is toe te schrijven aan de verhoging van het btw-tarief van 6% naar 9%, de impact van deze maatregel is echter onduidelijk. In het HLA msz 2019-2022 is gerekend met compensatie van een effect van € 60 miljoen.
Tabel 1: Uitgavenontwikkeling msz en dure geneesmiddelen
|
2013
|
2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Totale uitgaven msz inclusief dgm, exclusief verrekening € mln.*
|
22.112
|
22.290
|
22.501
|
23.119
|
23.279
|
24.244
|
25.202
|
Totale uitgaven dure geneesmiddelen (inclusief extramurale uitgaven) mln. euro
|
1.599
|
1.727
|
1.838
|
1.964
|
2.095
|
2.305
|
2.475
|
Nog te betalen/verrekenen mln. euro
|
-16
|
-42
|
-61
|
-80
|
-49
|
-65
|
-62
|
Na verrekening mln. euro
|
1.583
|
1.685
|
1.777
|
1.884
|
2.046
|
2.240
|
2.413
|
Totale uitgaven msz ex dgm
|
20.529
|
20.605
|
20.724
|
21.235
|
21.233
|
22.004
|
22.789
|
Aandeel uitgaven dure geneesmiddelen (%)
|
7,2
|
7,6
|
7,9
|
8,1
|
8,8
|
9,2
|
9,6
|
Toename uitgaven dure geneesmiddelen (%)
|
|
6,5
|
5,4
|
6
|
8,6
|
9,5
|
7,7
|
Toename totale uitgaven msz ex dgm (%)
|
|
0,4
|
0,6
|
2,5
|
0
|
3,6
|
3,6
|
Toename totale uitgaven msz incl dgm (%)
|
|
0,8
|
0,9
|
2,7
|
0,7
|
4,1
|
4
|
* Deze cijfers zijn exclusief verrekeningen, daarmee zijn deze cijfers (en de groeicijfers op totaal msz niveau) niet een-op-een vergelijkbaar met de afgesproken groeicijfers in de HLA msz. In de methodische bijlage wordt dit verder toegelicht.
Bronnen: Vektis, GIP-data.
1.2 Dure geneesmiddelen binnen msz
De totale uitgaven aan dure geneesmiddelen zijn in 2019 € 2,475 miljard. Het bedrag in 2019 'na verrekening' is gebaseerd op het bedrag dat in de meest recente staten van de zorgverzekeraars is verantwoord. Daarmee liggen de uitgaven 7,7% hoger dan in 2018. Het bedrag aan totale uitgaven medisch-specialistische zorg is exclusief verrekeningen, in de methodische bijlage wordt dit uitgebreider toegelicht.
Het aandeel van dure geneesmiddelen in de totale msz stijgt van 9,2% in 2018 naar 9,6% in 2019. Omdat de uitgaven aan dure geneesmiddelen sneller stijgen dan de overige zorg zal dit aandeel naar alle waarschijnlijkheid verder gaan toenemen.
De toename van de uitgaven aan dure geneesmiddelen in 2019 van 7,7% ligt lager dan de toename in de afgelopen twee jaar, waarbij het groeicijfers 2019 beïnvloed wordt door de btw verhoging van 3%. De belangrijkste verklaring voor de daling van dit groeicijfer is de introductie en het toenemende gebruik van biosimilars. Hiervan worden de effecten in 2019 voor het eerst goed zichtbaar.
De oorzaken van de groeiende uitgaven aan dure geneesmiddelen worden in paragraaf 1.2.2 'Oorzaak uitgavenstijging binnen dure geneesmiddelen' verder toegelicht.
1.2.1 Resultaat financiële arrangementen VWS
De Minister van VWS is eind 2012 gestart met het afsluiten van financiële arrangementen bij de vergoeding van nieuwe geneesmiddelen. De minister beoogt hiermee de prijs en uitgaven aan bepaalde dure geneesmiddelen tot aanvaardbare niveaus terug te brengen en deze zorg op financieel verantwoorde wijze in het basispakket beschikbaar te stellen voor patiënten. De Minister heeft in 2020 bekend gemaakt wat de gerealiseerde uitgavenverlaging was als gevolg van de financiële arrangementen over de jaren 2016, 2017, 2018 en 2019 (deels gebaseerd op voorlopige gegevens). De gerealiseerde uitgavenverlagingen is berekend op basis van de door zorgaanbieders aan zorgverzekeraars gedeclareerde volumes en de door de leverancier ingediende vraagprijs (apotheek inkoop prijs), zonder prijsverlaging of korting. In 2019 zijn er voor 15 intramurale add-ongeneesmiddelen financiële arrangement afspraken gemaakt. Zonder afsluiting van deze arrangementen zouden de uitgaven in 2019 voor deze geneesmiddelen € 609,3 miljoen zijn geweest. De totale uitgaven verlaging van de financiële arrangementen bedraagt € 276.6 miljoen, gemiddeld genomen is er in 2019 dus een korting van circa 45,4% behaald op de intramurale add-ongeneesmiddelen in de financiële arrangementen. Omdat de criteria voor financiële arrangementen openbaar zijn, kunnen leveranciers de vraagprijs met het oog op deze arrangementen strategisch bepalen. Of en in hoeverre dit gebeurt, hebben wij geen zicht op.
Tabel 2: Overzicht financiële arrangementen VWS (€ mln.)
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Intramurale geneesmiddelen
|
25,1
|
73,3
|
153,4
|
276,6
|
Extramurale geneesmiddelen
|
82,2
|
61,8
|
119,9
|
158,2
|
Totale uitgavenverlaging
|
107,3
|
135,1
|
273,4
|
434,7
|
Bronnen: kamerbrief.
Tussen 2016 en 2019 is het aantal aan (intramurale) financiële arrangementen toegenomen, van negentien (waarvan vijf intramurale) arrangementen in 2016 naar vijfentwintig (waarvan vijftien intramurale) arrangementen in 2019. De totale uitgavenverlaging is hiermee ook toegenomen van € 107 miljoen naar € 435 miljoen.
1.2.2 Oorzaak uitgavenstijging binnen dure geneesmiddelen
Zoals eerder aangegeven in tabel 1 stijgen de geneesmiddelenuitgaven. Deze stijging wordt door verschillende factoren veroorzaakt. Dit zijn onder andere een groei aan uitgaven aan nieuwe geneesmiddelen en doorgevoerde beleidswijzigingen. Daartegenover staat dat het ontstaan van concurrentie voor verschillende geneesmiddelstoffen zorgt voor een daling van uitgaven van deze geneesmiddelen. Hieronder lichten we deze punten toe.
Zoals figuur 1 laat zien gaven we in 2019 € 1.021 miljoen uit aan geneesmiddelen die tussen 2013 en 2019 nieuw geïntroduceerd zijn in Nederland. Dit is 41% van de totale uitgaven aan dure geneesmiddelen in 2019. In 2018 lag dit aandeel nog op 31%. De uitgaven aan nieuw geïntroduceerde geneesmiddelen nemen na introductie substantieel toe. Dit wordt veroorzaakt door een combinatie van een groeiend aantal patiënten (volume) en hoge uitgaven per patiënt (prijs). Tabel 4 (paragraaf 1.2.3) laat zien dat 9 van de 25 geneesmiddelen met de hoogste totale uitgaven in 2019 'nieuw per 20xx' geneesmiddelen zijn.
De groep 'overgehevelde stoffen' bestaat uit geneesmiddelen die zijn overgeheveld uit het extramurale kader (budgettair kader Farmaceutische zorg) naar het intramurale kader (budgettair kader Geneeskundige zorg). De groep 'extramuraal' laat de uitgaven zien van de overgehevelde geneesmiddelen in het extramurale kader, voordat ze werden overgeheveld, t.b.v. de vergelijkbaarheid van de cijfers over de jaren heen. De geneesmiddelen in de groep 'msz regulier', zijn intramurale geneesmiddelen waarvoor al voor 2012 een aparte prestatie bestond. In de bijlage (bronnen en methode) staat de indeling per geneesmiddel stof aangegeven.
Figuur 1: Totale uitgaven dure geneesmiddelen in msz naar ontstaanstype per jaar (mln. €)
Bronnen: Vektis, GIP-data.
Stijging aantal patiënten
In figuur 2 is te zien dat het aantal unieke patiënten wat tussen 2013-2019 nieuw geïntroduceerde geneesmiddelen (rode staaf) krijgt de laatste jaren fors stijgt. Dit wordt veroorzaakt door een combinatie van 'uptake' van de geneesmiddelen (mensen gaan het nieuwe geneesmiddel gebruiken), indicatie uitbreidingen (het geneesmiddelen wordt ook bij andere patiëntengroepen inzetbaar) en een toename van het aantal patiënten an sich per patiëntengroep.
De toename per 2015 en 2017 voor respectievelijk de staven 'overgehevelde stoffen' en 'msz regulier' lichten wij toe in paragraaf X.
Figuur 2: Unieke aantal patiënten per type geneesmiddel per jaar
Hier zijn de 'nieuw per 20xx' categorieën samengevoegd. Patiënten zijn uniek per staaf en kunnen in meerdere staven voorkomen, daarom telt het totaal van de drie onderliggende categorieën niet op tot de staaf 'totaal'.
Bronnen: Vektis
Hoge prijzen nieuwe geneesmiddelen
Figuur 3 laat zien dat de uitgaven per patiënt van de groep 2013-2019 nieuw geïntroduceerde geneesmiddelen gemiddeld ruim 3,6 keer hoger zijn dan van de groepen 'msz- regulier' of 'overgehevelde stoffen'. In 2019 bedroegen de kosten per patiënt voor nieuwe geneesmiddelen ('nieuwe stoffen') gemiddeld € 17.876. Voor 'msz-regulier' was dit € 5.057 en voor overgehevelde geneesmiddelen € 4.834. Tabel 4 (paragraaf 1.2.3) laat zien dat 13 van de 25 geneesmiddelen met de hoogste uitgave per unieke patiënt in 2019 'nieuw per 20xx' zijn, waarvan 3 geneesmiddelen zijn geïntroduceerd in 2019. In combinatie met de sterk toegenomen patiëntenaantallen, zijn de groep 2013-2019 nieuw geïntroduceerde geneesmiddelen voor een groot deel verantwoordelijk voor de stijgende uitgaven aan dure geneesmiddelen de afgelopen jaren.
Figuur 3: Uitgaven per unieke patiënt per type geneesmiddel
Hier zijn de 'nieuw per 20xx' categorieën samengevoegd. Patiënten zijn uniek per staaf en kunnen in meerdere staven voorkomen, daarom telt het totaal van de drie onderliggende categorieën niet op tot de staaf 'totaal'.
Bronnen: Vektis
Beleidswijzigingen
Wijzigingen in beleid hebben een grote impact gehad op de dure geneesmiddelenmarkt de afgelopen jaren. In de bijlage (bronnen en methoden) is een compleet overzicht opgenomen van de beleidswijzingen. De belangrijkste beleidswijzigingen van de afgelopen jaren zijn:
-
de btw-verhoging per 2019 van 6 naar 9%;
-
de overheveling van een relatief grote groep oncolytica geneesmiddelen per 2015;
-
de wijziging van het declaratiesysteem per 2017.
De NZa heeft naar aanleiding van de btw-verhoging de maximumtarieven van add-ongeneesmiddelen met 3% verhoogd. Het is onbekend of en welke invloed de btw-verhoging heeft op de geneesmiddelenuitgaven.
De overheveling en de wijziging van het declaratiesysteem hebben met name gezorgd voor een forse stijging van het aantal intramuraal behandelde patiënten met een duur geneesmiddel.
In de jaren 2012-2015 heeft de minister van VWS groepen geneesmiddelen (waaronder middelen tegen reuma en kanker) die tot dan toe werden bekostigd binnen het GVS (budgettair kader Farmaceutische zorg - budget A) overgeheveld naar de ziekenhuizen (budgettair kader Geneeskundige zorg - budget B). Met name geneesmiddelen die per 2015 zijn overgeheveld (de groep 'overige oncolytica'), hadden een groot aantal unieke patiënten en relatief lage uitgaven per patiënt. Deze groep geneesmiddelen heeft hierdoor een verlagend effect op de gemiddelde uitgaven per intramurale patiënt.
In 2017 is een verandering van het declaratiesysteem van intramurale geneesmiddelen door de NZa doorgevoerd. Vóór 2017 kon een ziekenhuis alleen een specifieke combinatie van een geneesmiddel met een indicatie (de aandoening waarvoor het geneesmiddel is voorgeschreven) apart declareren als add-ongeneesmiddel. Niet voor alle mogelijke aandoeningen was namelijk een aparte add-on prestatie vastgesteld. Vanaf 2017 declareert een ziekenhuis een add-ongeneesmiddel - ongeacht de indicatie - als aparte prestatie. Wel is het ziekenhuis verplicht om op de factuur aan te geven voor welke indicatie dat add-ongeneesmiddel is voorgeschreven. Door deze wijziging wordt een add-ongeneesmiddel waarschijnlijk bij meer indicaties apart gedeclareerd dan voor 2017 en daarmee kan het tot een groter gemeten volume (meer gebruik) leiden. Deze wijziging had met name een grote impact op de geneesmiddelen in de categorie 'msz regulier'.
De effecten van de beleidswijzigingen op de uitgaven en volumemetingen die wij doen in deze monitor zijn duidelijk terug te zien in figuur 2 en 3. Een sterke stijging van het aantal unieke patiënten en een daling van de uitgaven per unieke patiënt.
In figuur 4 laat de index (2012 =100%) de ontwikkeling zien van de uitgaven per unieke patiënt gecorrigeerd voor de overheveling per 2015 en de wijziging van het declaratiesysteem per 2017. Ongecorrigeerd daalden de uitgaven per patiënt van 2012 naar 2019 met ruim 26%. Echter als je corrigeert voor de grote instroom in de meting van patiënten per 2015 en 2017, dan blijft er maar een daling over van circa 5,5%. Verreweg het grootste deel van de daling van de uitgaven per patiënt tussen 2012 en 2019 is dus veroorzaakt door oorzaken van buitenaf. Deze beleidswijzigingen hebben dus grote invloed op de gerapporteerde hoogte van de jaarlijkse uitgaven en patiëntaantallen, terwijl het niet hoeft te betekenen dat de patiëntenzorg is veranderd.
Dat ondanks de correctie voor de twee grote beleidswijzigingen er nog steeds een kleine daling zichtbaar is wordt waarschijnlijk veroorzaakt door sterke onderliggende trends. Zo is er onder andere ook een toename te zien van het aantal patiënten wat relatief goedkope geneesmiddelen gebruikt, zichtbaar in figuur 2 als de groei van de gele een turquoise staven de afgelopen jaren. Dit kan een gevolg zijn van de vergrijzing van de Nederlandse bevolking. Ook zorgen de resultaten van de financiële arrangementen voor lagere uitgaven per patiënt per jaar. Daarnaast is een toename van de concurrentie voor een aantal van de geneesmiddelen die hoog in de top 25 (zie tabel 4) stonden een belangrijke factor, hieronder wordt daar verder op in gegaan.
Figuur 4: Index (2012 = 100%) ontwikkeling uitgaven dure geneesmiddelen per unieke patiënt op totaal niveau, gecorrigeerd voor grote beleidswijzigingen
Bronnen: Vektis
Concurrentie
Tegenover de toename aan uitgaven voor nieuwe geneesmiddelen staat dat de uitgaven aan overgehevelde stoffen in 2019 17% lager zijn dan in 2018 (zie figuur 1). Deze afname is vooral aan een groep geneesmiddelen toe te schrijven die per 2012 zijn overgeheveld. Binnen deze groep, bestaande uit 8 anti-reumatica geneesmiddelen, werden biosimilars geïntroduceerd: infliximab (2015), etanercept (2016) en adalimumab (eind 2018). Hierdoor zijn ondanks stijgende patiëntenaantallen de totale uitgaven gedaald. De daling in de totale uitgaven voor deze geneesmiddelen is ook terug te zien in tabel 4, waar adalimumab en etanercept ten opzichte van het voorgaande jaar lager in de ranking zijn komen te staan.
De positieve effecten van concurrentie op de totale geneesmiddelenuitgaven is te zien in tabel 3. Hier maken we onderscheid tussen geneesmiddelen afkomstig van één of meerdere fabrikanten. Met concurrentie bedoelen wij in deze context dus het bestaan van meer dan één fabrikant per geneesmiddel. Daarbij houden we geen rekening ermee dat verschillende stoffen voor eenzelfde indicatie ingezet zouden kunnen worden. De stijgende uitgaven op totaal niveau worden duidelijk veroorzaakt door sterk groeiende uitgaven van stoffen zonder concurrentie. Bij deze groep zien we tussen 2018 en 2019 een toename van 27,7% in totale uitgaven, het aantal patiënten groeide met van 15,1% en de uitgaven per patiënt namen met 10,9% toe.
Daarentegen zien we bij de geneesmiddelen mét concurrentie dat, ondanks dat de patiëntenaantallen toenamen, de totale uitgaven daalden, door sterk dalende uitgaven per patiënt. De grootste daling in uitgaven per patiënt is terug te zien in de groep geneesmiddelen met concurrentie vanaf 2018. Hier daalden de uitgaven per patiënt met bijna 56%. Deze daling wordt grotendeels (rond 85% van de daling oftewel € 128 miljoen) veroorzaakt door de eerdergenoemde introductie van biosimilars.
Tabel 3: Overzicht uitgavenontwikkeling voor geneesmiddelen met één (zonder concurrentie) of meerdere fabrikanten per stofnaam (concurrentie vanaf 20XX)
Begin concurrentie
|
Totale uitgave 2019 in mln. Euro
|
Aantal pat 2019
|
Uitgaven pp 2019
|
Toename totale uitgaven t.o.v. 2018
|
Toename totaal aantal pat t.o.v. 2018
|
Toename uitgaven pp t.o.v. 2018
|
concurrentie vanaf 2017 of eerder
|
505
|
163.869
|
3.082
|
-12,3%
|
2,0%
|
-14,0%
|
concurrentie vanaf 2018
|
146
|
33.090
|
4.424
|
-50,6%
|
12,1%
|
-55,9%
|
concurrentie vanaf 2019
|
20
|
844
|
23.932
|
-0,4%
|
6,2%
|
-5,4%
|
zonder concurrentie
|
1.801
|
139.205
|
12.939
|
27,7%
|
15,1%
|
10,9%
|
Bronnen: Vektis, Z-index
1.2.3 De top 25 geneesmiddelen
De top 25 geneesmiddelen met de hoogste totale uitgaven zijn goed voor ruim 62% van de totale geneesmiddelen uitgaven. Van deze 25 geneesmiddelen zijn 14 oncolytica die bij elkaar ruim 35% van de totale uitgaven bevatten. Vergeleken met 2018 zien we dat de voormalige koploper adalimumab en etanercept dit jaar lager in de ranking te staan komen. Hun totale uitgaven is ongeveer om de helft gedaald.
Tabel 4: Top 25 totale uitgaven per stofnaam
Rang 2019 (2018)
|
Werkzame stof
|
Geneesmiddel groep
|
Ontstaan
|
Totale uitgaven (€ duizenden)
|
1 (5)
|
pembrolizumab*
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2015
|
160.331
|
2 (2)
|
lenalidomide
|
Oncolytica
|
Overgeheveld
|
136.688
|
3 (4)
|
infliximab
|
Anti-reumatica
|
Overgeheveld
|
89.292
|
4 (1)
|
adalimumab
|
Anti-reumatica
|
Overgeheveld
|
89.070
|
5 (10)
|
nivolumab*
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2015
|
83.344
|
6 (8)
|
aflibercept
|
Oogziekten
|
Nieuw per 2014
|
75.771
|
7 (6)
|
factor viii
|
Stollingsfactor
|
msz regulier
|
72.121
|
8 (35)
|
daratumumab*
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2017
|
69.525
|
9 (3)
|
etanercept
|
Anti-reumatica
|
Overgeheveld
|
66.509
|
10 (11)
|
alglucosidase alfa*
|
Stofwisselingsziekten
|
msz regulier
|
63.542
|
11 (9)
|
enzalutamide
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2013
|
63.089
|
12 (13)
|
ustekinumab
|
Anti-reumatica
|
Overgeheveld
|
61.104
|
13 (12)
|
bevacizumab
|
Oncolytica
|
msz regulier
|
54.190
|
14 (7)
|
trastuzumab
|
Oncolytica
|
msz regulier
|
50.451
|
15 (15)
|
immunoglobuline, normaal, intravasculair
|
Immunoglobulinen
|
msz regulier
|
45.365
|
16 (14)
|
rituximab
|
Oncolytica
|
msz regulier
|
40.006
|
17 (17)
|
eculizumab*
|
Overig
|
msz regulier
|
37.937
|
18 (25)
|
pemetrexed
|
Oncolytica
|
msz regulier
|
37.858
|
19 (19)
|
ruxolitinib
|
Oncolytica
|
Overgeheveld
|
37.450
|
20 (18)
|
palbociclib*
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2017
|
37.421
|
21 (16)
|
pertuzumab*
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2013
|
36.769
|
22 (23)
|
ibrutinib
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2014
|
36.739
|
23 (21)
|
vedolizumab
|
Overig
|
Nieuw per 2014
|
36.431
|
24 (24)
|
omalizumab
|
Astma
|
msz regulier
|
32.818
|
25 (28)
|
abirateron
|
Oncolytica
|
Overgeheveld
|
31.206
|
* Voor deze werkzame stoffen lopen er in 2019 financiële arrangementen tussen het ministerie van VWS en de betreffende fabrikanten.
Bronnen: Vektis
In figuur 5 hebben we alle stofnamen op een rijtje gezet in een Lorentz curve. Daarbij hebben we de stofnamen gesorteerd naar hun totale uitgaven, van laag naar hoog. Hiertegenover zetten we hun cumulatieve uitgaven, weergegeven als percentueel aandeel aan de totale uitgaven voor dure geneesmiddelen. Hoe dichter de curve bij de diagonale lijn ligt, hoe gelijkmatiger de uitgaven zijn verdeeld over alle geneesmiddelen.
De Lorentz curve laat een zeer scheve verdeling zien en bevestigt dat 81% van de geneesmiddelenuitgaven wordt veroorzaakt door 20% van de geneesmiddelen. Deze groep bestaat voor een derde uit oncolytica waar geen concurrentie binnen de werkzame stof aanwezig is.
Figuur 5: Lorentz curve van de verdeling van de uitgaven per stofnaam
Bronnen: Vektis
Kijken we naar de uitgaven per patiënt, dan zien we een vergelijkbaar beeld als in 2018. Deze lijst wordt gedomineerd door geneesmiddelen voor stofwisselingsziekten (8), gevolgd door stollingsfactoren (6) en oncolytica (5). Tisagenlecleucel, een geneesmiddel wat in 2019 geïntroduceerd werd voor immunotherapie bij kanker komt in het jaar van introductie op plek 6 te staan. De geneesmiddelen patisiran, caplacizumab en limbale stamcellen staan dit jaar ook voor het eerst in de lijst.
Veel van deze stoffen komen niet voor in de top 25 tabel met de hoogste totale uitgaven, omdat veel van deze stoffen aan een relatief klein aantal patiënten wordt gegeven.
Tabel 5: Top 25 uitgaven per patiënt per stofnaam
Rang 2019 (2018)
|
Werkzame stof
|
Geneesmiddel groep
|
Ontstaan
|
Uitgaven per patient (€ duizenden)
|
1 (1)
|
sebelipase alfa
|
Stofwisselingsziekten
|
Nieuw per 2018
|
1.583
|
2 (19)
|
cerliponase alfa
|
Stofwisselingsziekten
|
Nieuw per 2018
|
546
|
3 (2)
|
galsulfase
|
Stofwisselingsziekten
|
msz regulier
|
501
|
4 (4)
|
alglucosidase alfa*
|
Stofwisselingsziekten
|
msz regulier
|
467
|
5 (3)
|
idursulfase
|
Stofwisselingsziekten
|
msz regulier
|
452
|
6 (-)
|
tisagenlecleucel
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2019
|
349
|
7 (5)
|
laronidase
|
Stofwisselingsziekten
|
msz regulier
|
343
|
8 (6)
|
proteine c
|
Stollingsfactor
|
msz regulier
|
285
|
9 (12)
|
nusinersen*
|
Spierziekte
|
Nieuw per 2018
|
281
|
10 (7)
|
eculizumab*
|
Overig
|
msz regulier
|
273
|
11 (13)
|
Burosumab
|
Overig
|
Nieuw per 2018
|
263
|
12 (-)
|
Patisiran
|
Overig
|
Nieuw per 2019
|
250
|
13 (23)
|
emicizumab
|
Stollingsfactor
|
Nieuw per 2018
|
229
|
14 (9)
|
agalsidase beta*
|
Stofwisselingsziekten
|
msz regulier
|
168
|
15 (10)
|
dinutuximab beta
|
Oncolytica
|
msz regulier
|
148
|
16 (11)
|
agalsidase alfa*
|
Stofwisselingsziekten
|
msz regulier
|
141
|
17 (15)
|
canakinumab
|
Overig
|
msz regulier
|
112
|
18 (14)
|
factor ix
|
Stollingsfactor
|
msz regulier
|
100
|
19 (-)
|
caplacizumab
|
Stollingsfactor
|
Nieuw per 2019
|
92
|
20 (-)
|
limbale stamcellen, autoloog
|
Overig
|
Nieuw per 2019
|
82
|
21 (22)
|
blinatumomab
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2016
|
78
|
22 (18)
|
inotuzumab ozogamicine
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2017
|
75
|
23 (29)
|
alfa-1-proteinaseremmer
|
Stollingsfactor
|
Nieuw per 2017
|
70
|
24 (25)
|
daratumumab*
|
Oncolytica
|
Nieuw per 2017
|
67
|
25 (17)
|
factor viii
|
Stollingsfactor
|
msz regulier
|
66
|
* Voor deze werkzame stoffen lopen er in 2019 financiële arrangementen tussen het ministerie van VWS en de betreffende fabrikanten.
Bronnen: Vektis
In de lijst van de 25 geneesmiddelen met de hoogste uitgaven per patiënt wordt echter geen rekening gehouden met uitgaven voor andere dure geneesmiddelen, die de patiënt daarnaast nog voor dezelfde zorgvraag ontvangt. Deze geneesmiddelen zouden onder ander ingezet kunnen worden ter bestrijding van bijwerkingen, ter verhoging van de effectiviteit (synergie) of ter vervanging van een eerder voorgeschreven stof wat niet het gewenste effect liet zien. In tabel 6 hebben we per werkzame stof uit de top 25 lijst (tabel 5) weergegeven welke andere werkzame stoffen voor de behandeling van de patiënten binnen hetzelfde zorgtraject in 2019 nog verder voorgeschreven werden en welke uitgaven hiermee gemoeid zijn. Hierbij hebben we geen onderscheid gemaakt tussen de onderliggende reden om voor een patiënt meerdere geneesmiddelstoffen voor te schrijven.
Tabel 6 laat onder ander zien dat de gemiddelde uitgaven aan geneesmiddelen per patiënt die in 2019 met emicizumab behandeld werden circa 43% hoger lagen dan voor de stof alleen. Dit komt omdat een deel van de patiënten voor dezelfde zorgvraag ook stollingsfactoren toegediend kregen. Patiënten die met het oncolyticum daratumumab behandeld werden kregen daarnaast in sommige gevallen ook andere oncolytica en antimycotica toegediend. Hierdoor zijn voor deze groep, die meer dan 1.000 patiënten omvat, de gemiddelde uitgaven aan geneesmiddelen per patiënt 49% hoger dan de uitgaven voor de werkzame stof daratumumab alleen.
Tabel 6: Top 25 uitgaven per patiënt per stofnaam inclusief geneesmiddel uit hetzelfde zorgtraject
Rang 2019 (2018)
|
Werkzame stof
|
Uitgaven per patient (€ duizend)
|
Werkzame stof uit hetzelfde zorgtraject
|
Uitgaven per patient per zorgtraject (€ duizend)
|
Toename uitgaven incl stoffen uit zorgtraject
|
1 (1)
|
sebelipase alfa
|
1.583
|
-
|
-
|
-
|
2 (19)
|
cerliponase alfa
|
546
|
-
|
-
|
-
|
3 (2)
|
galsulfase
|
501
|
-
|
-
|
-
|
4 (4)
|
alglucosidase alfa*
|
467
|
immunoglobuline, rituximab
|
486
|
0,1%
|
5 (3)
|
idursulfase
|
452
|
-
|
-
|
-
|
6 (-)
|
tisagenlecleucel
|
349
|
cyclofosfamide ,fludarabine ,inotuzumab ozogamicine ,posaconazol ,amfotericine b ,cytarabine ,hydroxycarbamide ,immunoglobuline, pegaspargase ,vincristine ,voriconazol ,micafungine ,mitoxantron ,anidulafungine ,busulfan ,asparaginase ,tocilizumab
|
370
|
6,0%
|
7 (5)
|
laronidase
|
343
|
-
|
-
|
-
|
8 (6)
|
proteine c
|
285
|
antitrombine iii
|
286
|
0,4%
|
9 (12)
|
nusinersen*
|
281
|
-
|
-
|
-
|
10 (7)
|
eculizumab*
|
273
|
busulfan ,fludarabine ,immunoglobuline, posaconazol ,rituximab ,cyclofosfamide ,anidulafungine ,belatacept ,hydroxycarbamide ,micafungine ,voriconazol ,caplacizumab ,letermovir ,isavuconazol ,somatropine
|
273
|
0,1%
|
11 (13)
|
burosumab
|
263
|
-
|
-
|
-
|
12 (-)
|
patisiran
|
250
|
-
|
-
|
-
|
13 (23)
|
emicizumab
|
229
|
factor viia ,factor viii ,factor viii inhibitor bypassactiviteit (f.e.i.b.a.) ,von willebrandfactor met factor viii
|
328
|
43,4%
|
14 (9)
|
agalsidase beta*
|
168
|
agalsidase alfa
|
171
|
2,2%
|
15 (10)
|
dinutuximab beta
|
148
|
busulfan ,defibrotide ,irinotecan ,melfalan ,temozolomide ,topotecan ,etoposide ,amfotericine b ,immunoglobuline,voriconazol ,cisplatine ,vincristine
|
153
|
3,6%
|
16 (11)
|
agalsidase alfa*
|
141
|
agalsidase beta
|
161
|
14,0%
|
17 (15)
|
canakinumab
|
112
|
anakinra ,tocilizumab ,rituximab ,voriconazol ,sarilumab ,cyclofosfamide
|
113
|
0,9%
|
18 (14)
|
factor ix
|
100
|
factor viii ,protrombinecomplex ,fibrinogeen
|
100
|
0,0%
|
19 (-)
|
caplacizumab
|
92
|
rituximab ,cyclofosfamide ,eculizumab
|
98
|
6,4%
|
20 (-)
|
limbale stamcellen, autoloog
|
82
|
-
|
-
|
-
|
21 (22)
|
blinatumomab
|
78
|
amfotericine b ,cyclofosfamide ,cytarabine ,etoposide ,micafungine ,mitoxantron ,pegaspargase ,vincristine ,voriconazol ,fludarabine ,inotuzumab ozogamicine ,ruxolitinib ,tocilizumab ,rituximab ,defibrotide ,imatinib ,posaconazol
|
93
|
20,1%
|
22 (18)
|
inotuzumab ozogamicine
|
75
|
cyclofosfamide ,fludarabine ,posaconazol ,tisagenlecleucel ,blinatumomab ,micafungine ,ruxolitinib ,tocilizumab ,pegaspargase ,vincristine ,amfotericine b ,cytarabine ,dexrazoxaan ,immunoglobuline, mitoxantron ,voriconazol ,etoposide ,defibrotide ,asparaginase ,hydroxycarbamide
|
170
|
127,4%
|
23 (29)
|
alfa-1-proteinaseremmer
|
70
|
-
|
-
|
-
|
24 (25)
|
daratumumab*
|
67
|
bortezomib ,carfilzomib ,cyclofosfamide ,lenalidomide ,pomalidomide ,melfalan ,immunoglobuline, ixazomib ,bendamustine ,asparaginase ,gemcitabine ,oxaliplatine ,plerixafor ,caspofungine ,voriconazol ,cytarabine ,ruxolitinib ,elotuzumab ,enzalutamide ,amfotericine b ,anidulafungine ,hydroxycarbamide ,rituximab ,vincristine
|
99
|
49,1%
|
25 (17)
|
factor viii
|
66
|
factor viia ,factor viii inhibitor bypassactiviteit (f.e.i.b.a.) ,factor ix ,emicizumab ,von willebrandfactor met factor viii ,protrombinecomplex ,von willebrandfactor
|
69
|
5,4%
|
* Voor deze werkzame stoffen lopen er in 2019 financiële arrangementen tussen het ministerie van VWS en de betreffende fabrikanten.
Bronnen: Vektis