Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:
SARS-CoV-2 virus:
SARS-CoV-2 is het severe acute respiratory syndrome coronavirus 2. De World Health Organisation heeft deze naam gegeven aan het novel coronavirus 2019-nCoV. Dit novel coronavirus (2019-nCoV) is aangemerkt als behorende tot groep A, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet publieke gezondheid.
Covid-19 is een infectieziekte veroorzaakt door SARS-CoV-2.
fase 4:
de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021.
representatieve periode :
de periode van 1 februari 2020 tot en met 29 februari 2020.
doordeweekse dagen:
de dagen maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag.
Wlz-omzetprestaties representatieve periode:
De prestaties zoals vermeld in de:
- Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2020;
- Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2020;
- Beleidsregel prestatiebeschrijving en tarief zzp-meerzorg Wlz die geldig is in 2020;
en omvat niet de lumpsumafspraak over het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg en de transititiemiddelen verpleeghuiszorg met codes TM001 (eerste tranche in budgetronde) en TM002 (tweede tranche in herschikkingsronde) 2020.
Wlz-omzet-prestaties representatieve periode met correctie doordeweekse dagen:
de specifieke prestatiecodes behorend bij de prestaties die vallen onder de definitie correctie doordeweekse dagen en zijn opgenomen in Bijlage 1 bij deze beleidsregel.
Wlz-omzet-prestaties representatieve periode zonder correctie doordeweekse dagen:
alle andere Wlz-omzet-prestaties die niet onder Wlz-omzet-prestaties met correctie doordeweekse dagen zijn genoemd.
Wlz-omzet-prestaties fase 4:
de prestaties zoals vermeld in de:
- Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2021;
- Beleidsregel prestatiebeschrijvingen en tarieven modulaire zorg 2021;
- Beleidsregel prestatiebeschrijving en tarief zzp-meerzorg Wlz die geldig is in 2021;
en omvat niet de lumpsumafspraak over het kwaliteitsbudget verpleeghuiszorg en de transititiemiddelen verpleeghuiszorg met codes TM001 (eerste tranche in budgetronde) en TM002 (tweede tranche in herschikkingsronde).
niet-Wlz-productie:
Wlz-pgb en de zorg die niet bij of krachtens de Wet langdurige zorg bekostigd wordt.
contracteerruimte:
het totale financiële kader dat beschikbaar is voor de Wlz-uitvoerders om zorg in natura te contracteren bij zorgaanbieders of zelfstandige zorgverleners. Dit kader bestaat uit niet-geoormerkte middelen en geoormerkte middelen.
productieafspraak:
het totaalbedrag van de afspraken met betrekking tot de prestaties en tarieven ten laste van de contracteerruimte die door de zorgaanbieder en het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder zijn overeengekomen in de budgetronde of herschikkingsronde.
Stimuleringsregeling E-health Thuis:
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 december 2018, kenmerk 1457861-185083, houdende stimulering van activiteiten ten behoeve van het opschalen en borgen van het gebruik van e-health toepassingen die ondersteuning of zorg thuis faciliteren. Deze is uitgebreid, met het oog op extra inzet van digitale zorg op afstand voor mensen thuis vanwege SARS-CoV-2 (SET COVID-19).
onderaanneming:
er is sprake van onderaanneming of uitbesteding wanneer een door de Wlz-uitvoerder gecontracteerde zorgaanbieder (een deel van) de gecontracteerde zorg of het vervoer zoals bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet langdurige zorg laat uitvoeren door respectievelijk een andere zorgaanbieder of rechtspersoon.
Deze zorgaanbieder of rechtspersoon levert dus een (deel)prestatie of een geheel van prestaties op het gebied van de zorg in opdracht van een andere zorgaanbieder. De eerstgenoemde zorgaanbieder of rechtspersoon wordt in dit kader aangeduid als ‘uitvoerende zorgaanbieder’ of ‘onderaannemer’. De laatstgenoemde zorgaanbieder wordt in dit kader aangeduid als ‘opdrachtgevende zorgaanbieder’ of ‘hoofdaannemer’.
doorlopende kosten:
kosten die ondanks een daling in de productie blijven doorlopen.
Toelichting
Wijzigingen ten opzichte van Beleidsregel SARS-CoV-2 virus: fase 3 (BR/REG-20160a):
De volgende onderdelen zijn gewijzigd:
- DPG-en: de situatie dat een compensatie van de doorlopende kosten mogelijk is als de directeuren Publieke Gezondheid van de Veiligheidsregio’s adviezen hebben geven die de dagbesteding kunnen raken, is verduidelijkt;
- Berekening doorlopende kosten: Hier is een extra variabele aan toegevoegd die rekening houdt met de indexatie van de in februari 2020 geleverde productie.
- GGZ-wonen: vanaf 2021 krijgen cliënten met een psychiatrische aandoening die blijvend toezicht en/of 24 uur zorg per dag nodig hebben toegang tot de Wlz. Voor de doelgroep GGZ-wonen hebben wij, specifiek in de berekening van de doorlopende kosten vermeldt dat de omstandigheid wordt meegenomen onder H.
- Een bestuursverklaring is geen vereiste als sprake is van een concrete besmetting op de woonsituatie en daarmee samenhangende quarantainemaatregeling en de situatie dat de DPG-en adviezen hebben gegeven die de dagbesteding kunnen raken;
- Voor zover nog sprake is van een bestuursverklaring is deze zo beknopt mogelijk gehouden;
- Niet-Wlz productie: de zorg die bekostigd werd uit de Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling is komen te vervallen. Deze subsidieregeling is beëindigd.
Algemeen
Het is voorstelbaar dat ook in 2021 er situaties zijn waarbij aanbieders van zorg met verblijf, geclusterd vpt of dagbesteding geconfronteerd worden met de gevolgen van een besmetting met het SARS-CoV-2 virus die niet door hen te beïnvloeden zijn.
Met deze beleidsregel wordt een oplossing geboden door zorgaanbieders voor deze situaties te compenseren voor de gevolgen van een besmetting met het SARS-CoV-2 virus. Het betreft een vergoeding voor de doorlopende kosten van zorgaanbieders, die als gevolg van het coronavirus tijdelijk minder declarabele productie realiseren. Tevens maken wij het mogelijk om afzonderlijke dagbesteding of dagbehandelingsprestaties (per dagdeel) te declareren in de situatie dat deze op vernieuwende wijze volwaardig op de woonlocatie wordt geleverd.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen
representatieve periode:
Om de uniformiteit in de uitvoering te bevorderen, is onderdeel A van de vergoeding van doorlopende kosten gebaseerd op een periode die representatief is voor zorg die in de omzetdervingsperiode zou zijn gedeclareerd in het geval geen sprake zou zijn van een SARS-CoV-2 virus epidemie. De representatieve periode is gelijk aan de representatieve periode die voor de vergoeding in fase 1, 2 en 3 (2020) wordt gehanteerd, omdat deze het beste de macro-omzet voorspelt. Zie voor een nadere toelichting de toelichting in de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus.
Wlz-omzet-prestaties fase 4:
De vergoeding van de doorlopende is gebaseerd op de brief van het ministerie van VWS d.d. 16 april 2020, onderwerp Financiele zekerheid Wlz zorgaanbieders met kenmerk 1672600-204097-Z en d.d. 26 juni 2020, onderwerp Financiele zekerheid Wlz: tweede aanvulling met kenmerk 1710203-207338-LZ. En de brief van 18 november 2020, onderwerp Financiële maatregelen Wlz a.g.v. corona in 2021, met kenmerk 214244-FEZ van het ministerie van VWS.
Hieruit volgt dat de doorlopende kosten alleen toezien op door de NZa gereguleerde zorg en waarvoor in 2021 al prestaties zijn vastgesteld door de NZa die vallen onder de contracteerruimte.
Artikel 3 Reikwijdte
Deze beleidsregel is van toepassing op de zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Wlz door zorgaanbieders. Cliënten zonder Wlz-indicatie ontvangen geen zorg of dienst als omschreven bij of krachtens de Wlz en vallen daarmee niet onder de reikwijdte van deze beleidsregel. Voor de cliënten zonder Wlz-indicatie kan niet op basis van deze beleidsregel een vergoeding worden verkregen.
Artikel 4 Vergoeding van doorlopende kosten fase 4
In dit artikel lichten wij toe dat de vergoeding doorlopende kosten voorziet in een met zorgkantoren overeen te komen vergoeding voor de doorlopende kosten die verband houden met zorg die in een zekere periode niet kon worden geleverd.
2. Voorwaarden
Om voor vergoeding in aanmerking te komen, moet sprake zijn van tenminste één van de vier geschetste specifieke situaties.
Situatie A betreft kort samengevat een aanbieder van zzp- of vpt-prestaties die in fase 4 met een nieuwe besmetting wordt geconfronteerd en bijvoorbeeld als gevolg daarvan pas na een zekere periode weer nieuwe cliënten kan opnemen. Als gevolg van deze situatie is sprake van lege plaatsen en dus doorlopende kosten. Met ingang van 2021 omvat situatie A ook de aanbieder die geen dagbesteding kan leveren omdat als gevolg van de besmetting op de woon of verblijfslocatie de client niet meer naar de dagbesteding mag of kan. Bijvoorbeeld door de quarantaineregels waarbij een persoon voor een zeker aantal dagen op de woonlocatie moet blijven als een besmetting in de woonsituatie is geconstateerd. Een bestuursverklaring is in dit geval niet noodzakelijk indien een beroep wordt gedaan op een vergoeding voor de doorlopende kosten omdat de dagbesteding als gevolg van een besmetting op de woonlocatie niet kan worden geleverd en cliënten de woonlocatie niet mogen verlaten.
In situatie A is een melding (vooraf) door de aanbieder bij het zorgkantoor noodzakelijk. Dit kan bijvoorbeeld in regulier contact tussen aanbieder en zorginkoper. Zorgkantoren kunnen in hun afwikkelingsproces vervolgens teruggrijpen op de initiële melding indien sprake blijkt van doorlopende kosten. Deze melding volstaat dan voor het zorgkantoor.
Situatie B omvat de situatie dat de directeuren Publieke Gezondheid (DPG-en) van de Veiligheidsregio’s een advies hebben gegeven dat ook de dagbesteding raakt. Dit kan ertoe leiden dat geen dagbesteding wordt geleverd die volledig voldoet aan de vastgestelde voorwaarden bij de prestatiebeschrijving. In de Routekaart coronamaatregelen (zie bijlage bij TK 2019/2020, 25295, nr. 656) is aangegeven dat bij risiconiveaus 3 en 4 de omstandigheden ertoe kunnen leiden dat de directeuren Publieke Gezondheid van de Veiligheidsregio’s adviezen geven die ook de dagbesteding kunnen raken. Een bestuursverklaring is in dit geval niet noodzakelijk indien een beroep wordt gedaan op een vergoeding voor de doorlopende kosten .
In situatie B is een melding (vooraf) door de zorgaanbieder bij het zorgkantoor noodzakelijk. Dit kan bijvoorbeeld in regulier contact tussen zorgaanbieder en zorginkoper. Zorgkantoren kunnen in hun afwikkelingsproces vervolgens teruggrijpen op de initiële melding indien sprake blijkt van doorlopende kosten. Deze melding volstaat dan voor het zorgkantoor.
Situatie C omvat de situatie dat cliënten niet naar de dagbesteding kunnen in verband met kabinetsmaatregelen, RIVM-richtlijnen of vanwege andere overwegingen die verband houden met de gezondheid en kwetsbare situatie van de cliënt in relatie tot het SARS-CoV-2 virus.
De kabinetsmaatregelen en RIVM richtlijnen die verband houden met een besmetting en de daarop volgend getroffen quarantainemaatregelen (10 dagen thuisblijven) zijn hiervan uitgezonderd en reeds benoemd onder A).
Een bestuursverklaring is in dit geval wel noodzakelijk als een beroep wordt gedaan op een vergoeding voor doorlopende kosten omdat de dagbesteding niet of maar deels kan worden geleverd.
In situatie C is een melding door de zorgaanbieder bij het zorgkantoor noodzakelijk.
Situatie D betreft de situatie waarbij bijvoorbeeld een besmetting heeft plaatsgevonden en de locatie SARS-CoV-2 virusvrij is. Door een SARS-CoV-2 virus gerelateerde oorzaak (na-ijl effect) is nog steeds onvermijdelijk sprake van leegstand. Situatie D betreft ook de situatie waarbij in het werkgebied van de gecontracteerde zorgaanbieder, maar niet bij betreffende zorgaanbieder zelf, sprake is van een (lokale) besmetting, waardoor opnames worden uitgesteld of dat cliënten niet naar de dagbesteding kunnen/willen. Tevens is het mogelijk om een beroep te doen op de doorlopende kostenregeling indien sprake is van een uitzonderlijk hoog ziekteverzuim onder het personeel waarvoor geen vervangend personeel is waardoor de “reguliere” zorg wordt afgeschaald. Tot slot is het mogelijk om onder D een beroep te doen op een vergoeding voor doorlopende kosten indien sprake is van een onvoorzien onbedoeld gevolg van het SARS-CoV-2 virus dat leidt tot significante doorlopende kosten. In dit geval dient de zorgaanbieder het zorgkantoor hierover zo snel als mogelijk te informeren. Op deze wijze kan snel geanticipeerd op gewijzigde omstandigheden.
Een bestuursverklaring is in dit geval wel noodzakelijk als een aanvraag wordt gedaan vooreen vergoeding voor doorlopende kosten.
Duur
Het zorgkantoor maakt samen met de zorgaanbieder afspraken over de duur van de periode dat een zorgaanbieder in aanmerking komt voor een vergoeding doorlopende kosten en de wederzijdse informatievoorziening. Als uitgangspunt kan de duur zoals vermeld in de brief van het ministerie van VWS d.d. 18 november 2020 met kenmerk 214244-FEZ voor de betreffende situatie worden genomen.
In de brief worden de volgende periodes gehanteerd. Uitgangspunt is dat de vergoeding voor de periode doorlopende kosten heeft een maximale
duur heeft van:
- Situatie A: twee maanden met mogelijke verlenging van telkens twee maanden;
- Situatie B: duur maatregel DPG;
- Situatie C: maximaal tot eind 2021;
- Situatie D: één maand met mogelijke verlenging van telkens één maand.
Waar sprake is van een combinatie van situaties wordt de duur situationeel gezamenlijk bepaald.
3. Berekening doorlopende kosten fase 4
De wijze waarop de doorlopende kosten worden berekend, is in essentie gelijk aan de wijze waarop deze voor fase 4 werd berekend. Alleen de voorwaarden maken mogelijk dat er sprake is van een andere benadering door zorgkantoren.
Onderdeel A omvat de productie die in de representatieve periode (i.c. februari 2020) is geleverd en goedgekeurd door het zorgkantoor. De berekening van de doorlopende kosten houdt onder A en vervolgens onder Y – op verzoek van zorgaanbieders – er rekening mee dat sommige prestaties met name op doordeweekse dagen worden geleverd en niet in de weekenden, en dat de verhouding doordeweeksedagen en weekenddagen in de omzetdervingsperiode anders kan zijn dan in februari. Denk hierbij aan behandeling van cliënten die thuis wonen (behandeling groep) of aan de dagbesteding die vaak doordeweeks wordt geleverd.
Ook is besloten om door de overheid voor de arbeidsovereenkomst en cao benoemde officiële feestdagen (tweede paasdag, tweede pinksterdag, Goede Vrijdag, Koningsdag, Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede kerstdag) te beschouwen als een zondag, omdat volgens deskundigen/controllers anders in veel gebruikelijke situaties sprake zou zijn van overcompensatie.
Omdat gewerkt wordt met een representatieve periode van februari 2019 wordt vermenigvuldigd met een index van 1,032914073.
Deze index is bepaald op basis van de brieven van het ministerie van VWS met kenmerk 1508146-188895-MEVA, d.d. 2 april 2019 en kenmerk 1668303-203717-MEVA, d.d. 2 april 2020. Hierbij is de verhouding 0,75% loonkosten index en 0,25% materiële kosten index gehanteerd.
Onderdelen B en C beschrijven de mutaties die nog moeten plaatsvinden omdat na de einddatum van de representatieve periode (i.c. 29 februari 2020) nog, onafhankelijk van de epidemie met het SARS-CoV-2 virus de productie is gewijzigd bij een zorgaanbieder. Het zorgkantoor heeft het beste zicht op capaciteitsmutaties bij een zorgaanbieder. De zorgaanbieder legt capaciteitsmutaties ter goedkeuring voor aan het zorgkantoor. Ook hierbij gaat het alleen om een aanbieder specifieke compensatie van de doorlopende kosten en niet van de volledige gederfde omzet.
Onderdeel D corrigeert voor de opbrengsten die worden verkregen uit andere zorg dan Wlz-zorg. Een locatie waar in de representatie periode (i.c. februari 2020) nog Wlz-zorg werd geleverd aan Wlz-cliënten kan in maart 2021 zijn ingericht als bijvoorbeeld een corona-unit. Het voormalige Wlz-personeel, de inventaris en kapitaallasten worden dan ook vergoed uit de opbrengsten uit andere domeinen. Deze correctie voorkomt een dubbele bekostiging.
Onderdeel D wordt alleen ingevuld voor de zorg waarvoor dit te identificeren is. Het is voorstelbaar dat dit niet mogelijk is voor afdelingen die in de representatieve periode al gemengd waren. Dan kan voor het berekenen van de doorlopende kosten ook worden uitgegaan van de normale productie (opbrengsten in de representatieve periode minus feitelijke opbrengsten) als op totaalniveau van de opbrengsten wel duidelijk sprake is van schade als gevolg van doorlopende kosten.
Het is voorstelbaar dat een geplande capaciteitwijziging waarbij nieuwe gebouwen worden opgeleverd en oude afgestoten als gevolg van de uitbraak anders verloopt. Een geplande sluiting wordt uitgesteld en hier wordt tijdelijk ELV geleverd. Als de sluiting voor Wlz-productie al is meegenomen onder onderdeel C, moet deze ELV omzet niet in onderdeel D worden verdisconteerd.
Onderdeel E beschrijft het deel dat de zorgaanbieder niet heeft vergoed aan de onderaannemer op basis van een eventuele onderliggende overeenkomst tussen beiden. Bijvoorbeeld:
Een zorgaanbieder heeft een overeenkomst gesloten met een vervoerder. Onder die overeenkomst is de zorgaanbieder verplicht om de vervoerder te betalen voor zijn diensten. Mede afhankelijk van de overeengekomen afspraken, kan het zo zijn dat de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus van invloed is op de verschuldigdheid en/of de hoogte van deze betalingsverplichting.
Indien de zorgaanbieder de vervoerder slechts gedeeltelijk doorbetaalt, dient de zorgaanbieder het bedrag dat niet (gedeeltelijk) is doorbetaald – dat wil zeggen het verschil tussen het bedrag dat onder normale omstandigheden (zonder uitbraak SARS-CoV-2 virus) en het nu (gedeeltelijk) doorbetaalde bedrag op grond van de onderliggende overeenkomst – op te geven onder de post E.
Indien er geen sprake is van enige doorbetaling, geeft de zorgaanbieder onder E op datgene dat onder normale omstandigheden (zonder uitbraak SARS-CoV-2 virus) zou zijn betaald aan vervoerder.
Indien de doorbetaling niet wordt beïnvloed door de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus, hoeft de zorgaanbieder niets op te geven onder de post E.
Onderdeel G betreft besparingen die een zorgaanbieder heeft doordat hij bepaalde zorg of diensten niet levert. Het is voorstelbaar, afhankelijk van de individuele situatie, dat er kostenposten of kostensoorten vooraf te benoemen zijn waarvan er een redelijke kans bestaat dat de uitgaven zijn gedaald. Denk bijvoorbeeld aan de personeelkosten van het personeel niet in loondienst (nulurencontract) in de situatie dat sprake is van leegstand. Van deze kostensoorten wordt nagegaan of in de feitelijke, individuele situatie sprake is van kostenreductie. Het is niet nodig om een zeer gedetailleerde berekening, opgave en verantwoording te doen van alle kostenposten en soorten.
Onderdeel H geeft zorgaanbieders en zorgkantoren in onderling overleg de mogelijkheid om op de uitkomst nog te corrigeren voor factoren die onder A tot en met G niet zijn meegenomen, maar waarmee wel rekening moet worden gehouden. De door ons gekozen representatieve periode, i.c. februari 2020, is macro bezien de beste keuze, maar kan op het niveau van een zorgaanbieder onredelijk uitpakken waardoor de zorgaanbieder onbedoeld te veel middelen zou krijgen of onbedoeld te weinig middelen. Onder H kan worden gecorrigeerd voor dergelijke omstandigheden. Onderdeel H omvat ook de doorlopende kosten voor GGZ wonen. Deze zorg is per 2021 overgeheveld van de Wmo naar de Wlz. Zorgkantoren beschikken niet over de in de in 2020 gedeclareerde productie. Daarom moet de gederfde omzet worden gebaseerd op de feitelijk productie aan GGZ wonen cliënten vlak voordat deze als gevolg een in artikel 4 benoemde situatie is gestaakt.
De NZa zal alleen een positieve uitkomst van de formule uiteindelijk opnemen in het sluittarief, omdat alleen dan sprake is van doorlopende kosten.
Artikel 6 Contracteerruimte
3. Sluittarief
De vergoeding voor de doorlopende kosten wordt verwerkt in het sluittarief.
Artikel 7 Berekening en verantwoording
Ten aanzien van de verantwoording van de vergoeding voor doorlopende kosten fase 4 wordt aangesloten bij de beschreven werkwijze en verantwoording van de vergoeding van omzetderving zoals opgenomen in de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus en de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus: fase 3 die beide golden voor het jaar 2020. Dit geldt voor alle sectoren (vv, ghz en ggz).
Een aanbieder van dagbesteding zg, lg, vg of ggz in afzonderlijke dagdelen moet zich via een bestuursverklaring verantwoorden jegens het zorgkantoor indien de dagbesteding in fase 4 niet volwaardig kan worden geleverd en daarom een beroep wordt gedaan op een vergoeding van de doorlopende kosten. Het niet-leveren van dagbesteding of het leveren van minder dagbesteding kan er immers toe leiden dat een beroep wordt gedaan op vergoeding, omdat dan sprake is van doorlopende kosten. De doorlopende kosten vergoeding representeert daarmee de situatie waarbij de zorg voor de cliënt niet als vanouds is. Daarom is extra verantwoording noodzakelijk en heeft het zorgkantoor de mogelijkheid om waar mogelijk cliënten te helpen om te komen tot volwaardige dagbesteding. De bestuursverklaring is alleen noodzakelijk als sprake is van situatie C of D. De bestuursverklaring is niet nodig bij situatie A of B omdat onder A en B sprake is van een concrete besmetting en RIVM maatregelen die verband houden met een besmetting en in acht te nemen quarantaine maatregelen.
Een zorgaanbieder (verpleeghuis, gehandicapteninstelling, aanbieder van dagbesteding, mpt-zorg) die een beroep doet op een vergoeding voor de doorlopende kosten en waarbij sprake is van een situatie zoals geschetst onder D moet zich ook via een bestuursverklaring verantwoorden omdat sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid waarbij de zorgaanbieder zijn uiterste best moet hebben gedaan om de afschaling van zorg te voorkomen. Bijvoorbeeld et bellen van de clienten op de wachtlijst of, de inzet van alternatief personeel.
Correctie kwaliteitsbudget
Met de komst van deze beleidsregel bestaan er naast elkaar twee vergoedingen voor dezelfde doorlopende kosten. Bij vermindering van de feitelijke productie ontvangt een zorgaanbieder zowel een vergoeding op grond van deze beleidsregel als op grond van het kwaliteitsbudget. Bij de berekening van het kwaliteitsbudget neemt immers het kwaliteitsbudget toe indien de feitelijke productie vermindert. Daarom is een extra onderdeel opgenomen om duidelijkheid te verschaffen over de toedeling van doorlopende kosten Wlz naar doorlopende kosten verpleeghuiszorg en doorlopende kosten overige Wlz-zorg.
Artikel 8 Procedure
De vergoeding doorlopende kosten fase 4 is net als de vergoeding doorlopende kosten fase 1,2 en 3 onderdeel van de contracteerruimte en de productieafspraak bij de herschikking.
1. Herschikking
In het herschikkingsformulier 2021 kunnen Wlz-zorgaanbieder en zorgkantoor de doorlopende kosten meenemen door de oorspronkelijke productieafspraak 2021 te handhaven. De definitieve productieafspraak na herschikking dient als bovengrens voor de vergoeding van de doorlopende kosten.
Artikel 9 Beleidsregels
Artikel 10 Regelingen
Met de komst van deze beleidsregel bestaan er meerdere geldende NZa-beleidsregels/regelingen naast elkaar die op enkele punten van elkaar afwijkend dan wel tegenstrijdig zijn. Bijvoorbeeld op de inhoud van enkele prestatiebeschrijvingen of in terminologie zoals gebruikt bij de herschikkings- en nacalculatieprocedure. Om de toepassing van deze beleidsregel mogelijk te maken, bijvoorbeeld de procedure zoals beschreven in artikel 8 van deze beleidsregel, zijn in artikel 9 van deze beleidsregel de onderdelen opgenomen waarmee van andere geldende NZa beleidsregels wordt afgeweken. In artikel 10 van deze beleidsregel zijn de onderdelen opgenomen waarmee van andere geldende NZa regelingen wordt afgeweken. Deze afwijkingen gelden alleen voor die gevallen waarbij deze beleidsregel wordt toegepast. In die gevallen waar deze beleidsregel niet wordt toegepast, zijn de andere geldende beleidsregels en regelingen van de NZa onverminderd van toepassing.
Hierbij is ervoor gekozen om de afwijkingen voor de toepassing van deze beleidsregel in deze artikelen te verzamelen en niet in de andere geldende NZa-regelgeving op te nemen, zodat na verloop van de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus de regelgeving op deze onderdelen niet hoeft te worden hersteld.
De zorgaanbieder legt de kosten en opbrengsten gerelateerd aan deze beleidsregel duidelijk identificeerbaar in zijn administratie vast. De zorgaanbieder kan ervoor kiezen hiervoor een aparte kostenplaats in zijn administratie te gebruiken.
Dagbesteding/dagbehandeling (per dagdeel) (uitzonderingen)
Voor de invulling van de dagbesteding zijn in deze beleidsregel uitzonderingen ten op zichte van de beleidsregels opgenomen (woonsituatie). Deze uitzonderingen zijn van toepassing in fase 4.
De voorwaarde dat de activiteit buiten de woonsituatie moet plaatsvinden, komt voor de in artikel 9 van deze beleidsregel opgenomen prestaties in fase 4 te vervallen.
Dit geeft aanbieders van dagbesteding/dagbehandeling (prestaties met als eenheid een dagdeel) de ruimte om goede dagbesteding op de woonlocatie van de cliënt te leveren en deze zorg ook feitelijk te declareren. Er is dan ook voor deze cliënten geen sprake van omzetderving, omdat de zorg geleverd wordt. Alleen de locatie is anders en er is geen sprake van vervoer van cliënten. Om er voor te zorgen dat deze nieuwe vorm van dagbesteding wel is afgestemd op de cliënt wordt van deze zorgaanbieders gevraagd een aantal zaken te verklaren.