Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage op aanvraag - BR/REG-20154b
Ondertekeningsdatum:15-12-2020Geldigheid:01-01-2020 t/m 31-12-2020Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage op aanvraag - BR/REG - 20154b

Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdeel e, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid tot het toekennen van een beschikbaarheidbijdrage als bedoeld in artikel 56a van de Wmg.

Op grond van artikel 56a, tweede lid, onder a, van de Wmg geeft de NZa op aanvraag toepassing aan artikel 56a, eerste tot en met negende lid, van de Wmg.

Gelet op artikel 59, aanhef en onder e, van de Wmg, heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met brieven van 12 december 2012 (kenmerk MC-U-3147126), 16 juli 2014 (kenmerk 640237-123257-MC), 11 december 2014 (kenmerk 696542-130372-MC en 692617-129795-MC), 16 juni 2015 (kenmerk 776212-137548-MC)  30 juni 2015 (kenmerk 776198-137542-MC), 21 april 2017 (kenmerk 1123133-163202-MC), 29 september 2017 (kenmerk 1223399-167180-MC) en 3 oktober 2017 (kenmerk 1223400-167181-MC) ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 van de Wmg, aan de NZa gegeven.

Op de beschikbaarheidbijdrage zijn titel 4.2 (‘subsidies’) en 4.4 (‘bestuursrechtelijke geldschulden’) van de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG en het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 (C(2011)9380) van toepassing.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:

 

Besluit:
Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG van 24 augustus 2012.

 

Bijlage:
Bijlage bij artikel 2 van het Besluit.

 

Beschikbaarheidbijdrage:
Bijdrage als bedoeld in artikel 56a van de Wmg.

 

dbc-omzet (integrale tarieven) brandwondenzorg:
De in het betreffende jaar gerealiseerde dbc’s en de daarbij gerealiseerde ic add-on’s.

 

IGJ:
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

 

Minister:
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

 

Orgaancentrum:

Instelling zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet op de orgaandonatie. Hiermee wordt gedoeld op de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS).
 

OTO:
Opleiden, Trainen en Oefenen bij rampen en crises zoals vastgelegd op 16 oktober 2008 in het Convenant inzake Opleiden, trainen en oefenen ter voorbereiding van rampen en crises.

 

SEH-consult:
Spoedeisende hulp contact op de seh-afdeling met code 190015 als bedoeld in de Regeling medisch- specialistische zorg.

 

Wbmv:
Wet bijzondere medische verrichtingen.

 

Uniform kader:
Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa.

Artikel 2. Doel van de beleidsregel

Voor een aantal activiteiten en voorzieningen van zorgaanbieders is het niet mogelijk en/of wenselijk om deze rechtstreeks aan zorgproducten voor individuele consumenten toe te rekenen. Het gaat om specifieke functies of kenmerken van de zorgverlening, zoals beschikbaarheid, specifieke deskundigheid of specifieke voorzieningen. Doel van deze beleidsregel betreft het vaststellen van de wijze van bekostiging van deze activiteiten en voorzieningen, in aanvulling op de Beleidsregel ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’.

Artikel 3. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op het beschikbaar hebben en bekostigen van zorg als bedoeld in artikel 2 van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG, juncto onderdeel B, onder 3 tot en met 10, 15 en 16 van de bijlage bij het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG. De volgende vormen van zorg komen in aanmerking voor een beschikbaarheidbijdrage:

  1. gespecialiseerde brandwondenzorg;
     
  2. traumazorg door mobiel medisch team met helikopter;
     
  3. spoedeisende hulp;
     
  4. acute verloskunde;
     
  5. post mortem orgaanuitname bij donoren;
     
  6. traumazorg voor zover het gaat om Opleiden, Trainen en Oefenen;
     
  7. zorg verleend door het calamiteitenhospitaal;
     
  8. coördinatie traumazorg en regionaal overleg acute zorg;
     
  9. traumazorg door mobiel medisch team met voertuig;
     
  10. gespecialiseerde en derdelijns psychotraumazorg voor zover het gaat om de landelijke kennis en expertisefunctie;
     
  11. acuut ambulancevervoer per ambulancehelikopter vanaf de Friese Waddeneilanden;
     
  12. post mortem weefseluitname bij donoren.

Artikel 4. Algemeen

1.Aangewezen vormen van zorg
Bij het Besluit heeft de Minister de in artikel 1 genoemde vormen van zorg aangewezen waarvoor de NZa een beschikbaarheidbijdrage kan vaststellen. Mede op basis van dit Besluit heeft de NZa onderhavig beleid ten aanzien van de verstrekking van de beschikbaarheidbijdrage op aanvraag door zorgaanbieders vastgesteld.
 

2.Procedure verstrekken beschikbaarheidbijdrage
Het Uniform kader omschrijft de procedure die gehanteerd wordt ten aanzien van de verlening en de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage door de NZa. In enkele gevallen is een uitzondering op de uniforme procedure nodig. Deze uitzondering staat in dat geval omschreven in de onderhavige beleidsregel en bij de betreffende zorgfunctie.
 

3.Dienst van algemeen belang
Indien een aanvraag voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 4, tweede lid en aan de zorgfunctie-specifieke bepalingen zoals opgenomen in deze beleidsregel, zal de NZa op grond van artikel 56a, zevende lid, van de Wmg de zorgaanbieder belasten met een dienst van algemeen economisch belang of dienst van algemeen belang.

Artikel 5. Gespecialiseerde brandwondenzorg

1. Beschrijving zorg
Gespecialiseerde brandwondenzorg als bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 9, van de Bijlage.
 

2. Criteria verstrekkingZorgaanbieders kunnen in aanmerking komen voor de verstrekking van een beschikbaarheidbijdrage voor gespecialiseerde brandwondenzorg indien zij de in artikel 5, eerste lid van deze beleidsregel genoemde vorm van zorg leveren. Dat betekent dat voor de benodigde specifieke vaardigheden en personele inzet wordt aangesloten bij de Europese richtlijnen conform de nota van toelichting bij Onderdeel B, aanhef en onder 9.
 

3. Aantal zorgaanbiedersOp grond van het Besluit belast de NZa drie zorgaanbieders  met de beschikbaarheid van de gespecialiseerde brandwondenzorg.
 

4. Procedure
In aanvulling op het Uniform kader is dit artikel van toepassing op de procedure ten aanzien van de gespecialiseerde brandwondenzorg.
 

  1. Hoogte beschikbaarheidbijdrage verlening
    De verlening voor de zorgfunctie gespecialiseerde brandwondenzorg is gelijk aan de hoogte van de vastgestelde maximale beschikbaarheidbijdrage in jaar t – 3. Dit bedrag wordt naar jaar t geïndexeerd.
    Op de maximale beschikbaarheidbijdrage voor de verlening (jaar t – 3, geïndexeerd naar jaar t) worden de (verwachte) gerealiseerde dbc-omzet (integrale tarieven)  door het brandwondencentrum en de bij deze dbc’s gerealiseerde IC add on’s voor jaar t in mindering gebracht.
     
  2. Indexatie verlening
    De maximale vastgestelde beschikbaarheidbijdrage uit jaar t-3 wordt als volgt geïndexeerd: De personele kosten met de personele index; de materiële kosten met de materiële index. Indirecte kosten worden geïndexeerd met de personele index. De post kapitaallasten wordt niet geïndexeerd
     
  3. Hoogte beschikbaarheidbijdrage vaststelling
    De uiteindelijke hoogte van de beschikbaarheidbijdrage voor gespecialiseerde brandwondenzorg wordt bepaald op basis van nacalculatie. Dat betekent dat de beschikbaarheidbijdrage afhankelijk is van de gerealiseerde kosten en opbrengsten en dus de verantwoorde gegevens van het desbetreffende brandwondencentrum. Daarnaast vraagt de NZa gegevens uit over de daadwerkelijke bezettingsgraad over het betreffende jaar
     
  4. Deadline vaststelling
    In afwijking van het Uniform kader dient de zorgaanbieder vóór 1 juli na afloop van het subsidiejaar een aanvraag voor vaststelling van een beschikbaarheidbijdrage in bij de NZa.
     
  5. Benchmarken
    De NZa gaat de brandwondencentra op basis van de ingediende verantwoordingen benchmarken. Indien er significante afwijkingen zijn op bepaalde kostenposten wordt het desbetreffende brandwondencentrum door de NZa verzocht om daar een nadere toelichting met onderbouwing of bewijs op te geven.
     
  6. Toerekening indirecte kosten
    De NZa toetst per brandwondencentrum op welke wijze zij de indirecte kosten toerekenen aan het brandwondencentrum. De toerekening van het brandwondencentrum is bepalend voor de uiteindelijke hoogte van de indirecte kosten voor het brandwondencentrum. De methodiek van de weging die een zorgaanbieder vanaf 2015 past voor de toerekening van de indirecte kosten aan het brandwondencentrum (t.o.v. de rest van het ziekenhuis) moet de komende jaren gelijk blijven (tot het eerst volgende kostenonderzoek) en mag gedurende die periode niet gewijzigd worden.
     
  7. Bepaling dbc-omzet
    Voor de bepaling van de dbc-omzet wordt uitgegaan van alle dbc’s die geleverd worden vanuit het brandwondencentrum en daarbij behorende IC add-ons. De gespecialiseerde brandwondenzorg dbc’s en IC add-ons kennen een max-max tarief (tariefstructuur). De NZa zal bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor het bepalen van de omzet voor de gespecialiseerde brandwondenzorg dbc’s en bijbehorende IC Add-ons uitgaan van het reguliere, basis maximumtarief, ongeacht de hoogte van het tarief dat in werkelijkheid is overeengekomen en/of gedeclareerd tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Voor de andere dbc’s zal de NZa de gecontracteerde tarieven hanteren.     

    De brandwondencentra zetten een deel van hun capaciteit in voor andere zorg dan brandwondenzorg. Het betreft patiënten met uitgebreide complexe huiddefecten. De beschikbaarheidbijdrage wordt voor deze opbrengsten met terugwerkende kracht gecorrigeerd vanaf 2016. De correctie over de jaren 2016 tot en met 2020 zal plaatsvinden bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage 2020

Artikel 6. Traumazorg door mobiel medisch team met helikopter

1. Beschrijving zorg
Traumazorg door mobiel medisch team (MMT) met helikopter als bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 6, van de Bijlage:

  1. 7x24 uur beschikbaarheid van een paraat MMT met helikopter dat binnen twee minuten na aanname van de melding van de meldkamer ambulancezorg moeten kunnen uitrukken naar de plek van het ongeval;
     
  2. Het MMT bestaat uit een medisch specialist en een gespecialiseerde verpleegkundige.

2. Criteria verstrekking
Zorgaanbieders kunnen in aanmerking komen voor de verstrekking van een beschikbaarheidbijdrage traumazorg door MMT met helikopter indien zij de in artikel 6, eerste lid genoemde vorm van zorg leveren.
 

3. Aantal aanbieders
Op grond van het Besluit verstrekt de NZa de beschikbaarheidbijdrage voor traumazorg door MMT met helikopter aan vier aanbieders.
 

4. Hoogte beschikbaarheidbijdrage

  1. De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt gebaseerd op de posten in onderstaande tabel. In de toelichting van de beleidsregel staat beschreven hoe de bedragen jaarlijks worden geïndexeerd.
     
  2. Drie verschillende typen helikopterstandplaatsen worden onderscheiden. De hoogte van bepaalde genormeerde kostenposten hangt samen met het type standplaats van het MMT. De drie standplaatstypen zijn:
    1.  Type A: Dak locatie;
    2.  Type B: Externe locatie waarbij brandwachtvoorziening van het vliegveld 24/7 aanwezig is;
    3.  Type C: Externe locatie waarbij brandwachtvoorziening van het vliegveld niet 24/7 aanwezig is.

Onderdeel

Deelpost

Toelichting

Standplaats

Prijspeil 2019

Helikopter

Vaste kosten

Vaste kosten uit het contract van de helikopter

Allen

Werkelijke kosten

Vlieguren

Variabele kosten per vlieguur

Allen

Werkelijke kosten

Buitenlandse inzet

Kosten van inzetten in het buitenland worden op nacalculatie vergoed. De opbrengsten van buitenlandse inzetten worden in mindering gerbacht.

Allen

Werkelijke kosten -/- werkelijke opbrengsten

Kortingsposten

Nacalculatie – in mindering

Allen

Werkelijke opbrengsten

Voertuig

Voertuigkosten

Normatief bedrag voor:

1) afschrijfkosten van aanschaf van het voertuig, opbouw/ombouw van het voertuig, en inbouw van communicatie en navigatie apparatuur in het voertuig,

2) verzekering voertuig, onderhoudskosten en vervangend vervoer

Allen

€  23.393

Brandstof

Brandstof wordt op nacalculatie vergoed.

Allen

Werkelijke kosten

Personele inzet

per functie

Gespecialiseerd verpleegkundige

Genormeerd

Allen

€  570.830

Medisch specialist

Genormeerd

Allen

€  1.260.337

Helicopter landing officer

Genormeerd

A, C

€  376.463

Ondersteunend personeel:

chief nurse

manager

medisch coördinator

secretariaat

Genormeerd

Allen

€  155.622

Standplaats

Helikopter op dak

Genormeerd

A

€  104.950 

Helikopter op externe locatie

Nacalculatie

B, C

Werkelijke kosten

Opleidingen

Initieel

Gespecialiseerd verpleegkundige

Per nieuw lid

A, C

€  75.952

Per nieuw lid

B

€  83.309

Medisch specialist

Per nieuw lid

Allen

€  60.591

Helicopter landing officer

Per nieuw lid

A, C

€  1.229

Periodieke opleidingen

Gespecialiseerd verpleegkundige

Afrekenen op werkelijke kosten met een maximum norm

A, C

€  6.564

Afrekenen op werkelijke kosten met een maximum norm

B

€  15.761

Medisch specialist

Afrekenen op werkelijke kosten met een maximum norm

Allen

€  11.602

Helicopter landing officer

Afrekenen op werkelijke kosten met een maximum norm

A, C

€  4.297

Dienstkleding

Norm inclusief HLO

Genormeerd

A, C

€  31.377

Norm exclusief HLO

Genormeerd

B

€  21.631

Overige directe kosten

 

Normatief bedrag voor de volgende kostenposten:

  • patiëntgebonden kosten
  • hotelmatige kosten
  • algemene materiële kosten
  • C2000 apparatuur
  • algemene personele kosten

Allen

€  168.626

Bloed en bloedproducten

Erytrocytenconcentraat (bloed)

Verbruik van bloed wordt op nacalculatie per packaged cell vergoed.

Allen

€  233

Fibrinogeen

(stollingsfactor)

Verbruik van fibrinogeen wordt op nacalculatie per gram vergoed.

Allen

€  429

Logistieke kosten

Logistieke kosten voor wisselingen van bloed en bloedproducten.

Allen

Werkelijke kosten

Overhead

Norm inclusief HLO

Genormeerd

A, C

€ 388.574    

Norm exclusief HLO

Genormeerd

B

€ 267.297

 

Artikel 7. Spoedeisende hulp

1. Beschrijving zorg
Spoedeisende hulp (SEH) als bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 7, van de Bijlage.

2. Criteria verstrekking
​Zorgaanbieders kunnen in aanmerking komen voor de verstrekking van een beschikbaarheidbijdrage SEH indien zij de in artikel 7, eerste lid van deze beleidsregel genoemde vorm van zorg leveren en als aan elk van de volgende criteria is voldaan:

  1. de SEH moet voldoen aan de geldende (minimum)normen die worden gesteld aan een SEH;
  2. de SEH moet onvoldoende inkomsten uit de tarieven hebben om de kosten van de SEH te dekken;
  3. de SEH moet gevoelig zijn voor de 45-minutennorm volgens de meest relevante analyse van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De meest relevante analyse voor de beschikbaarheidbijdrage SEH jaar t1 betreft de bereikbaarheidsanalyse jaar t-1 die jaarlijks door het RIVM wordt uitgebracht.

3. Procedure verlening

  1. De aanvraag tot verlening van de beschikbaarheidbijdrage SEH bestaat uit een aanvraagformulier. In het aanvraagformulier kan de aanvrager een opgave van kosten en opbrengsten geven ten behoeve van het tweede criterium genoemd in artikel 7, tweede lid. Het eerste criterium uit artikel 7, tweede lid wordt getoetst op basis van signalen van de IGJ. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat een SEH voldoet aan de geldende (minimum)normen tenzij de IGJ dit bij de NZa aangeeft. De NZa zal voor afgifte van de verlening bij de IGJ de laatste stand van zaken opvragen. Indien gewenst zal een nadere onderbouwing van het criterium middels een brief worden gevraagd.
  2. In afwijking van artikel 4.1.1 Uniform kader vindt de aanvraag voor verlening plaats na afronding van het lopende kostenonderzoek naar deze beschikbaarheidbijdrage. De aanvraag voor verlening dient vóór 1 februari 2020 te zijn ingediend.

4. Hoogte beschikbaarheidbijdrage

  1. Kosten personeel
    Om 24/7 beschikbaarheid te borgen gaat de NZa uit van de volgende personele inzet en bijbehorende salariskosten:

    Norm

    Fte

    Prijspeil 2019

    SEH-verpleegkundige

     6,13

    € 79.541 per fte

    SEH-arts of arts SEH

     6,13

    € 162.176 per fte


    De salariskosten van de SEH-verpleegkundige en de salariskosten van de SEH-arts of arts SEH zijn inclusief onregelmatigheidstoeslag (ort).

    De personele kosten worden jaarlijks geïndexeerd. In de toelichting van de beleidsregel staat beschreven hoe deze indexatie plaatsvindt.
     
  2. Kosten materieel en overhead
    De NZa gaat uit van een totaal aan materiële kosten en overheadkosten van € 856.387,- (prijspeil 2019). De materiële kosten (€ 599.626,-) worden jaarlijks met het prijsindexcijfer materiële kosten geïndexeerd. De overheadkosten (€ 256.761,-) worden conform het indexcijfer voor kostenbedragen van (dbc) zorgproducten geïndexeerd.
     
  3. Kosten kapitaal
    De opslag voor kapitaallasten bedraagt € 186.709,- (prijspeil 2019). De kapitaallasten worden niet geïndexeerd.

  4. Opbrengsten SEH-consulten
    De beschikbaarheidbijdrage beoogt alleen een eventueel tekort te dekken. Opbrengsten die een SEH genereert, worden in mindering gebracht op de normbedragen als bedoeld in sub a, b en c van dit artikel. De opbrengsten worden bepaald op basis van het aantal gerealiseerde SEH-consulten van de zorgaanbieder en een normatieve opbrengst per SEH-consult van € 88,79 (prijspeil 2019). Indien de opbrengst van de SEH-consulten hoger is dan de normbedragen, ontvangt de zorgaanbieder geen beschikbaarheidbijdrage. De opbrengsten worden jaarlijks geïndexeerd conform het indexcijfer voor kostenbedragen van (dbc) zorgproducten.

    In 2020 zal worden onderzocht welk aandeel van de opbrengsten ten laste moet komen van de beschikbaarheidbijdrage. Dit aandeel zal met terugwerkende kracht in de vaststelling 2020 worden meegenomen.

Artikel 8. Acute verloskunde

1. Beschrijving zorg
Acute verloskunde als bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 8, van de Bijlage.

2. Criteria verstrekking
Zorgaanbieders kunnen in aanmerking komen voor de verstrekking van een beschikbaarheidbijdrage acute verloskunde indien zij de in artikel 8, eerste lid van deze beleidsregel genoemde vorm van zorg leveren en als aan elk van de volgende criteria is voldaan:

  1. de afdeling voor acute verloskunde moet voldoen aan de geldende (minimum)normen die worden gesteld aan acute verloskundige zorg;
  2. de afdeling voor acute verloskunde moet onvoldoende inkomsten uit de tarieven hebben om de kosten van de acute verloskundige zorg te dekken;
  3. de afdeling voor acute verloskunde moet gevoelig zijn voor de 45-minutennorm volgens de meest relevante analyse van het RIVM. De meest relevante analyse voor de beschikbaarheidbijdrage acute verloskunde jaar t betreft de bereikbaarheidsanalyse jaar t-1 die jaarlijks door het RIVM wordt uitgebracht.

3. Procedure verlening

  1. De aanvraag tot verlening van de beschikbaarheidbijdrage acute verloskunde bestaat uit een aanvraagformulier. In het aanvraagformulier kan de aanvrager een opgave van kosten en opbrengsten geven ten behoeve van het tweede criterium genoemd in artikel 8, tweede lid. Het eerste criterium uit artikel 8, tweede lid wordt getoetst op basis van signalen van de IGJ. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat een afdeling voor acute verloskunde voldoet aan de geldende (minimum)normen tenzij de IGJ dit bij de NZa aangeeft. De NZa zal voor afgifte van de verlening bij de IGJ de laatste stand van zaken opvragen. Indien gewenst zal een nadere onderbouwing van het criterium middels een brief worden gevraagd.
  2. In afwijking van artikel 4.1.1 Uniform kader vindt de aanvraag voor verlening plaats na afronding van het lopende kostenonderzoek naar deze beschikbaarheidbijdrage. De aanvraag voor verlening dient vóór 1 februari 2020 te zijn ingediend.

4. Hoogte beschikbaarheidbijdrage

  1. Kosten personeel

    Om 24/7 beschikbaarheid te borgen gaat de NZa uit van 6,13 fte obstetrisch professional of 5,09 fte gynaecoloog. Als de gynaecoloog en de obstetrisch professional elkaar afwisselen in diensten zal de verhouding worden bepaald op basis van opgegeven inzet. De fte voor de gynaecoloog worden meegenomen tot 5,09 fte. Indien de fte voor de gynaecoloog minder dan 5,09 fte bedraagt, wordt de fte voor de obstetrisch professional in verhouding meegenomen. In de toelichting van de beleidsregel is hiervan een rekenvoorbeeld opgenomen.

    Naast bovengenoemde personele inzet gaat de NZa uit van bijbehorende personele kosten:

     

    Norm

    FTE

    Prijspeil 2019

    Obstetrisch professional

    6,13

    € 86.516 per fte

    Gynaecoloog in loondienst2

    5,09

    € 185.688 per fte 

    Gynaecoloog vrijgevestigd

    5,09

    € 275.726 per fte

    De salariskosten voor de obstetrisch professional zijn inclusief onregelmatigheidstoeslag (ort). De personele kosten worden jaarlijks geïndexeerd. In de toelichting van de beleidsregel staat beschreven hoe deze indexatie plaatsvindt.

  2. Kosten materieel en overhead
    De NZa gaat uit van een totaal aan materiële kosten en overheadkosten van € 489.174,- (prijspeil 2019). De materiële kosten (€ 382.485,-) worden jaarlijks met het prijsindexcijfer materiële kosten geïndexeerd. De overheadkosten (€ 106.689,-) worden conform het indexcijfer voor kostenbedragen van (dbc) zorgproducten geïndexeerd.

  3. Kosten kapitaal
    De opslag voor kapitaallasten bedraagt € 119.097,- (prijspeil 2019). De kapitaallasten worden niet geïndexeerd.
     
  4. Opbrengsten acute verloskunde

    De beschikbaarheidbijdrage beoogt alleen een eventueel tekort te dekken. De opbrengsten worden bepaald op basis van het aantal gerealiseerde dbc-producten acute verloskunde. De NZa heeft per product een percentage vastgesteld van de mate waarin het betreffende product kan worden toegerekend aan de activiteiten van de beschikbare gynaecoloog/obstetrisch professional. In de bijlage van deze beleidsregel is een overzicht van deze producten opgenomen. Deze verloskunde-dbc’s maken deel uit van het vrije segment. Voor de bepaling van de omzet van acute verloskunde wordt daarbij uitgegaan van het gemiddelde tarief van de ziekenhuizen uit het kostenonderzoek 2019 voor de verloskunde-dbc’s. De dbc omzet wordt in mindering gebracht op de normbedragen als bedoeld in sub a, b en c van dit artikel. Indien de dbc omzet die aan deze functie wordt toegerekend hoger is dan de normbedragen, ontvangt de zorgaanbieder geen beschikbaarheidbijdrage.

    Jaarlijks worden de gemiddelde tarieven van de betreffende verloskunde dbc’s aangepast naar het actuele prijspeil dat voor dat jaar geldt. De resultaten worden doorgevoerd in de kolom “gemiddelde productprijs voor 2019” in de tabel “Zorgproducten Acute verloskunde met percentage en bedragen”  in bijlage 1.

Artikel 9. Post mortem orgaanuitname (PMD)

1. Beschrijving zorg
Post mortem orgaanuitname bij donoren (PMD) zoals bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 3, van de Bijlage.
 

2. Criteria verstrekking
Zorgaanbieders kunnen in aanmerking komen voor de verstrekking van een beschikbaarheidbijdrage PMD indien zij de in artikel 9, eerste lid van deze beleidsregel genoemde vorm van zorg leveren en indien zij een overeenkomst met de Nederlandse Transplantatiestichting (NTS) hebben gesloten.
 

3. Aantal aanbieders
De NZa verstrekt de beschikbaarheidbijdrage voor PMD conform de aanwijzing van 29 september 2017 (kenmerk 1223399-167180-MC) aan drie zorgaanbieders.
 

4. Vaststelling
De betrokken zorgaanbieders dienen ten behoeve van de  vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage de volgende gegevens te registreren:

1. Datum van uitname (ingeven als dd-mm-jj)

2. Donor ziekenhuis

3. Tijdstip definitieve melding

4. Tijdstip Tijdstip vertrek ZUT

5. Tijdstip aanvang uitname

6. Tijdstip einde uitname

7.Tijdstip afronding in UMC

8. Aantal chirurgen

9. Aantal aios

10. Gedoneerde organen: hart – ja/nee

11. Gedoneerde organen: longen – ja/nee

12. Gedoneerde organen: darm– ja/nee

13. Gedoneerde organen: lever – ja/nee

14. Gedoneerde organen: pancreas – ja/nee

15. Gedoneerde organen: nieren – ja/nee

16. Geen uitname reden


5. Hoogte beschikbaarheidbijdrage
Op basis van de aanwijzing van 29 september 2017 (kenmerk 1223399-167180-MC) vergoedt de beschikbaarheidbijdrage vanaf 1 juli 2018 niet alleen de chirurgen maar de personele en materiële kosten van het zelfstandige uitnameteam (ZUT).

Het ZUT is 7 x 24 uur beschikbaar en bestaat uit twee chirurgen, waarvan een gecertificeerd uitnamechirurg, een anesthesioloog, een anesthesiemedewerker, twee OK-assistenten en een OK‑transplantatiecoördinator.

De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage is als volgt opgebouwd:

Tabel 4. Hoogte beschikbaarheidbijdrage per team:
 

Kosten (ultimo 2019)

Aantal fte’s

Per regio

Chirurgen

6,42

1.450.762

Anesthesiologen

3,26

708.008

Anesthesiemedewerkers

4,78

374.855

Operatieassistenten

8,97

704.035

Transplantatiecoördinatoren

4,90

434.755

Management

0,93

158.290

Secretariaat

1,03

57.780

Materiaalkosten ZUT

 

291.064

Huisvesting

 

45.518

Overhead

 

623.821

Totaal

 

4.848.887

 

De indexatie van de bovenstaande bedragen gaat als volgt:
De personeelskosten zijn in 2017 vastgesteld en worden jaarlijks geïndexeerd met de personele index. De materiaalkosten ZUT worden jaarlijks aangepast met de materiële index.  De overhead per fte stijgt met de cao door middel van de personele index, de overhead per m2 en de huisvestingskosten stijgen met de materiële index.

Van het normbedrag voor materiaalkosten ZUT wordt alleen afgeweken indien er een significante stijging van het totale aantal landelijke uitnamen plaatsvindt. Er is sprake van een significante stijging indien er een toename van twee maal de standaardafwijking boven het gemiddeld aantal uitnamen in de periode 2013-2017 is. In deze periode bedroeg het gemiddeld aantal uitnamen 268 per jaar, met een dubbele standaardafwijking van 30 uitnamen. Derhalve is er bij een landelijke stijging naar 298 uitnamen per jaar sprake van een significante stijging en daarmee een herberekening van de materiaalkosten door de NZa aan de orde.

Artikel 10. Traumazorg voor zover het gaat om Opleiden, Trainen en Oefenen

1. Beschrijving van de zorg
Traumazorg voor wat betreft Opleiden, Trainen en Oefenen ten behoeve van rampen en crises (OTO), als bedoeld in onderdeel B, aanhef onder 5 van de Bijlage, aangevuld met het gestelde in het ‘OTO convenant (2008)’, het ‘Landelijk Beleidskader Crisisbeheersing en OTO 2.0' (2016) en het 'Kwaliteitskader Crisisbeheersing en OTO 2.0' (2016).
 

2. Criteria verstrekking
Aanbieders kunnen in aanmerking komen voor de verstrekking van een beschikbaarheidbijdrage OTO indien zij de in artikel 10, eerste lid van deze beleidsregel genoemde vorm van zorg leveren en indien zij in het bezit zijn van een erkenning als traumacentrum.

Naast het gestelde in deze beleidsregel vindt de beoordeling van de verstrekking van de beschikbaarheidbijdrage tevens plaats op basis van het OTO convenant en het Landelijk Beleidskader Crisisbeheersing en OTO 2.0.
 

3. Procedure
In aanvulling op het Uniform kader is hetgeen in dit artikel staat van toepassing op de beschikbaarheidbijdrage OTO.

  1. Verlening
  • 1o - De aanvraag tot verlening van de beschikbaarheidbijdrage OTO is compleet indien het aanvraagformulier voor de verlening tenminste de volgende informatie over het betreffende subsidiejaar bevat:
     
    • een opsomming van de jaarplannen van de individuele instellingen met een algemene inhoudelijke omschrijving van de voorgenomen activiteiten en de begrote kosten per jaarplan;
    • een opsomming van de plannen voor regionaal te organiseren projecten en activiteiten met een algemene inhoudelijke omschrijving en de begrote kosten per project;
    • het regionale OTO jaarplan is bijgevoegd.
       
  • 2o - In afwijking van het Uniform kader wordt de aanvraag tot verlening  vóór 1 december van jaar t-1 ingediend.
  1. Vaststelling

    De aanvraag tot vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage OTO is compleet indien het aanvraagformulier tenminste de volgende informatie over het betreffende subsidiejaar bevat:
    • een opsomming van de uitgevoerde activiteiten per individuele instelling met een inhoudelijke omschrijving en de gerealiseerde kosten per jaarplan;
    • een opsomming van de uitgevoerde activiteiten met een inhoudelijke omschrijving en de gerealiseerde kosten van de regionaal georganiseerde projecten en activiteiten;
    • een inhoudelijke omschrijving en de gerealiseerde kosten van de uitgevoerde activiteiten die niet zijn opgenomen in de aanvraag tot verlening;
    • een toelichting op de gerealiseerde kosten van een jaarplan of project die meer dan 50% afwijkt van de begrote kosten zoals opgenomen in de aanvraag tot verlening.

4. Beoordeling aanvraag

  1. Doelstelling activiteiten
    De in het aanvraagformulier opgegeven activiteiten voldoen aan minimaal één van de volgende doelstellingen:
    • Voorbereiden, faciliteren en organiseren van activiteiten omtrent opleiden, trainen en oefenen van de zorgsector;
    • Activiteiten gericht op voorbereiding op die situaties waarbij er sprake is van een (dreigend) veranderend zorgaanbod of wijzigend aanbod van patiënten of een situatie waardoor de reguliere zorgverlening ernstig in gevaar komt;
    • Zorgprocessen te weten geneeskundige hulp somatisch, preventieve openbare gezondheidszorg en psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen in het kader van het faciliteren, opzetten, organiseren van opleidingen, trainingen en oefeningen;
    • Financiering van de landelijke ondersteuningsstructuur.

      Indien een opgegeven activiteit niet voldoet aan bovengenoemde doelstellingen, dan worden de begrote kosten voor deze activiteit in mindering gebracht op het bedrag van de aangevraagde verlening of vaststelling.
       
  2. Actuele ontwikkelingen
    Activiteiten naar aanleiding van actuele ontwikkelingen voor wat betreft opleiden, trainen en oefenen zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, kunnen ook in de aanvraag voor vaststelling worden opgenomen zonder dat zij bij de aanvraag tot verlening zijn uitgewerkt, indien:
    • op het moment van de indiening van de aanvraag tot verlening de inhoud van de activiteit nog niet te voorzien is;
    • de uitwerking van de activiteit zal geschieden op basis van actuele maatschappelijke ontwikkelingen gedurende het subsidiejaar;
    • de begrote kosten voor deze activiteit zijn opgenomen in de aanvraag tot verlening onder ‘Activiteit naar aanleiding van actuele ontwikkelingen’, en;
    • de kosten voor deze activiteit niet meer bedragen dan 20% van het totaal aangevraagde bedrag.
       
  3. Kosten niet behorende tot beschikbaarheidbijdrage
    De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor bekostiging door middel van een beschikbaarheidbijdrage:
    • De financiering van de reguliere bedrijfsvoering en de reguliere individuele beroepsbeoefenaars en zorginstellingen tijdens een opleiding, training of oefening;
    • Financiering van reguliere taken in niet opgeschaalde situatie van medewerkers van zorginstellingen en GHOR-bureaus;
    • Vacatiegelden voor deelname aan overleggen en voor deelname aan OTO-activiteiten;
    • (Vervangings)investeringen.

Indien de aanvraag een activiteit omvat zoals hierboven omschreven, dan worden de begrote kosten voor deze activiteit in mindering gebracht op het bedrag van de aangevraagde verlening.

  1. Substitutie
    Bij de vaststelling is substitutie tussen kosten van posten toegestaan, mits:
    • de post onderdeel is van de verlening, en;
    • de activiteiten vallende onder de post ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd.

5. Hoogte beschikbaarheidbijdrage
De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage bedraagt maximaal
€ 1.165.343,04 voor een algemeen ziekenhuis, en maximaal
€ 1.177.373,74 voor een academisch ziekenhuis (prijspeil ultimo 2019).

Artikel 11. Zorg verleend door het calamiteitenhospitaal

1. Beschrijving van de zorg
Het betreft zorg verleend als bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 4, van de Bijlage.

2. Criteria verstrekking
Zorgaanbieders kunnen in aanmerking komen voor de verstrekking van een beschikbaarheidbijdrage calamiteitenhospitaal indien zij:

  1. De in artikel 11, eerste lid van deze beleidsregel genoemde vorm van zorg leveren en
  2. Een convenant hebben gesloten met de Staat der Nederlanden tot het beschikbaar houden van deze vorm van zorg.

De beoordeling van de verstrekking van de beschikbaarheidbijdrage vindt –naast het gestelde in de beleidsregel- plaats op basis van het Convenant Calamiteitenhospitaal, gesloten tussen het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Universitair Medisch Centrum Utrecht.

3. Procedure
In aanvulling op het Uniform kader is hetgeen in dit artikel en artikel 11, vierde lid is bepaald van toepasssing voor wat betreft de procedure ten aanzien van het calamiteitenhospitaal.

  1. Procedure aanvraag verlening
    In aanvulling op het Uniform kader is de aanvraag tot verlening van de beschikbaarheidbijdrage calamiteitenhospitaal compleet indien bij de aanvraag het bedrijfsplan inclusief begroting is gevoegd. 
     
  2. Beoordeling aanvraag verlening
  • 1 - Bij de verlening omschrijft de zorgaanbieder voor welke activiteiten en voorzieningen de beschikbaarheidbijdrage calamiteitenhospitaal wordt aangevraagd en wat de begrote kosten voor deze activiteiten en voorzieningen zijn.
     
  • 2 - Kosten komen alleen voor vergoeding middels de beschikbaarheidbijdrage in aanmerking indien aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
    • De kosten worden alleen gemaakt ten behoeve van het calamiteitenhospitaal, of;
    • De gedeclareerde productie per openstelling dekt niet de extra personele kosten die hiermee gemoeid zijn (inefficiëntie).
       
  • 3 - ​De beschikbaarheidbijdrage bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel is bestemd voor de instandhouding van het calamiteitenhospitaal, het variabele deel is bestemd voor de extra personele kosten tijdens de eerste 12 uur per openstelling.
     
  • 4 - De hoogte van het vaste deel van de beschikbaarheidbijdrage bedraagt maximaal € 1.482.925 (prijspeil ultimo 2019). De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt gebaseerd op de volgende posten:
     

Groep

Omschrijving

Bedrag (euro)

Prijspeil 2019

Voorbereiding

en preparatie

3,0 fte poortartsen, 30 dagen per jaar

24.230

3,0 fte seh-verpleegkundigen, 30 dagen per jaar

21.364

1,2 fte ic-verpleegkundigen (divisie vitale functies) 30 dagen per jaar

13.481

3,0 fte ic-verpleegkundigen (CMH), 30 dagen per jaar

33.317

9 fte verpleegkundigen, 30 dagen per jaar

56.918

0,5 fte arts-coördinator (infectieziekten), 30 dagen per jaar

8.869

Algemene opleidingskosten personeel

49.785

Personeel instandhouding

Dagelijkse leiding en personeel CMH en UMCU (6 fte)

420.021

SLA’s nullijnen

Vitale functies (ondersteuning bedrijfsbureau)

44.253

Radiologie, anesthesie, hygiëne

55.316

Directie Raad van Bestuur

77.443

Directie P&O

11.063

Directie Informatievoorziening en Financiën

22.126

Facilitair Bedrijf

88.506

Materieel

Materiële kosten en verbruiksgoederen

128.122

Onderhoud infrastructuur en instrumenten

87.070

Regulier onderhoud

240.803

Kapitaallasten

373.689

Afschrijving apparatuur

427.073

Algemeen

Nutsvoorziening (water, elektriciteit)

85.415

Communicatie en informatie delen

32.030

Projecten informatievoorziening

32.030

Totaal

2.332.925

Bijdrage Ministerie van Defensie

-/- 850.000

Beschikbaarheidbijdrage NZa

1.482.925

  • 5 - Het variabele deel van de beschikbaarheidbijdrage is afhankelijk van het aantal openstellingen en het aantal slachtoffers waarvoor het calamiteitenhospitaal wordt opengesteld. Hierbij worden drie scenario’s onderscheiden (prijspeil ultimo 2019):
     

    Aantal slachtoffers

    T/m 25

    T/m 100

    T/m 200

    Vergoeding (euro)

    57.529

    100.676

    152.673


    De variabele vergoeding wordt gebaseerd op de aantallen vereiste functionarissen per scenario. Dit wordt nader omschreven in de toelichting.
     
  • 6 -  De beschikbaarheidbijdrage wordt als volgt geïndexeerd. De personele kosten (voorbereiding en preparatie, personeel instandhouding en SLA’s nullijnen) worden geïndexeerd met het prijsindexcijfer voor personele kosten. De materiële kosten (algemeen en materieel -met uitzondering van de kapitaallasten) met het prijsindexcijfer voor materiële kosten. De kapitaallasten en de btw-kosten worden niet geïndexeerd.
     
  • 7 - Indien blijkt bij de vaststelling dat de kosten met betrekking tot kapitaallasten significant afwijken van het normbedrag wordt beoordeeld of dit normbedrag aanpassing behoeft.

    Voor wat betreft kapitaallasten is er sprake van een significante afwijking indien er in een jaar een investering is gerealiseerd hoger dan € 230.000. Het normbedrag van € 373.689 (prijspeil 2019) wordt in dat geval tot aan de eerstvolgende herijking verhoogd met 10% van het meerdere boven de € 230.000.
     

c. Procedure aanvraag vaststelling
In aanvulling op het Uniform kader is de aanvraag tot vaststelling compleet indien het jaarverslag bij de aanvraag tot vaststelling is gevoegd. Hierin wordt in ieder geval ingegaan op het gebruik van het calamiteitenhospitaal, uitgesplitst naar scenario, verzoeker, het aantal opgenomen slachtoffers en het aantal dagen per openstelling.

d. Beoordeling aanvraag vaststelling

  1. In het aanvraagformulier omschrijft de aanbieder de voorzieningen en activiteiten, waaronder:
    • het aantal openstellingen;
    • de duur per openstelling;
    • het aantal opgenomen slachtoffers per openstelling, waarvoor een beschikbaarheidbijdrage calamiteitenhospitaal is verleend en
    • investeringen gedurende het jaar.
  2. De aanbieder geeft in het aanvraagformulier de gerealiseerde kosten op van de onder sub a omschreven voorzieningen en activiteiten.
     
  3. De aanbieder kan btw-kosten met terugwerkende kracht vanaf 2015 opgeven in de aanvraag tot vaststelling. De btw-kosten worden alleen opgevoerd in de vaststellingsaanvraag als de btw aangifte van een subsidiejaar volledig is afgerond en niet eerder al is opgegeven. In de vaststellingsaanvraag voegt de aanbieder in ieder geval de volgende stukken toe:
    • btw-factuur van het betreffende subisiejaar;
    • berekening btw-kosten;
    • schriftelijke afspraken met de Belastingdienst over de btw.
       
  4. Artikel 11, derde lid, onder b, sub 1° tot en met sub 6° van deze beleidsregel zijn ook van toepassing op de beoordeling van de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 12. Coördinatie traumazorg en regionaal overleg acute zorg

1. Beschrijving van de zorg
Traumazorg als bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 5 van de Bijlage, voor zover het gaat om de kennisfunctie en coördinatie van acute zorg taken en bevoegdheden rondom Traumazorg, Acute Zorg en Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) en voor zover het gaat om voorbereiding op hulpverlening bij opgeschaalde zorg als bedoeld in de aanwijzing van de minister inzake de beschikbaarheidbijdrage traumazorg4.

Deze zorg omvat de volgende taken en activiteiten:

Functie

Taken

Activiteiten

Coördinatie traumazorg

 

  • traumazorgnetwerk;
  • traumaregistratie;
  • netwerkfunctie;
  • kenniscentrum.

 

  • kwaliteit traumazorg (visitaties);
  • levelindeling;
  • traumaregistratie;
  • operationeel overleg;
  • informeel ad hoc overleg;
  • coördinatietaken;
  • informatie bieden (website/symposia);
  • themabijeenkomsten;
  • scholing;
  • toegepast onderzoek.

Regionaal overleg acute zorg

 

  • borging spreiding en bereikbaarheid (en kwaliteit) acute zorg;
  • netwerkfunctie;
  • kenniscentrum.
  • bestuurlijk overleg;
  • operationeel overleg;
  • informeel/ad hoc overleg;
  • coördinatietaken;
  • themabijeenkomsten;
  • scholing;
  • toegepast onderzoek.

 

2. Procedure
In aanvulling op het Uniform kader is hetgeen in dit artikel en de artikelen 12, vierde lid, 12, vijfde lid en 12, zesde lid van toepassing voor wat betreft de procedure ten aanzien van de beschikbaarheidbijdrage Coördinatie traumazorg en ROAZ.
 

3. Criteria voor verstrekking
Aanbieders kunnen in aanmerking komen voor de verstrekking van een beschikbaarheidbijdrage Coördinatie traumazorg en Regionaal overleg acute zorg (ROAZ) indien zij de in artikel 12, eerste lid van deze beleidsregel genoemde vorm van zorg leveren en indien zij in bezit zijn van een erkenning als traumacentrum
 

4. Beoordeling aanvraag verlening

  1. De beoordeling van de taken en activiteiten van de beschikbaarheidbijdrage vindt, naast het gestelde in de beleidsregel, plaats op basis van de taken en activiteiten zoals beschreven in het rapport van het Landelijk Netwerk Acute Zorg met als titel ‘Bekostiging Acute Zorgnetwerken’ van 29 juli 2014.
     
  2. In het aanvraagformulier omschrijft de aanbieder voor welke taken en activiteiten zoals bedoeld in 12, eerste lid een beschikbaarheidbijdrage Coördinatie traumazorg en ROAZ wordt aangevraagd en wat de begrote kosten voor deze taken en activiteiten zijn.

5. Beoordeling aanvraag vaststelling

  1. In het aanvraagformulier omschrijft de aanbieder:
    • welke taken en activiteiten, waarvoor een beschikbaarheidbijdrage Coördinatie traumazorg en ROAZ is verleend, zijn uitgevoerd én;
    • de voor de taken begrote en gerealiseerde kosten
       
  2. Substitutie tussen kosten van activiteiten is toegestaan, mits:
    • de activiteiten onderdeel zijn van de verlening, én;
    • de activiteiten zijn uitgevoerd.​

6. Hoogte beschikbaarheidbijdrage
De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage bedraagt maximaal een totaalbedrag van € 1.038.077 (prijspeil ultimo 2019) per aanbieder.
Indien de aanvraag het bedrag van € 1.038.077  overschrijdt, wordt de aanvraag voor het gedeelte van het bedrag dat boven de € 1.038.077 uitgaat afgewezen.

De maximale hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met een verhouding materieel-personeel van 10% - 90%.

Artikel 13. Traumazorg door mobiel medisch team met voertuig

1. Beschrijving zorg
Traumazorg door mobiel medische teams (MMT) als bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 6, van de Bijlage:

  1. 7x24 uur beschikbaarheid van een beschikbaar MMT met voertuig dat binnen 25 minuten na aanname van de melding van de meldkamer ambulancezorg moeten kunnen uitrukken naar de plek van het ongeval.
     
  2. een MMT bestaat uit een medisch specialist en gespecialiseerde verpleegkundige.

2. Aantal aanbieders
De NZa verstrekt de beschikbaarheidbijdrage voor traumazorg door MMT met voertuig aan twee aanbieders, verdeeld over Utrecht en Enschede.

3. Hoogte beschikbaarheidbijdrage
De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt gebaseerd op de posten in onderstaande tabel. De hoogte van bepaalde genormeerde kostenposten hangt samen met de aanbieder. In de toelichting van de beleidsregel staat beschreven hoe de bedragen jaarlijks worden geïndexeerd.

 

Onderdeel

Aanbieder

Toelichting

Prijspeil 2019

Personele kosten

per inzet

Beide

Vast bedrag voor inzet van het team per inzet

€        1.117

Personele overhead kosten

Enschede

Normatieve vergoeding voor ondersteunend personeel van Enschede

€      38.265

Utrecht

Normatieve vergoeding voor ondersteunend personeel van Utrecht

€      28.913

Vaste kosten team en voertuig

Beide

Normatief bedrag voor de volgende kostenposten:

  • verzekering team;
  • inbouw communicatie en navigatie apparatuur;
  • inbouw en onderhoud van patiëntgebonden apparatuur;
  • verzekering voertuig;
  • onderhoudskosten;
  • dienstkleding;
  • stallingskosten;
  • verbruiksgoederen.

€      17.669

Opleidingen en oefeningen team

Enschede

Normatieve vergoeding, opgesplitst in kosten en tijdbesteding voor opleidingen en oefeningen van Enschede

€      54.979

Utrecht

Normatieve vergoeding, opgesplitst in kosten en tijdbesteding voor opleidingen en oefeningen van Utrecht

€      41.134

Brandstof

Beide

Brandstof wordt op nacalculatie vergoed

Werkelijke kosten

 

Artikel 14. Gespecialiseerde en derdelijns psychotraumazorg voor zover het gaat om de kennis en expertisefunctie

1. Beschrijving van de zorg
Gespecialiseerde en derdelijns psychotraumazorg voor zover het gaat om de kennis- en expertisefunctie als bedoeld in onderdeel B,aanhef 10 van de bijlage en aangevuld met het bepaalde in de aanwijziging van de minister.5

2. Criteria verstrekking
Aanbieders kunnen in aanmerking komen voor de verstrekking van een beschikbaarheidbijdrage indien zij de in artikel 14, eerste lid van deze beleidsregel beschreven vorm van zorg levert en als aan elk van de volgende criteria is voldaan:

  • De aanbieder levert derdelijns psychotraumazorg aan mensen met complexe psychotraumaklachten, die het gevolg zijn van bijvoorbeeld ernstige incidenten, geweld, of misbruik, waarvoor een landelijke kennisinfrastructuur noodzakelijk is;
  • De aanbieder bezit de landelijke kennis- en expertisefunctie voor derdelijns en gespecialiseerde psychotraumazorg;
  • De aanbieder borgt of ontwikkelt de expertise voor het bieden van psychotraumazorg aan specifieke doelgroepen en vertaalt deze expertise in specifiek behandelaanbod.
     

3. Procedure
In aanvulling op het Uniform kader is hetgeen in dit artikel en de artikelen 14, vierde lid en 14, vijdfde lid is bepaald, van toepassing voor wat betreft de procedure ten aanzien van de beschikbaarheidbijdrage Gespecialiseerde en derdelijns psychotraumazorg voor zover het gaat om de kennis- en expertisefunctie.

4. Beoordeling aanvraag verlening

  1. Aanvraagformulier
    In het aanvraagformulier omschrijft de aanbieder voor welke taken en activiteiten een beschikbaarheidbijdrage Gespecialiseerde en derdelijns psychotraumazorg, voor zover het gaat om de kennis- en expertisefunctie, wordt aangevraagd en wat de begrote kosten voor deze taken en activiteiten zijn.
     
  2. Activiteiten
    De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt gebaseerd op de kosten van de volgende activiteiten met een maximale hoogte aan vergoeding per activiteit of activiteitengroep:

     

Activiteiten

 

(max.) hoogte beschikbaarheidbijdrage (prijspeil definitief 2019)

Derdelijns centrum functie

 

€ 745.925,99

Productontwikkeling, zorginnovatie

 

€  662.816,91

 

€ 2.342.164,64

 

 

 

 

 

Experimentele behandelingen

 

€  239.662,22

Wetenschappelijk onderzoek

 

€1.439.685,51

Opleiding en onderwijs

 

 

€     804.533,34

Bestuurlijk coördinerende rol

 

 

€     344.742,65

Totaal

 

 

€  4.237.366,61

 

Indien een opgegeven activiteit niet voldoet aan bovengenoemde  afbakening, dan worden de begrote kosten voor deze activiteit  in mindering gebracht op het bedrag van de aangevraagde verlening.

Activiteiten met bijbehorende kosten die zijn toe te rekenen aan dbc ggz zorgproducten en in rekening zijn te brengen door middel van de in de curatieve ggz geldende prestaties en tarieven, komen niet voor vergoeding via de beschikbaarheidbijdrage in aanmerking.

  1. Hoogte beschikbaarheidbijdrage

De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage bedraagt maximaal €4.237.366,61 (prijspeil ultimo 2019), waarbij de zes onderliggende activiteiten/activiteitengroep ook aan een maximum gebonden zijn.

Indien de aanvraag de maximale hoogte van de beschikbaarheidbijdrage overschrijdt, wordt de aanvraag voor het gedeelte van het bedrag dat boven de maximale hoogte van de beschikbaarheidbijdrage uitgaat afgewezen. Hetzelfde geldt als de aanvraag de maximale hoogte van één van de activiteiten/activiteitengroep, zoals opgenomen in bovenstaand tabel, overschrijdt. Ook in dat geval wordt de aanvraag voor het gedeelte van het bedrag dat boven de maximale hoogte van die activiteit uitgaat afgewezen.

Voor de indexering van deze bijdrage geldt dat de toe te passen index  het gewogen gemiddelde is van de loon- en materiële indices waarbij wordt uitgegaan van een aandeel van 85% loonkosten en 15% materiële kosten.

Artikel 15. Acuut ambulancevervoer per ambulancehelikopter vanaf de Friese Waddeneilanden

1. Beschrijving zorg
Acuut ambulancevervoer per ambulancehelikopter vanaf de Friese Waddeneilanden als bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 16, van de Bijlage.
 

2. Criteria verstrekking
De Regionale Ambulancevoorziening (RAV) Fryslân kan in aanmerking komen voor de verstrekking van een beschikbaarheidbijdrage voor acuut ambulancevervoer per ambulancehelikopter vanaf de Friese Waddeneilanden indien zij de in artikel 15, eerste lid genoemde vorm van zorg leveren en als aan elk van de volgende criteria is voldaan:​

  1. 7x24 uur beschikbaarheid van een ambulancehelikopter;
     
  2. het ambulancevervoer per ambulancehelikopter is noodzakelijk om een dreigende verslechtering te voorkomen ten opzichte van de thans bestaande landelijke situatie, uitgaande van gevoeligheid voor de zogenaamde 45-minuten bereikbaarheidsnorm als bedoeld in onderdeel B, aanhef en onder 16, van de Bijlage.

3. Hoogte beschikbaarheidbijdrage

  1. De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt gebaseerd op de kostenposten in onderstaande tabel.
     
  2. Voor de hoogte van de vergoeding per kostenpost zal het beleid van het MMT met helikopter als referentie worden gehanteerd.

 

 

Onderdeel

Kostenpost

Toelichting

Vergoeding 2020

 

 

 

Helikopter

Vaste kosten

Op basis van contract

Werkelijke kosten

Vlieguren

Aantal uren vermenigvuldigd met een bedrag per vlieguur

Werkelijke kosten

Opbrengsten/kortingsposten

Nacalculatie – in mindering

Werkelijke opbrengsten

 

Personele inzet

Ambulanceverpleegkundige

Bedrag per functie

Werkelijke kosten

Ambulancechauffeur of navigator

Bedrag per functie

Werkelijke kosten

Standplaats

Helikopter op externe locatie

Op basis van contract, uitgesplitst naar huur, dienstverlening en nutsvoorzieningen

Werkelijke kosten

Directe overige kosten

Dienstkleding

Kosten voor o.a. kleding, schoeisel, helmen en beschermingsmiddelen

Werkelijke kosten

Reiskosten

Reis- en verblijfskosten

Werkelijke kosten

Opleidingskosten

Kosten voor initiële en periodieke opleidingen

Werkelijke kosten

Patiëntgebonden kosten

Kosten voor o.a. medische inventaris

Werkelijke kosten

Hotelmatige kosten

Kosten voor o.a. huishoudelijke middelen, voeding, linnengoed en was- en schoonmaakkosten

Werkelijke kosten

Kapitaallasten

Afschrijving inventaris

Afschrijving inventaris waarbij in principe een afschrijftermijn van 5 jaar geldt

Werkelijke kosten

Indirecte kosten

Overhead

-

Werkelijke kosten

Artikel 16. Post mortem weefseluitname bij donoren (PMW)

1. Beschrijving zorg

  1. Post mortem weefseluitname bij donoren als bedoeld in onderdeel b, aanhef en onder 3 lid b van de Bijlage en zoals omschreven in de aanwijzing van 3 oktober 2017 (kenmerk 1223400-167181-MC) en bijhorende correspondentie als bedoeld in artikel 3, tweede lid van deze aanwijzing.
     
  2. Uitgangspunt voor de verstrekking van de beschikbaarheidbijdrage is dat deze de noodzakelijk exploitatiekosten voor de postmortale weefseluitname omvat om uiterlijk 24 uur na overlijden van de donor landelijk beschikbaar te zijn, ervoor te zorgen dat binnen 24 uur na overlijden gestart wordt met de uitnameprocedure van weefsels, en die uitgenomen weefsels direct worden getransporteerd naar een weefselbank.

2. Criteria verstrekking
Een uitname-organisatie die een overeenkomst heeft gesloten met het orgaancentrum om met uitnameteams zorg te dragen voor alle postmortale uitnames van weefsel bij donoren in Nederland, kan bij de NZa een beschikbaarheidbijdrage aanvragen.  

3. Verlening

  1. In aanvulling op het Uniform kader is de aanvraag tot verlening van de beschikbaarheidbijdrage post mortem weefseluitname compleet indien bij de aanvraag het contract met de NTS is gevoegd.
     
  2. In afwijking van het Uniform kader wordt de aanvraag tot verlening van de beschikbaarheidbijdrage 2019 uiterlijk 1 januari 2019 ingediend.

4. Hoogte beschikbaarheidbijdrage

  1. De beschikbaarheidbijdrage bestaat uit een normatieve vergoeding voor posten die zijn omschreven in de inventarisatie die de kaders en uitgangspunten bevat voor de berekening van de beschikbaarheidbijdrage en zijn te onderscheiden in de hoofdcategorieën: eisen aan uitnameteams, personeel, teaminzet, materialen, vervoer, overhead en kapitaallasten.
     
  2. De kosten van personeel zijn bepaald op basis van teaminzet. Maandag t/m zondag is een vast team op kantoor aanwezig, en daarbij de hele dag (dus ook in de nacht en ochtend) staan bereikbaarheidsteams stand-by. Met onderstaande bezetting en teamindeling kan het verwachte aantal donoren binnen de gestelde normen worden uitgenomen.

 

Inzet team

Functie

In FTE

 

Vast team

Beschikbaar

Vast team

Beschikbaar

Hoofd

          1,00

          2,00

          1,00

          2,00

Senior

          1,00

          3,00

          4,11

          4,01

Junior

          2,00

          3,00

          8,21

          4,01

Totale inzet in personen

          4,00

          8,00

        16,42

        10,69

 

Personeelskosten per jaar

 

Vast team

Beschikbaar

Totaal

 Hoofd

€ 334.494

€ 281.443

€ 615.937

Senior

€ 262.664

€ 331.483

€ 594.126

 Junior

€ 475.933

€ 300.338

€ 776.271

 Opleiding

€ 24.769

€ 0

€ 24.769

 Totale inzet

€ 1.070.995

€ 913.263

€ 2.011.103

 

De hoogte van de beschikbaarheidbijdrage voor het jaar 2019 is als volgt opgebouwd:

Kosten uitnameteam

Type

Bedrag 2015

index

Bedrag 2019

Personeelskosten

€ 2.011.103

Loon

€ 2.237.342

Materiaalkosten

€ 505.893

Materieel

€ 538.253

Kapitaallasten

€ 367.380

Geen indexering

€ 367.380

Overhead

€ 461.853

Loon

€ 513.809

Huisvesting

€ 27.502

Materieel

€ 29.262

Maaltijdvergoedingen + verblijfskosten

€ 38.851

Materieel

€ 41.336

Vervoer

€ 222.030

Materieel

€ 236.233

Totaal

€ 3.566.343

 

€ 3.870.948


5. Vaststelling

In aanvulling op het Uniform kader is de aanvraag tot vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage post mortem weefseluitname compleet indien bij de aanvraag een schriftelijke bevestiging van de NTS is gevoegd, dat met betrekking tot de uitvoering van taken rond het uitnemen van genoemde typen weefsels de functie conform contract is uitgeoefend. 

Artikel 17. Intrekken oude beleidsregel

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de gepubliceerde ‘Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage op aanvraag’, met kenmerk BR/REG-20154a, ingetrokken.

Artikel 18. Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel

De ‘Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage op aanvraag’, met kenmerk BR/REG-19162b, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wmg, wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Artikel 20. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel beschikbaarheidbijdrage op aanvraag’.

Toelichting bij beleidsregel

Beschikbaarheidbijdrage – algemeen

Voor een aantal vormen van zorg is het niet of niet geheel mogelijk om de kosten voor de afzonderlijke prestaties rechtstreeks toe te rekenen naar of in rekening te brengen aan individuele zorgverzekeraars of verzekerden. Ook kan het voorkomen dat een dergelijke toerekening van de kosten naar tarieven marktverstorend zou werken. Indien deze vormen van zorg niet op een andere wijze worden bekostigd kan er onder voorwaarden een beschikbaarheidbijdrage worden toegekend. De minister heeft bij besluit6 de specifieke vormen van zorg aangewezen waarvan de beschikbaarheid geborgd dient te worden. Het gaat om specifieke functies of kenmerken van de zorgverlening, zoals beschikbaarheid, specifieke deskundigheid of specifieke voorzieningen.

In de beleidsregel Uniform kader is het beleid neergelegd dat de NZa hanteert bij het verlenen en vaststellen van alle beschikbaarheidbijdragen. Onderhavige beleidsregel bevat specifieke regels die aanvullend op het Uniform kader van toepassing zijn op de toekenning van de beschikbaarheidbijdrage voor de specifieke zorgfuncties en de vervolgopleidingen. Indien er gerechtvaardigde redenen zijn om af te wijken van het Uniform kader, is deze afwijking opgenomen in de specifieke beleidsregel.

De voorliggende beleidsregel ziet op die beschikbaarheidbijdragen die op aanvraag door de NZa worden verstrekt. Voor de zorgfunctie academische component wordt de beschikbaarheidbijdrage ambtshalve verstrekt. Zie hiervoor de ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage ambtshalve’.

Algemeen

Het proces van verlenen en vaststellen van een beschikbaarheidbijdrage door de NZa geschiedt – kort samengevat - als volgt. De NZa zal aan het begin van het subsidiejaar een verleningsbeschikking afgeven. Na afloop van het subsidiejaar zal de NZa een vaststellingsbeschikking afgeven. De beschikbaarheidbijdrage zal worden bevoorschot. Uitbetaling geschiedt in 12 termijnen. Bij de vaststellingsbeschikking wordt de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage definitief door de NZa vastgesteld. Voor uitbetaling van de door de NZa vastgestelde beschikbaarheidbijdrage dient de zorgaanbieder zich te wenden tot het Zorginstituut Nederland.

Deze procedure staat meer uitgebreid beschreven in het Uniform kader.

Daarnaast bevatten de ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage - op aanvraag’, ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage ambtshalve’ en de ‘Beleidsregel (medische) vervolgopleidingen’ specifieke (inhoudelijke) regels die aanvullend op het Uniform kader van toepassing zijn op de verstrekking van de beschikbaarheidbijdrage voor de specifieke zorgfuncties en de vervolgopleidingen.

De zorgaanbieder die een beschikbaarheidbijdrage aanvraagt en/of ontvangt, dient dan ook kennis te nemen van zowel de regels uit het Uniform kader als van de op hem van toepassing zijnde specifieke beleidsregel(s).

Toelichting bij de zorgfuncties

 

 

 

Gespecialiseerde brandwondenzorg

Artikel 5, vierde lid, sub g

De brandwondencentra zetten een deel van hun capaciteit in voor andere zorg dan brandwondenzorg. Het betreft patiënten met uitgebreide complexe huiddefecten. De beschikbaarheidbijdrage wordt voor deze opbrengsten met terugwerkende kracht gecorrigeerd vanaf 2016. De correctie over de jaren 2016 tot en met 2020 zal plaatsvinden bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage 2020.

De opbrengsten overige zorg worden als volgt toegerekend: maak een selectie van alle patiënten die op het brandwondencentrum zijn behandeld (met alle bijbehorende dbc-zorgproducten). In deze selectie worden alle diagnoses meegenomen. Daarna worden de dbc-zorgproducten die een klinische opname of operatieve verrichting bevatten op het brandwondencentrum gemarkeerd. Van deze dbc-zorgproducten wordt de opbrengst bepaald. Dit is het bedrag dat wordt gecorrigeerd op de beschikbaarheidbijdrage.

Als deze methodiek van toerekenen niet passend is voor een brandwondencentrum, dan kan hiervan onderbouwd worden afgeweken. De gehanteerde methodiek is dan ter beoordeling van de NZa.

Traumazorg door mobiel medisch team met helikopter

Artikel 6, vierde lid

De resultaten van het kostenonderzoek 2018 naar het paraat MMT vormen de grondslag voor de vergoedingsbedragen genoemd in artikel 6, vierde lid. Voor de onderbouwing van de bedragen verwijzen wij naar de “Eindrapportage kostenonderzoek Traumazorg door mobiel medisch team met helikopter 2019” van 18 december 2018.

Opleidingen en oefeningen

Voor de berekening van een vergoeding voor opleidingen fungeert een gemeenschappelijk opleidingsplan als basis. Er wordt  een onderscheid gemaakt tussen initiële en periodieke opleidingen. De vergoeding van initiële opleidingskosten bestaat uit twee componenten, namelijk opleidingskosten en opleidingstijd. Bij de vaststelling worden de werkelijk gemaakte kosten van opleidingen en oefeningen vergoed tot een maximum bedrag, waarbij de hoogte van het maximum per standplaatstype kan verschillen. De opleidingstijd is normatief en wordt niet nagecalculeerd.

De periodieke opleidingen bevatten ook kosten voor psychologische controle van het team en tijd voor scholing op de academie van ambulancepersoneel. Net als bij initiële opleidingen geldt dat opleidingskosten van periodieke opleidingen op basis van nacalculatie worden vergoed tot een maximum bedrag. De kosten voor de opleidingstijd zijn verwerkt in de formatie van het MMT en daarmee in het normbedrag voor personele kosten; voor deze component vindt geen verrekening plaats.

Bloed en bloedproducten

Het paraat MMT kan prehospitaal bloed en bloedproducten toedienen aan patiënten. De vergoeding van de bijbehorende kosten is als volgt vormgegeven:

  • Erytrocytenconcentraat (bloed): vergoeding per packaged cell;
  • Fibrinogeen (stollingsfactor): prehospitale toediening van fibrinogeen door het MMT wordt vergoed via de beschikbaarheidbijdrage. Fibrinogeen wordt per gram vergoed.
  • Logistieke kosten: kosten met betrekking tot diensten die direct verband houden met het wisselen van bloed, waaronder transport en voorraadbeheer, worden op basis van werkelijke kosten vergoed. Zie het “Eindrapportage kostenonderzoek Traumazorg door mobiel medisch team met helikopter 2019” van 18 december 2018 voor een gedetailleerde toelichting.

Vaste kosten met betrekking tot producten, waaronder afschrijvingskosten voor investeringen in apparatuur en de kosten voor disposables voor bloed en bloedproducten, worden in de norm van patiëntgebonden kosten vergoed.

Indexatie

De personele kosten van het MMT en ondersteunend personeel en de opleidingstijd bij initiële opleidingen van het MMT worden jaarlijks met het prijsindexcijfer personele kosten geïndexeerd.

De volgende kostenposten worden jaarlijks met het prijsindexcijfer materiële kosten geïndexeerd:

  • een deel van voertuigkosten (verzekering voertuig, vervangend vervoer en onderhoud). Afschrijvingskosten voor aanschaf, inbouw en ombouw voertuig, en inbouw van communicatie en navigatie voertuig worden niet geïndexeerd;
  • kosten voor onderhoud en parkeerbeheer bij standplaats op het dak. De afschrijfkosten van het helikopterplatform en verblijfsruimtes worden niet geïndexeerd;
  • initiële en periodieke opleidingskosten (niet zijnde opleidingstijd) voor het opleiden en oefenen van het team;
  • alle overige directe kosten met uitzondering van de afschrijvingskosten voor de C2000 communicatie-apparatuur welke niet worden geïndexeerd;
  • variabele kosten per patiënt (bloed en stollingsfactor) in het onderdeel bloed en bloedproducten;
  • overheadkosten.

De overige posten worden op basis van de werkelijk gemaakte kosten vergoed en behoeven geen indexatie. Specifiek omvat dit alle kosten in het onderdeel helikopter, brandstof van het voertuig, huurcontract van een externe standplaats en vaste kosten voor bloed en bloedproducten, zoals kosten voor afschrijving van investeringen en logistiek.

Spoedeisende hulp

Artikel 7, tweede lid

De drie criteria waaraan de NZa een aanvraag voor een beschikbaarheidbijdrage SEH toetst zijn cumulatief. Dit betekent dat als de NZa constateert dat er niet aan een van de criteria wordt voldaan, de NZa niet de andere criteria hoeft te toetsen. De criteria worden hierna nader toegelicht.

  1. Een SEH dient te voldoen aan de thans geldende normen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Daarbij dient een SEH per ambulance bereikbaar te zijn en 7 x 24 uur minimaal te beschikken over één SEH-arts of arts SEH en één SEH-verpleegkundige;
     
  2. De beschikbaarheidbijdrage voor SEH is alleen bedoeld voor situaties waarin de opbrengsten uit tarieven die in rekening gebracht zijn in verband met het verlenen van deze zorg niet toereikend zijn om de vorm van zorg beschikbaar te hebben;
     
  3. Uit de ‘bereikbaarheidsanalyse’ van het RIVM volgt welke SEH’s gevoelig zijn voor de 45-minutennorm. Voor de verstrekking van de beschikbaarheidbijdrage SEH jaar t wordt uitgegaan van de jaarlijkse bereikbaarheidsanalyse jaar t-1. De bereikbaarheidsanalyse die ten grondslag ligt aan de verlening wordt ook bij de vaststelling gehanteerd. Voorwaardelijk voor het tijdig kunnen verschaffen van helderheid aan zorgaanbieders over het al dan niet hebben van een gevoelige SEH, is dat de bereikbaarheidsanalyse uiterlijk 1 augustus jaar t-1 door het RIVM wordt gepubliceerd. Indien de bereikbaarheidsanalyse jaar t-1 niet voorhanden is op laatstgenoemde datum, dan wordt het aanvraagformulier voor de verlening van de beschikbaarheidbijdrage SEH voor jaar t pas beschikbaar gesteld vanaf het moment waarop de bereikbaarheidsanalyse jaar t-1 is gepubliceerd door het RIVM.

Zorgverzekeraars houden hun wettelijke verantwoordelijkheid voor het contracteren en vergoeden van de SEH-zorg, ook al wordt een beschikbaarheidbijdrage toegekend. Deze beschikbaarheidbijdrage voorziet in de extra kosten van bepaalde SEH’s omdat daar de kosten hoger liggen dan de opbrengsten vanwege de beperkte vraag. De beschikbaarheidbijdrage ontheft de zorgverzekeraar niet van de contractering (bij een natura-verzekering) en vergoeding (bij een restitutie-verzekering) van de dbc’s.

Artikel 7, vierde lid

De resultaten van het kostenonderzoek uit 2019 over de beschikbaarheidbijdrage Spoedeisende hulp en Acute verloskunde vormen de grondslag voor de vergoedingsbedragen genoemd in artikel 7, vierde lid. Voor de onderbouwing van de bedragen verwijzen wij naar het rapport “Resultaten kostenonderzoek 2019 Beschikbaarheidbijdragen Spoedeisende hulp en Acute verloskunde”.

De personele kosten  voor de SEH-verpleegkundige en SEH-arts of arts SEH worden voor de vaststelling na het jaar 2020 jaarlijks met het prijsindexcijfer personele kosten geïndexeerd, met ingang van 2021. Voor het jaar 2020 worden de cijfers over 2020 van de nieuwe Cao Ziekenhuizen nog eenmalig toegepast bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage 2020. Dit geldt voor zowel de personele formatie als de personele vergoeding en dit vindt plaats in plaats van het indexeren met het prijsindexcijfer personele kosten. Indien de nieuwe Cao Ziekenhuizen niet tijdig beschikbaar is voor het vaststellen van de beschikbaarheidbijdrage, dan wordt over 2020 alsnog geïndexeerd met het prijsindexcijfer personele kosten.

Uitgangspunten bij opbrengstbepaling van de SEH zijn de volgende:
- Hotelfunctie van het ziekenhuis (bijv. verpleegdagen) wordt niet meegenomen, eerste hulpbezoek wordt wel meegenomen;
- Alleen activiteiten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan het handelen van de SEH-arts of arts SEH en SEH-verpleegkundige op de SEH zijn meegenomen bij het bepalen van de normatieve opbrengsten per SEH-consult. Hier moet gedacht worden aan het inbrengen van een infuus of het schoonmaken van een wond en niet aan verdere diagnostiek zoals bijvoorbeeld het maken van een MRI-scan;
- Voor het aantal SEH-consulten wordt aangesloten bij dbc-code 190015.

Doorontwikkeling opbrengsten
Gedurende het kostenonderzoek 2019 zijn we tot de conclusie gekomen dat het huidige model van het toerekenen van de opbrengsten aan de BB SEH en AV mogelijk verbeteringen verdient. Ten tijde van het kostenonderzoek was er echter onvoldoende tijd en bemensing om deze punten te onderzoeken. 

Bij de beschikbaarheidbijdrage SEH worden de geregistreerde SEH consulten (190015) in mindering gebracht op de beschikbaarheidvergoeding als opbrengsten voor de SEH. Deze methodiek houdt geen rekening met drukkere momenten waarin er mogelijk simultane SEH-consulten plaatsvinden. Gedurende deze momenten worden er waarschijnlijk meer dan één SEH-arts/Arts-SEH en meer dan één SEH-verpleegkundige ingezet. Met het basisuitgangspunt 24/7 dekking door één SEH-arts/Arts-SEH en één SEH-verpleegkundige levert dit een scheve situatie op.

Wij zullen in 2020, aansluitend op het kostenonderzoek, beginnen met onderzoek naar deze SEH-opbrengsten. Dit onderzoek zal mogelijk resulteren in een correctie op de opbrengsten beschikbaarheidbijdrage SEH. Indien dit onderzoek een betrouwbaar resultaat kent, dan zal de uitkomst hiervan op het jaar 2020 worden toegepast. Dit zal dan na afloop van het jaar via de verantwoording worden verrekend.

Acute verloskunde

Artikel 8, tweede lid
De drie criteria waaraan de NZa een aanvraag voor een beschikbaarheidbijdrage acute verloskunde toetst zijn cumulatief. Dit betekent dat als de NZa constateert dat er niet aan een van de criteria wordt voldaan, de NZa niet de andere criteria hoeft te toetsen. De criteria worden hierna nader toegelicht.

  1. Een acute verloskunde post dient te voldoen aan de thans geldende normen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Hierbij geldt de voorwaarde dat deze zorg binnen 45 minuten per ambulance bereikbaar is en dat binnen 30 minuten na vaststelling van de diagnose van een spoedeisende situatie door een gynaecoloog of geautoriseerd obstetrisch professional de benodigde medisch specialistische behandeling kan worden gestart7;
  2. De beschikbaarheidbijdrage voor acute verloskunde is alleen bedoeld voor situaties waarin de opbrengsten uit tarieven die in rekening gebracht zijn in verband met het verlenen van deze zorg niet toereikend zijn om de vorm van zorg beschikbaar te hebben;
     
  3. Uit de ‘bereikbaarheidsanalyse’ van het RIVM volgt welke acute verloskunde afdelingen gevoelig zijn voor de 45-minutennorm. Voor de verstrekking van de beschikbaarheidbijdrage acute verloskunde jaar t wordt uitgegaan van de jaarlijkse bereikbaarheidsanalyse jaar t-1. De bereikbaarheidsanalyse die ten grondslag ligt aan de verlening wordt ook bij de vaststelling gehanteerd. Voorwaardelijk voor het tijdig kunnen verschaffen van helderheid aan zorgaanbieders over het al dan niet hebben van een gevoelige acute verloskunde afdeling, is dat de bereikbaarheidsanalyse uiterlijk 1 augustus jaar t-1 door het RIVM wordt gepubliceerd. Indien de bereikbaarheidsanalyse jaar t-1 niet voorhanden is op laatstgenoemde datum, dan wordt het aanvraagformulier voor de verlening van de beschikbaarheidbijdrage acute verloskunde voor jaar t pas beschikbaar gesteld vanaf het moment waarop de bereikbaarheidsanalyse jaar t-1 is gepubliceerd door het RIVM

Zorgverzekeraars houden hun wettelijke verantwoordelijkheid voor het contracteren en vergoeden van de acute verloskundige zorg, ook al wordt een beschikbaarheidbijdrage toegekend. Deze beschikbaarheidbijdrage voorziet in de extra kosten van bepaalde acute verloskundige voorzieningen omdat daar de kosten hoger liggen dan de opbrengsten vanwege de beperkte vraag. De beschikbaarheidbijdrage ontheft de zorgverzekeraar niet van de contractering (bij een natura-verzekering) en vergoeding (bij een restitutie-verzekering) van de dbc’s.

Artikel 8, vierde lid

De resultaten van het kostenonderzoek uit 2019 over de beschikbaarheidbijdrage Spoedeisende hulp en Acute verloskunde vormen de grondslag voor de vergoedingsbedragen genoemd in artikel 8, vierde lid. Voor de onderbouwing van de bedragen verwijzen wij naar het rapport “Resultaten kostenonderzoek Beschikbaarheidbijdragen Spoedeisende hulp en Acute verloskunde”.

Als de gynaecoloog en de obstetrisch professional elkaar afwisselen in diensten zal de verhouding worden bepaald op basis van opgegeven inzet. De fte voor de gynaecoloog worden meegenomen tot 5,09 fte. Indien de fte voor de gynaecoloog minder dan 5,09 fte bedraagt, wordt de fte voor de obstetrisch professional in verhouding meegenomen. Bijvoorbeeld: een ziekenhuis heeft 4 fte gynaecologen en vult de overige diensten in met obstetrisch professional. Het ziekenhuis zal dan in het aanvraagformulier tot verlening of vaststelling 4 fte verantwoorden bij de gynaecoloog. De overige 1,09 fte van de gynaecoloog kan vervolgens vermenigvuldigd worden met de verhouding tussen 6,13 en 5,09. Dit leidt tot een fte-aantal voor de obstetrisch professional van 1,31 fte.

De personele kosten voor de gynaecoloog (loondienst en vrijgevestigd) en de obstetrisch professional worden bij de vaststelling na het jaar 2020 jaarlijks met het prijsindexcijfer personele kosten geïndexeerd, met ingang van 2021. Voor indexatie van de cijfers over 2020 voor de obstetrisch professional worden nog eenmalig de cijfers over 2020 van de nieuwe Cao Ziekenhuizen toegepast. Dit geldt voor zowel de personele formatie als de personele vergoeding en dit vindt plaats in plaats van het indexeren met het prijsindexcijfer personele kosten. Voor de gynaecoloog in loondienst worden de cijfers over 2020 van de nieuwe AMS toegepast. Indien de nieuwe Cao Ziekenhuizen en AMS niet tijdig beschikbaar zijn voor de vaststelling, wordt over 2020 alsnog geïndexeerd met het prijsindexcijfer personele kosten. De personeelskosten voor de vrijgegevestigd gynaecoloog worden met het prijsindexcijfer personele kosten geïndexeerd vanaf 2020. Tenslotte hangt de vergoeding voor de vrijgevestigde gynaecoloog niet af van cao's en arbeidsvoorwaarden.

Post mortem orgaanuitname

Met ingang van 1 juli 2018 hanteert de NZa voor post mortem orgaanuitname bij donoren de code “PMD” in de beleidsregel, beschikkingsnummers en correspondentie. Tot aan 1 juli 2018 was deze code een afkorting PMO. De oorzaak van deze code wijziging is van administratieve aard t.b.v. betalingsverkeer en de verantwoording daarover door de NZa en het Zorginstituut.     

Artikel 9, derde lid

In de aanwijzing van 29 september 2017 (kenmerk 1223399-167180-MC) heeft de Minister drie locaties aangewezen in Nederland van waaruit de ZUT’s actief zullen zijn. Deze keuze van de zorgaanbieders en het orgaancentrum voor de locaties is gemaakt op basis van een logische verdeling van de teams over Nederland. De uitnameteams zullen actief zijn vanuit het UMC Groningen, het Radboud umc en het Erasmus mc.

Artikel 9, vijfde lid

De resultaten van het kostenonderzoek uit 2018 over de beschikbaarheidbijdrage PMD zijn opgenomen in tabel 4 met vergoedingsbedragen van artikel 9, vijfde lid. Voor de onderbouwing van de bedragen verwijzen wij naar het rapport “Uitkomsten kostenonderzoek BB PMO 2018”.

Registratieverplichting

De informatie die de betrokken centra bij de NZa aanleveren ten behoeve van de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage in jaar t+1 gebruikt de NZa om het geldende beleid voor de beschikbaarheidbijdrage PMD te beoordelen. De NZa kijkt o.a. of het aantal uitnamen overeenkomt met de gemiddelden die zijn verwerkt in het normbedrag voor materieel.

Opleiden, Trainen en oefenen

Artikel 10, vierde lid, sub b

De aard van de functie opleiden, trainen, oefenen ten behoeve van rampen en crises vraagt om enige flexibiliteit om gedurende het subsidiejaar in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen. De voorbereiding op rampen en crises is immers tot op zekere hoogte planbaar. Het is mogelijk dat actuele maatschappelijke ontwikkelingen aanleiding geven tot het op korte termijn moeten organiseren van een activiteit. Dit artikel biedt de mogelijkheid om onder de in het artikel genoemde voorwaarden in de aanvraag tot verlening opleidingen, trainingen en oefeningen op te nemen, waarvan de inhoud gedurende het subsidiejaar naar aanleiding van actuele maatschappelijke ontwikkelingen nader wordt ingevuld. In de aanvraag tot vaststelling zal hierover verantwoording moeten worden afgelegd, zoals omschreven in artikel 10 lid 5 sub c.

Calamiteitenhospitaal

Artikel 11, derde lid

Het variabele deel van de beschikbaarheidbijdrage is afhankelijk van het aantal openstellingen en het aantal slachtoffers waarvoor het calamiteitenhospitaal wordt opengesteld. Hierbij worden drie scenario’s onderscheiden: tot en met 25, 100 en 200 patiënten.

De variabele vergoeding wordt gebaseerd op de aantallen vereiste functionarissen per scenario. Iedere functie is gewaardeerd aan de hand van de cao Universitaire Medische Centra 2013-2015. Bij de bepaling van de schaal en de periodiek wordt gerekend met het midden van de schaal plus 2 treden. Voor ziekenhuispersoneel word gerekend met een 36-urige werkweek en voor de medisch specialist met een 40-urige werkweek.

Onderstaande tabel geeft per scenario de inschaling en aantallen:

Rollen crisisorganisatie

Schaal UMC

Scenario

25 100 200    

Directeur marketing en communicatie, crisis beleidsteam

Schaal 17-6

1

1

1

Coördinator, facilitair bedrijf

Schaal 7-7

1

1

1

Coördinator voeding, facilitair bedrijf

Schaal 7-7

1

1

1

Coördinator multimedia, facilitair bedrijf

Schaal 7-7

1

1

1

Coördinator schoonmaak, facilitair bedrijf

Schaal 7-7

1

1

1

Coördinator centraal magazijn, facilitair bedrijf

Schaal 7-7

1

1

1

Maatschappelijk werker, verwantenopvang

Schaal 8-7

2

4

6

Geestelijke verzorging, verwantenopvang

Schaal 8-7

2

4

6

Patiëntenservice, verwantenopvang

Schaal 5-7

2

2

2

Medisch manager commandoteam, cal.hos.

Schaal 13-6

1

1

1

Zorgmanager, commandoteam

Schaal 13-6

1

1

1

Operationeel manager, commandoteam

Schaal 11-7

1

1

1

Informatiemanager, commandoteam

Schaal 11-7

2

2

2

Hoofd Nederlandse Rode Kruis, staf cal. hos.

Schaal 13-6

1

1

1

Hoofd facilitaire dienst. Staf cal.hos.

Schaal 13-6

1

1

1

Bevelvoerder bedrijfsbrandweer, staf cal.hos.

Schaal 11-7

1

1

1

Teamleider spoedeisende hulp, staf cal hos.

Schaal 11-17

1

1

1

Teamleider intensive care, staf cal.hos.

Schaal 9-6

1

1

1

Hoofd verwanten opvang, staf cal. hos.

Schaal 8-7

1

1

1

Teamleider beveiliging, staf cal.hos.

Schaal 5-7

1

1

1

Gipsmeester, staf cal hos.

Schaal 9-6

1

2

2

Coördinator administratief medewerkers, staf cal hos

Schaal 5-7

1

1

1

icT ondersteuning, staf cal. hos.

Schaal 5-7

1

2

2

Medewerker facilitaire dienst, cal. hos.

Schaal 3-6

1

2

3

Medewerker Nederlandse Rode Kruis. Cal. hos.

Schaal 7-7

17

41

116

Administratief medewerker, cal. hos.

Schaal 5-7

10

15

23

Triage arts, ambulance hal

UMS-6

1

2

2

Coördinerend verpleegkundige, ambulance hal

Schaal 7-7

1

1

1

Manschap bedrijfsbrandweer, cal. hos.

Schaal 5-7

6

6

6

Coördinerend arts rode en gele sluis, cal. hos.

UMS-6

1

1

1

Coördinerend verpleegk. rode en gele sluis, cal hos.

Schaal 7-7

1

1

1

seh verpleegkundige rode en gele sluis, cal. hos.

Schaal 8-7

5

9

12

Anesthesie medewerker rode sluis, cal.hos.

Schaal 7-7

3

5

6

Superviserend chirurg rode sluis, cal.hos.

UMS-6

1

1

1

Superviserend anesthesioloog rode sluis cal. hos.

UMS-6

1

1

1

Chirurg rode sluis, cal. hos.

UMS-6

2

3

4

Anesthesioloog gele sluis, cal.hos.

UMS-6

3

4

5

Arts gele sluis, cal. hos.

UMS-6

2

4

6

Coördinerend arts intensive care, cal.hos.

UMS-6

1

1

1

Coördinerend verpleegkundige intensive care cal.hos

Schaal 9-6

1

2

2

Intensivist, cal.hos

UMS-6

2

4

4

Anesthesioloog intensive care, cal.hos.

UMS-6

1

3

3

Intensive care verpleegkundige, cal.hos.

Schaal 9-6

4

12

20

Coördinerend arts medium care, cal.hos.

UMS-6

1

1

1

Coördinerend verpleegkundige medium care, cal hos

Schaal 7-7

1

1

1

Zaalarts medium care, cal.hos.

UMS-6

1

4

7

Medium care verpleegkundige, cal.hos.

Schaal 7-7

3

10

20

Coördinerend arts low care, cal. hos.

UMS-6

1

1

2

Coördinerend verpleegkundige low care, cal hos

Schaal 7-7

1

1

2

Zaalarts low care, cal.hos.

UMS-6

3

7

11

Low care verpleegkundige, cal.hos.

Schaal 7-7

6

24

39

coördinerend arts röntgen, cal.hos.

UMS-6

1

1

1

Coördinerend radiologisch laborant, cal.hos.

Schaal 8-7

1

1

1

Echolaborant, cal.hos.

Schaal 8-7

1

2

2

Radiologisch laborant, cal.hos.

Schaal 8-7

4

6

8

Beveiliging, cal. hos.

Schaal 5-7

8

12

16

Coördinerend arts OK, cal.hos.

UMS-6

1

1

1

Coördinerend verpleegkundige OK, cal. hos.

Schaal 7-7

1

1

1

Chirurg operatiekamer, cal.hos.

UMS-6

1

2

2

Anesthesioloog operatiekamer cal.hos.

UMS-6

1

2

2

OK assistent, cal.hos.

Schaal 7-7

2

4

4

Anesthesie medewerker OK, cal.hos.

Schaal 7-7

1

2

2

Recovery verpleegkundige, cal.hos.

Schaal 7-7

1

2

4


Bij de bepaling van de schaal en de periodiek is gerekend met het midden van de schaal plus twee treden. De extra twee treden betreffen een normatieve benadering van een compensatie voor de onregelmatigheidstoeslag (ORT). Aangezien het variabele deel een vergoeding betreft voor de extra personele kosten tijdens de eerste 12 uur per openstelling zal er meestal sprake zijn van een aantal uren buiten de reguliere werktijden. Het is niet mogelijk om vooraf te bepalen op welke tijdstippen het calamiteitenhospitaal wordt opengesteld, waardoor ORT niet gebaseerd kan worden op de werkelijkheid. Hierdoor hebben wij gekozen voor een normatieve benadering.

Bij een jaarlijks investeringsniveau van € 230.000 blijven de kapitaallasten jaarlijks € 350.000. Gerealiseerde investering boven dit bedrag ziet de NZa daarom als significant.

jaar

jaarlijkse

investering

jaarlijkse

afschrijving 5%

boekwaarde

rente 5%

1

230.000

11.500

230.000

11.500

2

230.000

11.500

218.500

10.925

3

230.000

11.500

207.000

10.350

4

230.000

11.500

195.500

9.775

5

230.000

11.500

184.000

9.200

6

230.000

11.500

172.500

8.625

7

230.000

11.500

161.000

8.050

8

230.000

11.500

149.500

7.475

9

230.000

11.500

138.000

6.900

10

230.000

11.500

126.500

6.325

11

230.000

11.500

115.000

5.750

12

230.000

11.500

103.500

5.175

13

230.000

11.500

92.000

4.600

14

230.000

11.500

80.500

4.025

15

230.000

11.500

69.000

3.450

16

230.000

11.500

57.500

2.875

17

230.000

11.500

46.000

2.300

18

230.000

11.500

34.500

1.725

19

230.000

11.500

23.000

1.150

20

230.000

11.500

11.500

575

 

Afdracht btw
Het calamiteitenhospitaal moet vanaf 2015 btw afdragen aan de belastingdienst over de beschikbaarheidbijdrage calamiteitenhospitaal. De NZa vergoedt met terugwerkende kracht vanaf 2015 de door het calamiteitenhospitaal aan de belastingdienst afgedragen btw. De aanbieder kan de btw-kosten van eerdere afgesloten jaren opgeven in de aanvraag tot vaststelling. Het komt voor dat de btw-aangifte van het betreffende subsidiejaar nog niet volledig is afgerond op het moment dat de aanvraag tot vaststelling voor dat jaar wordt ingediend. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de btw over het jaar 2020 niet opgevoerd kan worden in de aanvraag tot vaststelling over 2020. De aanbieder kan daarom in één vaststellingsaanvraag de btw-kosten van meerdere jaren tegelijkertijd opvoeren. De NZa vergoedt de btw per afgesloten subsidiejaar indien deze kosten niet in een eerder vaststellingsjaar zijn opgevoerd en vergoed.  

Coördinatie traumazorg en Regionaal overleg acute zorg

Artikel 12, vierde lid, sub b

De hoogte van het totaalbedrag heeft de NZa in beginsel gebaseerd op het Kiwa-rapport ‘Bekostiging Acute Zorgnetwerken’ van 29 juli 2014. Dit rapport is verschenen in opdracht van het LNAZ. Uit het rapport blijkt dat zorgaanbieders de functie Coördinatie traumazorg en ROAZ voor €800.000,- per zorgaanbieder kunnen uitvoeren. Dit bedrag is door ons overgenomen en opgenomen in ons beleid tot en met 2018 als maximale grens aan de beschikbaarheidbijdrage waar een zorgaanbieder voor in aanmerking kan komen. Per 2019 is de gehanteerde maximum grens aan de beschikbaarheidbijdrage opgehoogd mede op verzoek van VWS (brief kenmerk 1474061-186525-CZ) en met onderbouwing van het LNAZ (brief: Bekostiging Netwerken Acute zorg, 21 januari 2019) met € 151.962. De reden hiervoor is de intensivering van de netwerkactiviteiten binnen de ROAZ’en waardoor het risico bestaat dat taken die wenselijk zijn vanwege de actuele en snel veranderende omstandigheden in de acute zorg onvoldoende doorgezet kunnen worden.

Het opnemen van het grensbedrag is in beginsel tijdelijk, namelijk tot afronding van het kostenonderzoek.

Traumazorg door mobiel medisch team met voertuig

Artikel 13, derde lid
De resultaten van het kostenonderzoek 2018 naar het beschikbaar MMT vormen de grondslag voor de vergoedingsbedragen genoemd in artikel 13, derde lid. Voor de onderbouwing van de bedragen verwijzen wij naar de “Eindrapportage kostenonderzoek Traumazorg door mobiel medisch team met voertuig 2019” van 18 december 2018.

Type vergoeding

  1. Bij een inzet van het beschikbaar MMT worden personele kosten voor een medisch specialist, verpleegkundige en chauffeur vergoed op basis van een normatief bedrag per inzet.
     
  2. Een normatief bedrag wordt vergoed voor de personele overhead, waarbij de hoogte van het genormeerde bedrag samenhangt met de aanbieder.
     
  3. De vaste kosten team en personeel worden eveneens met een normatief bedrag vergoed.
     
  4. Voor de vergoeding van opleidingen en oefeningen wordt uitgegaan van de werkelijk gemaakte kosten tot een maximumbedrag, waarbij de hoogte van het maximum per aanbieder verschilt. Het bedrag is opgebouwd uit een vergoeding voor opleidingskosten en een vergoeding voor opleidingstijd. Zowel de opleidingskosten als de opleidingstijd worden bij de vaststelling afgerekend middels een opgave van het aantal teamleden die een opleiding of oefening in het betreffende jaar heeft gevolgd.
     
  5. De brandstofkosten van het voertuig voor het uitrukken van het MMT of bij gebruik van het voertuig voor oefeningen of onderhoud worden op basis van nacalculatie vergoed.

Bij d en e geldt dat bij de verlening wordt uitgegaan van de door de aanbieder geschatte kosten. Bij de vaststelling worden de werkelijk gemaakte kosten van opleidingen en oefeningen en brandstof vergoed, mits deze onderbouwd kunnen worden met onderliggende facturen, nota’s en/of andere bewijzen.

Indexatie

De personele kosten per inzet en de personele overhead kosten worden jaarlijks met het prijsindexcijfer personele kosten geïndexeerd. Voor de indexatie van de vaste kosten van het team en voertuig wordt een onderscheid gemaakt tussen kostenposten die jaarlijks met het prijsindexcijfer voor materiële kosten worden geïndexeerd (verzekering team en voertuig, onderhoud- en stallingskosten, dienstkleding en verbruiksgoederen) en afschrijfkosten die niet worden geïndexeerd (inbouw communicatie en navigatie voertuig en patiëntgebonden apparatuur). De kosten van opleidingen en oefeningen worden jaarlijks geïndexeerd met het prijsindexcijfer voor materiële kosten, terwijl de opleidingstijd met het prijsindexcijfer voor personele kosten wordt geïndexeerd.

Gespecialiseerde en derdelijns psychotraumazorg voor specifieke doelgroepen voor zover het gaat om de kennis en expertisefunctie

Algemeen

Zorgaanbieder die in 2012 voor gespecialiseerde psychotraumazorg aan specifieke doelgroepen bekostigd werd op grond van de individuele componenten oorlogsslachtoffers en vluchtelingen/asielzoekers heeft voor 2013 en 2014 een beschikbaarheidbijdrage toegekend gekregen.

In 2013 is met de zorgaanbieder die een beschikbaarheidbijdrage voor gespecialiseerde psychotraumazorg aan specifieke doelgroepen, respectievelijk Stichting Centrum ’45, verkend op welke wijze deze zorg ook in de toekomst geborgd kan blijven.

Deze verkenning heeft geleid tot een kostenonderzoek door de NZa bij Stichting Centrum ’45. Het kostonderzoek in 2013 heeft geleid tot het advies van de NZa om de beschikbaarheidbijdrage van Centrum ’45 per 2015 te verlagen, voor zover deze wordt ingezet voor reguliere zorgkosten. Daarbij heeft de NZa het ministerie van VWS verzocht over te gaan tot afbakening van de kennisfunctie. Het ministerie van VWS heeft dit advies overgenomen en is overgegaan tot de afbakening van de zorgfunctie.

Hoewel de nieuwe afbakening per 2015 is toegepast, hebben wij besloten om de consequenties daarvan voor de beschikbaarheidbijdrage, gelet op een redelijke invoeringstermijn, per 1 januari 2016 toe te passen.

Vanaf 2016 wordt deze beschikbaarheidbijdrage op aanvraag verleend. In 2016 heeft er ook een nieuw kostenonderzoek plaatsgevonden dat heeft geleid tot de volgende bedragen:
 

  1. Activiteiten

     

    (max.) hoogte beschikbaarheidbijdrage (prijspeil definitief 2017)

    Derdelijns centrum functie

     

     

    €    702.913,55

    Productontwikkeling, zorginnovatie

     

    €  624.596,80

     

    €2.207.108,07

     

     

     

     

     

    Experimentele behandelingen

     

    €  225.842,55

    Wetenschappelijk onderzoek

     

    €1.356.668,72

    Opleiding en onderwijs

     

     

    €     758.141,42

    Bestuurlijk coördinerende rol

     

     

    €     324.863,70

    Totaal

     

     

    €  3.993.026,74

Artikel 14, vierde lid, sub b

Uitsluitend de genoemde activiteiten komen in aanmerking voor financiering via de beschikbaarheidbijdrage. Compensatie van productieverlies tijdens een opleiding of onderzoek en vacatiegelden voor deelname aan overleggen zijn van uitgesloten van de zes genoemde activiteiten. Indien de aanvraag een dergelijke post omvat, dan worden de begrote kosten van deze post in mindering gebracht op het bedrag van de aangevraagde verlening.

Activiteiten met bijbehorende kosten die zijn toe te rekenen aan dbc ggz zorgproducten en in rekening zijn te brengen door middel van de in de curatieve ggz geldende prestaties en tarieven, komen niet voor vergoeding via de beschikbaarheidbijdrage in aanmerking. Hieronder valt bijvoorbeeld onderlinge dienstverlening en de standaard 0.8 FTE senior onderzoeker voor het TOP-GGZ keurmerk. Voor deze zorgfunctie geldt tevens dat eventuele opbrengsten (overige geldstromen) die van toepassing zijn, in mindering worden gebracht op de aangeleverde kosten.

Vanaf 2017 worden ook de zes activiteiten gemaximeerd. Dit houdt concreet in dat de kosten per activiteit niet het maximum mogen overschrijden, zoals is vastgesteld in het kostenonderzoek van 2016. Voor de activiteiten productontwikkeling/zorginnovatie, experimentele behandelingen en wetenschappelijk onderzoek geldt dat substitutie onderling (binnen deze drie activiteiten) wel mogelijk is. Dit omdat Centrum’45 heeft aangegeven dat deze drie activiteiten nauw verbonden zijn.

Artikel 14, vierde lid, sub c

In de aanwijziging van VWS van 11 december 20149 is het volgende opgenomen:

“Activiteiten die zijn toe te rekenen aan dbc ggz zorgproducten en in rekening zijn te brengen door middel van in de curatieve ggz geldende tarieven, komen niet voor de beschikbaarheidbijdrage in aanmerking. De zorgaanbieder dient deze reguliere zorgkosten in rekening te brengen door middel van dbc’s, eventueel inclusief het max-max tarief.”

Dit betekent dat alle kosten die zijn toe te rekenen aan dbc’s ggz en in rekening zijn te brengen door middel van in de curatieve ggz geldende tarieven, niet voor de vergoeding via de beschikbaarheidbijdrage in aanmerking komen. Dit betreffen personele kosten, materiele kosten, kapitaallasten, gebouwgebonden kosten en overhead.

Acuut ambulancevervoer per ambulancehelikopter vanaf de Friese Waddeneilanden

Artikel 15, eerste lid

De ambulancehelikopter van de RAV Fryslân heeft eind 2016 het acuut ambulancevervoer vanaf de Friese Waddeneilanden overgenomen van de kustwacht. De beschikbaarheidbijdrage is bedoeld voor de kosten die noodzakelijk zijn voor de verantwoorde exploitatie van de 7 x 24 uur beschikbaarheid van acuut ambulancevervoer vanaf de Friese Waddeneilanden.

Onder exploitatiekosten wordt verstaan de kosten van de helikopter, de kosten voor de bemensing van de helikopter die noodzakelijk is om de helikopter te laten vliegen en om verantwoorde ambulancezorg gedurende het vervoer te kunnen verlenen en de locatiekosten voor de ambulancehelikopter met bemensing.

Artikel 15, derde lid

Omdat het een relatief nieuwe zorgfunctie betreft zijn de verwachte kosten gebaseerd op een inschatting. Deze kosten zijn op dit moment nog niet goed te normeren. Daarom wordt de beschikbaarheidbijdrage in beginsel op basis van werkelijke kosten vastgesteld. Hierbij geldt dat we voor de hoogte van de vergoeding per deelpost het beleid van het MMT met helikopter als referentie zullen hanteren.

Post mortem weefseluitname bij donoren

Artikel 16, tweede lid, sub b

Onder bijhorende correspondentie bij de aanwijzing valt in ieder geval de brief ‘Aanvulling op de aanwijzing postmortale weefselketen 2019’ (kenmerk 1247757-169630-PZ0).

Artikel 16, tweede lid

Alleen de organisatie die daartoe met de NTS een overeenkomst heeft gesloten om zorg te dragen voor alle postmortale weefseluitnames bij donoren in Nederland, kan een beschikbaarheidbijdrage aanvragen bij de NZa. Omdat de uitname-organisatie alle noodzakelijke post mortem uitnames voor haar rekening neemt is er geen noodzaak een beschikbaarheidbijdrage te verstrekken aan een tweede organisatie om hartkleppen en bot-, huid-, oog- en peesweefsel beschikbaar te houden.

Artikel 16, vierde lid

De kosten die gepaard gaan met het uitnemen van post mortem weefsel als bedoeld in deze beleidsregel, zijn op basis van een in samenwerking met het veld ontwikkeld kostprijsmodel berekend.

Vanwege de verwachte stijging van het aantal (single) cornea uitnames van 1.276 in 2015 naar 2.000 vanaf 2018 is het via de beschikbaarheidbijdrage te verstrekken bedrag herberekend. Op basis van deze herberekening bedragen de kosten € 3.963.614. Bij deze herberekening is gebruik gemaakt van hetzelfde model dat ten grondslag lag aan de oorspronkelijke berekening.

Bijlage 1. Zorgproducten Acute verloskunde met percentage en bedragen.

Bijlage bij artikel 8, vierde lid, sub d.

Zorg

productcode

Zorgproduct medische omschrijving

Gemiddelde productprijs voor 2019

Per-centage

Bedrag beleidsregel

150101002

Oper wegens extra-uteriene zwangerschap | Zwangersch/bevall/kraamb misgeboorte

                   

€ 4.144,61

40,84%

                    

€ 1.692,73

150101003

Diagnostisch (zwaar) / Therapeutisch licht | Zwangersch/bevall/kraamb misgeboorte

                       

€ 665,85

1,84%

                            

€ 12,28

150101004

Klin kort | Zwangersch/bevall/kraamb misgeboorte

                  

€ 1.787,84

0,56%

                            

€ 10,06

150101006

(Abortus) curettage | Zwangersch/bevall/kraamb misgeboorte

                   

€ 1.873,71

49,36%

                        

€ 924,83

150101007

Dag/ Poli >2/ Routine onderzoek >2 | Zwangersch/bevall/kraamb misgeboorte

                       

€ 636,40

1,91%

                            

€ 12,16

150101008

Klin (zeer) lang | Zwangersch/bevall/kraamb misgeboorte

                 

€ 18.381,53

0,98%

                          

€ 179,33

150101009

Klin middel | Zwangersch/bevall/kraamb misgeboorte

                   

€ 6.061,27

0,29%

                           

€ 17,33

150101011

Licht ambulant | Zwangersch/bevall/kraamb misgeboorte

                       

€ 268,85

0,21%

                            

€ 0,58

159899004

Partus met complexe fluxusbehandeling OK | | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling / compl

                 

€ 11.587,29

21,24%

                    

€ 2.460,98

159899007

Sectio ceasarea | | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                   

€ 4.431,41

2,16%

                          

€ 95,78

159899008

Postnatale complicaties en/of nazorg na partus elders | Dag/ Klin cumulatief kort | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                  

€ 1.343,83

2,39%

                          

€ 32,07

159899010

 

Partus met (manuele) placentaverwijdering/ oper cervixscheur | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                    

€ 4.290,81

28,02%

                     

€ 1.202,20

159899011

Postnatale complicaties en/of nazorg na partus elders | Dag/ Klin cumulatief (zeer) lang | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                    

€ 3.105,51

9,34%

                        

€ 290,06

159899012

Postnatale complicaties en/of nazorg na partus elders | Dag/ Klin cumulatief middel | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                   

€ 3.997,79

0,22%

                          

€ 8,88

159899013

Postnatale complicaties en/of nazorg na partus elders | Complexe fluxusbehandeling OK | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                  

€ 10.348,10

25,97%

                    

€ 2.687,81

159899014

Begeleiding spontane partus stuit /meerling | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                    

 € 3.352,43

3,52%

                        

€ 118,14

159899016

Postnatale complicaties en/of nazorg na partus elders | (Manuele) placentaverwijdering/ oper cervixscheur | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                    

€ 2.155,24

46,98%

                    

€ 1.012,46

159899017

Vaginale kunstverlossing | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                    

€ 2.885,39

3,85%

                        

€ 110,95

159899019

Begeleiding spontane partus | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                    

€ 2.387,75

4,65%

                          

€ 110,93

159899020

Postnatale complicaties en/of nazorg na partus elders |Ambulant | Zwangersch/bevall/kraamb bevalling/compl

                        

€ 548,29

1,03%

                            

 € 5,66

Inhoudsopgave

Alles dichtklappenAlles openklappen
Naar boven