Bijlage 1: Bronnen en methoden
Methode
In deze monitor kijken we naar de resultaten van een specifieke groep, namelijk naar de resultaten van personen die zijn overleden aan een aandoening waarvan bekend is dat deze vaak samen gaat met een ziekbed en een behoefte aan palliatieve zorg. In Etkind is hiervoor een selectie op basis van ICD-10 codes gedefinieerd. Personen die overleden zijn aan de betreffende aandoeningen volgens de ICD-10 codes in de doodsoorzaken data van het Centraal Bureau van de Statistiek behoren tot onze afbakening.
Om de zorgkosten en volume in het laatste jaar voor overlijden in kaart te brengen zijn de declaratie datasets van Vektis gebruikt.
Voor de afbakening van de palliatieve kinderen nemen we een andere selectie van doodsoorzaken, omdat bij kinderen een andere definitie van palliatieve zorg wordt gehanteerd dan bij volwassenen en omdat de methode van Etkind voor het afbakenen van de groep palliatieve patiënten voornamelijk uitgaat van doodsoorzaken die relevant zijn voor volwassenen.
Voor palliatieve kinderen is er in (inter)nationaal onderzoek geen sprake van een al bestaande en veelgebruikte afbakening waar draagvlak voor is. De afbakening die voor deze monitor is opgesteld is daarom een eerste verkenning. Het Kenniscentrum Kinderpalliatieve zorg en de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)hebben de ICD-10 codes geselecteerd die duiden op een oorzaak van overlijden bij kinderen waarbij palliatieve zorg waarschijnlijk relevant is geweest. Bijlage 3 geeft een overzicht van de doodsoorzaken die zijn meegenomen in de afbakening van de palliatieve kinderen.
Gevoeligheidsanalyse
De patiënten die palliatieve zorg ontvangen zijn niet gekenmerkt in de gebruikte datasets. Hierdoor is het onmogelijk om de werkelijke populatie die palliatieve zorg heeft ontvangen af te bakenen. De afbakening die we gebruiken op basis van doodsoorzaken, met het gebruik van de codes gedefinieerd door Etkind, geeft een onderzoekspopulatie waar de kans groot is dat palliatieve zorg relevant is geweest.
De methode is een keuze. Bij de huidige methode hebben we gekozen om de afbakening te maken op basis van de doodsoorzaken. Een andere mogelijke keuze is om de afbakening te maken op basis van de aandoening waar iemand voor behandeld is voor zijn overlijden. Ook is het mogelijk om een andere selectie van ICD-10 codes te gebruiken. Rosenwax heeft op basis van een andere selectie van ICD-10 codes de afbakening gemaakt. De selectie van Rosenwax is conservatiever t.o.v. de selectie van Etkind. We hebben een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd waar we resultaten voor drie afbakeningen geven.
-
Afbakening op basis van de doodsoorzaak met het gebruik van de codes van Etkind
-
Afbakening op basis van de doodsoorzaak met het gebruik van de codes van Rosenwax
-
Afbakening op basis van diagnose met het gebruik van de codes van Rosenwax
Afbakening
|
Aantal overledenen
|
Gemiddelde kosten
|
% Klinische opname in laatste maand
|
% SEH in laatste maand
|
Alle overledenen
|
153.044
|
€46.907
|
33
|
34
|
Op basis van doodsoorzaak met selectie van Etkind
|
110.075
|
€47.447
|
31
|
31
|
Op basis van doodsoorzaak met selectie van Rosenwax
|
68.602
|
€46.793
|
34
|
32
|
Op basis van diagnose met selectie van Rosenwax
|
127.271
|
€48.149
|
35
|
35
|
Overzicht van de datasets
In deze sectie worden de gegevensbronnen beschreven die in verschillende analyses worden gebruikt.
2.1 Gegevensbronnen
Vektis
De analyses zijn uitgevoerd op basis van de volgende datasets:
Declaraties van Vektis (beschikbaar in juli 2020) op patiëntniveau over ambulance, dure geneesmiddelen, farmacie, huisartsenzorg, hulpmiddelen, medisch-specialistisch zorg, paramedische zorg, Wlz en wijkverpleging. Deze bestanden koppelen we aan de patiëntkenmerken bestanden van Vektis (overlijdensdatum, geboortejaar, geslacht, postcode van het woonadres). Aan de hand van de Vektis datasets hebben we per zorgsoort datasets gemaakt. In de volgende paragrafen beschrijven we de selecties om deze datasets te maken.
CBS doodsoorzakendata
De CBS doodsoorzakendata is gebruikt om de afbakening van de onderzoekspopulatie te maken. De kwaliteit van de doodoorzaken data van CBS is afhankelijk van de registratie van artsen. De kwaliteit van deze dataset is bepalend voor onze afbakening en dus onze resultaten.
Vereveningsdata
Voor het verklaringsmodel hebben we factoren meegenomen die alleen beschikbaar zijn in de dataset van de risicoverevening; Sociaal Economische Status. Deze dataset is daarom gekoppeld aan de Vektis declaratiedata en de CBS doodsoorzakenstatistiek.
2.2 Datasets per zorgsoort
2.2.1 Dataset ambulancezorg
De dataset over de ambulancezorg bevat declaratiegegevens over de periode 2016-2018.
In de analyse kijken we alleen naar A-ritten (196010), B-ritten (196002) en MICU vervoer (196006).
2.2.2 Dataset huisartsenzorg
De dataset over de huisartsenzorg bevat declaratiegegevens over de periode 2016-2018.
In de analyse kijken we bij bepaalde analyses specifiek naar huisartsenzorg in de anw-uren en naar huisartsen visites. Onderstaande tabellen bevatten de prestatiecodes die we gebruiken om de prestaties te identificeren met betrekking tot huisartsenzorg in de anw-uren en de huisartsen visites.
-
Huisartsenzorg consulten:
-
12000, 12001, 12002, 12003, 12004, 12200, 12201, 12202, 12203, 12204,
-
12300, 12301, 12302, 12400, 12401, 12402, 12403, 12404, 12500, 12501,
-
12502, 12503, 12504, 12510, 12511, 12512, 12513, 12514, 13032, 13033, 13038
-
Huisartsenzorg in de anw-uren: 12300, 12301, 12302, 12200, 12201, 12202, 12203, 12204
-
Huisartsen visites: 12003, 12402, 12403, 12502, 12503, 12512, 12513, 12202, 12203, 12301, 13032, 13033, 13038
2.2.3 Dataset farmacie, hulpmiddelen en paramedische zorg.
De dataset over de farmacie, hulpmiddelen en paramedische zorg bevat alle declaratiegegevens over de periode 2016-2018. We maken in de analyse geen onderscheidt in prestaties.
2.2.4 Dataset MSZ
De gegevens zijn geselecteerd uit de dbc- declaratiebestanden van Vektis over MSZ in 2006-2018. Exclusief de declaraties met de zorgproduct-codes voor GRZ.
2.2.5 Dataset GRZ
De gegevens zijn geselecteerd uit de dbc-declaratiebestanden van Vektis over MSZ in 2016-2018. Voor de GRZ nemen we alle declaraties met zorgproductcodes: 998418030, 998418032, 998418034, 998418036 t/m 998418039, 998418041 t/m 998418068, 998418062 t/m 998418077, 998418079 t/m 998418081
2.2.6 Dataset dure geneesmiddelen
De dataset dure geneesmiddelen heeft betrekking op de geneesmiddelen
waarvan een add-on geneesmiddelen prestatie of ozp stollingsfactoren prestatie geldig was in 2016 met declaratiecodes: 191201 t/m 191898 en 193301 t/m 194639. Voor 2017 en 2018 zijn alle ZI-nummers (add-on geneesmiddelen en stollingsfactoren) uit de G-standaard meegenomen.
2.2.7 Dataset Wijkverpleging
De gegevens zijn geselecteerd uit de declaratiebestanden van Vektis over wijkverpleging in 2016-2018. Exclusief de declaraties met de prestaties voor elv, namelijk prestaties SE031, SE063 en SE103.
2.2.8 Dataset Wlz
De gegevens zijn geselecteerd uit de declaratiebestanden van Vektis over Wlz in 2016-2018. Exclusief de declaraties met de prestaties voor elv, namelijk prestaties A0001, A0002 en A0003. Pgb kosten zijn niet meegenomen, omdat in de PGB-dataset de kosten per patiënt per declaratiejaar zijn aangeleverd, hierdoor is het niet duidelijk welke kosten in het laatste levensjaar zijn gemaakt.
2.2.9 Dataset elv
De gegevens zijn geselecteerd uit de declaratiebestanden van Vektis over Wlz en wijkverpleging. We gebruiken voor 2016 de gegevens uit het Wlz bestand met de prestaties SE031, SE063 en SE103. We gebruiken voor de jaren 2017 en 2018 de gegevens uit het wijkverpleging bestand met de prestaties A0001, A0002 en A0003.
2.2.10 Dataset seh
De dataset seh bevat de gegevens over de acute zorg in het ziekenhuis op de seh of een gerelateerde afdeling. De gegevens zijn geselecteerd uit de declaratiebestanden van Vektis over medisch-specialistische zorg in 2016 - 2018.
De dataset bestaat uit alle spoedeisende hulp contacten die we identificeren aan de hand van de volgende kenmerken:
-
spoedeisende hulp contact op de seh afdeling (ZA 190015)
-
spoedeisende hulp contact buiten de seh afdeling, elders in het ziekenhuis (ZA 190016)
-
DBC's waarbij geen ZA 190015 of ZA 190016 voorkomen, maar CODE_ZELFVERWIJZER_CD gelijk is aan '01' of '03'. In dit geval zetten we de datum van het bezoek op de openingsdatum van de dbc
-
Daarnaast zijn overige zorgproducten van kaakchirurgie meegenomen waarbij CODE_ZELFVERWIJZER_CD gelijk is aan '01' of '03' (declaratiecode begint met '23'). Het aantal van deze declaraties is rond 1000 per jaar.
-
De selectie van ziekenhuizen bevat alleen algemene en academische ziekenhuizen (AGB-codes beginnend met '0601..' en '0602..').
2.2.11 Dataset klinische opnames
Klinische opname dagen zijn gedefinieerd als verpleegdagen, intensive care dagen of verkeerde bed dagen. De gegevens zijn geselecteerd uit de declaratiebestanden van Vektis over medisch-specialistische zorg in 2016-2018. De selectie van deze dagen is als volgt gedefinieerd:
-
Verpleegdagen: Zorgactiviteiten met codes 190216, 190218 en 190200
-
Intensive care dagen: Add-ons met declaratiecodes 190150, 190151, 190153, 190154, 190155, 190157 en 190158
-
Verkeerde bed dagen: Overige zorgproducten met codes 190031 en 190038
Analyses
Tabel: Totale en gemiddelde kosten in het laatste levensjaar voor alle overledenen en de palliatieve patiënten in 2016 – 2018
Het totaal aantal overledenen is berekend op basis van het aantal personen per jaar die overleden zijn volgens het kenmerken bestand van Vektis.
Per overleden persoon zijn de totale kosten van het laatste levensjaar van de zorgsoorten genoemd in hoofdstuk 2.2 bij elkaar opgeteld en hiervan is de gemiddelde berekend.
Het totaal aantal overleden palliatieve patiënten is berekend op basis van het aantal personen per jaar die volgens de ICD-10 codes in de doodsoorzakenstatistiek van CBS behoren tot de afbakening.
Per palliatieve patiënt zijn de totale kosten van het laatste levensjaar van de zorgsoorten genoemd in hoofdstuk 2.2 bij elkaar opgeteld en hiervan is het gemiddelde berekend.
Figuur: Gemiddelde kosten in het laatste levensjaar van de palliatieve patiënten overleden in 2018 uitgesplitst in patiënten die wel/geen gebruik hebben gemaakt van langdurige zorg
Per palliatieve patiënt zijn de totale kosten van het laatste levensjaar van de zorgsoorten genoemd in hoofdstuk 2.2 bij elkaar opgeteld en hiervan is het gemiddelde berekend, uitgesplitst naar overledenen die wel en niet in het laatste levensjaar langdurige zorg hebben ontvangen. Hierbij maken we een onderscheid tussen Zvw kosten en Wlz kosten.
Tabel: Zorggebruik in kosten van de palliatieve patiënten overleden in 2018, uitgesplitst naar geslacht en de kosten gecorrigeerd voor leeftijd.
De gemiddelde kosten in het laatste levensjaar zijn berekend, uitgesplitst naar geslacht.
De resultaten zijn gecorrigeerd voor leeftijd door de resultaten te standaardiseren aan de hand van de leeftijdsverdeling van alle overledenen. In deze analyse maken we ook een onderscheid tussen overledenen die wel en niet in het laatste levensjaar langdurige zorg hebben ontvangen.
Tabel: Per leeftijdscategorie het totaal aantal overledenen, het aantal dat tot de palliatieve patiënten gerekend kan worden en de gemiddelde kosten per overleden palliatieve patiënt
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 is het aantal en de gemiddelde kosten in het laatste levensjaar berekend, uitgesplitst naar leeftijdscategorie.
Figuur: De bandbreedte van het zorggebruik in kosten in het laatste levensjaar per leeftijdscategorie (2018)
De 25% en 75% percentielen van de totale kosten in het laatste levensjaar zijn berekend per leeftijdscategorie.
Figuur: Totale kosten in het laatste levensjaar van de palliatieve patiënten overleden in 2018, uitgesplitst naar leeftijdscategorie
Per palliatieve patiënt zijn de totale kosten van het laatste levensjaar van de zorgsoorten genoemd in hoofdstuk 2.2 bij elkaar opgeteld. Per leeftijdscategorie zijn van alle palliatieve patiënten overleden in 2018 de kosten bij elkaar opgeteld.
Figuur: Gemiddelde kosten in het laatste levensjaar van de palliatieve patiënten overleden in 2018, uitgesplitst naar leeftijdscategorie en comoribiditeit
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 is de gemiddelde kosten in het laatste levensjaar berekend, uitgesplitst naar aantal comorbiditeiten bij het overlijden. Het aantal comorbiditeiten is als volgt berekend:
Op basis van de declaratie data identificeren we 9 aandoeningen in de populatie. Namelijk, Alzheimer, Kanker, chronische hartfalen, chronisch nierfalen, chronisch leverfalen, HIV, motor neuron en Huntington, en Parkinson. Rosenwax heeft voor deze aandoeningen een icd-10 afbakening gemaakt. De dbc-declaraties sluiten niet 1 op 1 aan bij de icd-10 codes. Er is onderzocht welke specialisme en diagnose codes het beste aansluiten bij de betreffende ICD-10 codes. Deze codes gebruiken we voor de afbakening van de aandoeningen.
Als een persoon in de laatste 12 jaar voor overlijden een declaratie heeft met betrekking tot een aandoening dan nemen we aan dat de patiënt een comorbiditeit heeft. Als een patiënt meerdere aandoeningen heeft, heeft hij ook meer comorbiditeiten.
Tabel: Aantal palliatieve patiënten en de gemiddelde kosten in het laatste levensjaar per doodsoorzaak waarvoor palliatieve zorg relevant is.
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 is het aantal, de totale kosten in het laatste levensjaar en de gemiddelde kosten in het laatste levensjaar berekend, uitgesplitst naar doodsoorzaak. Voor het aantal en de totale kosten geven we per doodsoorzaak aan wat het aandeel is t.o.v. alle palliatieve patiënten.
Tabel: Gemiddelde kosten per gebruiker in het laatste levensjaar, uitgesplitst naar doodsoorzaak en per zorgsector.
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 is de gemiddelde kosten per gebruiker in het laatste levensjaar berekend, uitgesplitst naar doodsoorzaak en sector. De gemiddelde kosten zijn dus t.o.v. de populatie die overleden is aan de aandoening en gebruik hebben gemaakt van de zorg in de sector.
Tabel: Aandeel patiënten dat aantoonbaar palliatieve zorg heeft ontvangen binnen de zorgsectoren waar specifieke prestaties voor palliatieve zorg bestaan van het totaal aantal overledenen per leeftijdscategorie in 2018.
De populatie 'aantoonbaar palliatieve zorg ontvangen' selecteren we door patiënten in de declaratiedata te includeren wanneer we in het jaar voorafgaand aan het overlijden één of meer van zorgactiviteiten of zorgprestaties tegen komen die zijn gepresenteerd in bijlage 3. Op basis van deze prestaties kunnen we in 2018 ongeveer 35% van alle overledenen toerekenen aan de palliatieve groep patiënten. In tabel 6 staan de resultaten per sector per leeftijdscategorie.
Figuur: Toename gemiddelde kosten per palliatieve patiënt per kwartaal in het laatste levensjaar
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 is de gemiddelde kosten per gebruiker in het laatste levensjaar per kwartaal berekend. De gemiddelde kosten zijn t.o.v. alle palliatieve patiënten overleden in 2018. De begindatum van de declaratie bepaalt aan welk kwartaal de kosten toegerekend worden.
Figuur: Percentage gebruik acute en aanvullende zorg 7, 30 en 90 dagen voorafgaand aan overlijden.
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 is per dag beken of er gebruik is gemaakt van de zorg. Voor de ambulance, huisarts in avond- nacht en weekenduren, huisartsvisite, huisartsen consulten, intensive care, klinische opname, SEH en acute opname is opgeteld hoeveel patiënten 7, 30 en 90 dagen voor overlijden ten minste 1 keer zorg hebben gehad. In paragraaf 2.2 staat beschreven welke presentaties gebruikt zijn per zorgsoort.
Figuur: Percentage palliatieve patiënten per maand dat gebruik maakt van de verschillende vormen van (acute) zorg in de laatste 1 tot 12 maanden voorafgaand aan het overlijden.
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 is per dag bekeken of er gebruik is gemaakt van de zorg. Voor verschillende zorgsoorten is per maand opgeteld hoeveel patiënten in de laatste maand tot en met 12 maanden voor overlijden ten minste 1 keer zorg hebben gehad. In paragraaf 2.2 staat beschreven welke presentaties gebruikt zijn per zorgsoort. Hierbij maken we een onderscheid tussen patiënten die wel en niet 1 jaar voor overlijden langdurige zorg hebben ontvangen.
Tabel: Percentage van de palliatieve patiënten per doodsoorzaak met minstens één ziekenhuisopname een bepaalde tijd voorafgaand aan het overlijden.
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 is per dag bekeken of er gebruik is gemaakt van de zorg. We hebben opgeteld hoeveel patiënten 7, 30, 90, 180 en 360 dagen voor overlijden ten minste 1 keer klinisch zijn opgenomen. De percentages zijn berekend t.o.v. de alle palliatieve patiënten overleden in 2018.
Tabel: Percentage van de palliatieve patiënten, uitgesplitst naar wel/geen langdurige zorg ontvangen in laatste levensjaar.
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 is per dag bekeken of er gebruik is gemaakt van de zorg. Voor verschillende zorgsoorten is opgeteld hoeveel patiënten 1 maand en 12 maanden voor overlijden ten minste 1 keer zorg hebben gehad. Hierbij maken we een onderscheid tussen patiënten die wel en niet 1 jaar voor overlijden langdurige zorg hebben gehad. In paragraaf 2.2 staat beschreven welke presentaties gebruikt zijn per zorgsoort.
Tabel: Percentage van de palliatieve patiënten in de langdurige zorg die ambulancezorg ontvangt in de laatste week van het leven, uitgesplitst naar leveringsvorm van de langdurige zorg (A) en leeftijd (B)
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 die gebruik hebben gemaakt van langdurige zorg in het laatste jaar voor overlijden is per dag bekeken of er gebruik is gemaakt van de ambulance zorg. Voor de ambulance zorg is opgeteld hoeveel patiënten 1 maand voor overlijden ten minste 1 keer een declaratie hebben gehad. We kijken ook specifiek hoeveel patiënten gebruik hebben gemaakt van een spoedinzet van de ambulance. In paragraaf 2.2.1 staat beschreven welke prestaties we hiervoor hebben gebruikt.
-
In deze tabel presenteren we de resultaten per zorgvorm in de langdurige zorg. Zorgvormen in de langdurige zorg zijn zorgzwaartepakket (zzp), modulair pakket thuis (mpt), volledig pakket thuis (vpt). De zorgvorm per patiënt wordt bepaald door de zorgvorm dat de patiënt ontvangen heeft in de laatste maand voor overlijden. Als de patiënt meerdere zorgvormen heeft ontvangen dan geldt dat hij valt onder de zorgvorm zzp als er tenminste 1 declaratie van zzp is en dat het onder de zorgvorm vpt valt als er geen declaratie van zzp is en tenminste 1 declaratie van de zorgvorm vpt is en dat het onder de zorgvorm mpt valt als er geen declaratie van zzp of mpt is en tenminste 1 declaratie van mpt is.
-
In deze tabel presenteren we de resultaten per leeftijdscategorie.
Figuur: Acute zorg en klinische opnames in de laatste maand per provincie, voor patiënten overleden in 2018, gecorrigeerd voor leeftijd
Van de palliatieve patiënten overleden in 2018 is per dag bekeken of er gebruik is gemaakt van de zorg. Per provincie hebben we voor verschillende zorgsoorten opgeteld hoeveel patiënten 1 maand voor overlijden ten minste 1 keer bepaalde zorg hebben gehad. In paragraaf 2.2 staat beschreven welke presentaties gebruikt zijn per zorgsoort. De resultaten zijn gecorrigeerd voor leeftijd door de resultaten te standaardiseren aan de hand van de leeftijdsverdeling van alle overledenen.
Tabel: Aantallen en gemiddelde kosten overledenen 0 t/m 17 jaar
Het totaal aantal overleden kinderen is berekend op basis van het aantal kinderen per jaar dat overleden is volgens het kenmerken bestand van Vektis. Kinderen zijn personen met de leeftijd tussen 0 tot 18 jaar.
Per overleden kind zijn de totale kosten van het laatste levensjaar van de zorgsoorten genoemd in hoofdstuk 2.2 bij elkaar opgeteld en hiervan is de gemiddelde berekend.
Het totaal aantal overleden palliatieve kinderen is berekend op basis van het aantal kinderen per jaar die volgens de ICD-10 codes in de doodsoorzaken data van CBS behoren tot onze afbakening voor kinderen.
Per kind zijn de totale kosten van het laatste levensjaar van de zorgsoorten genoemd in hoofdstuk 2.2 bij elkaar opgeteld en hiervan is de gemiddelde berekend.
Tabel: Gemiddelde kosten per leeftijdscategorie, kinderen overleden in 2018
Van de palliatieve kinderen overleden in 2018 is het aantal en de gemiddelde kosten in het laatste levensjaar berekend, uitgesplitst naar leeftijdscategorie.
Figuur: De bandbreedte van het zorggebruik in kosten per leeftijdscategorie, kinderen overleden in 2018
De 25% en 75% percentielen van de totale kosten in het laatste levensjaar zijn berekend per leeftijdscategorie.
Tabel: Totale en gemiddelde kosten voor kinderen overleden in 2018, in de laatste 3 jaar voor overlijden, en in het laatste levensjaar. Per sector
Van de palliatieve kinderen overleden in 2018 is het aantal en de gemiddelde kosten in het laatste levensjaar en in het laatste 3 levensjaren berekend, uitgesplitst naar sector. Het percentage kosten gemaakt in laatste levensjaar is berekend t.o.v. de totale kosten in laatste 3 jaren. Hierbij zijn alleen de kinderen meegenomen die tenminste 2 jaar zorg hebben ontvangen
Figuur: Gemiddelde kosten per palliatief kind uitgesplitst naar tijdsinterval (kwartalen) voorafgaand aan het overlijden
Van de palliatieve kinderen overleden in 2018 zijn de gemiddelde kosten per gebruiker in het laatste levensjaar per kwartaal berekend. De gemiddelde kosten zijn t.o.v. alle palliatieve kinderen in 2018. De begindatum van de declaratie bepaalt aan welk kwartaal de kosten toegerekend worden.
Figuur: Percentage palliatieve kinderen dat gebruik maakt van acute en aanvullende zorg 7, 30 en 90 dagen voorafgaand aan het overlijden.
Van de palliatieve kinderen overleden in 2018 is per dag bekeken of er gebruik is gemaakt van de zorg. Voor de ambulance, huisarts in avond- nacht en weekenduren, huisartsvisite, huisartsenzorg, intensive care, klinische opname, SEH en acute opname is opgeteld hoeveel patiënten 7, 30 en 90 dagen voor overlijden ten minste 1 keer zorg hebben gehad. In paragraaf 2.2 staat beschreven welke prestaties gebruikt zijn per zorgsoort.
Tabel: Percentage van de kinderen met een behoefte aan palliatieve zorg, overleden in 2018, dat in de laatste maand gebruik maakte van bepaalde vormen van acute en vermijdbare zorg
Van de palliatieve kinderen overleden in 2018 is per dag bekeken of er gebruik is gemaakt van de zorg. Per leeftijdscategorie hebben we voor verschillende zorgsoorten opgeteld hoeveel patiënten 1 maand voor overlijden ten minste 1 keer bepaalde zorg hebben gehad. In paragraaf 2.2 staat beschreven welke presentaties gebruikt zijn per zorgsoort.
Bijlage 2: Model
Methode
Declaratie datasets van Vektis zijn gebruikt om de kosten in het laatste jaar voor overlijden in kaart te brengen evenals andere data. Personen die overleden zijn aan bepaalde aandoeningen volgens de ICD-10 codes in de doodsoorzaken data van CBS behoren tot onze afbakening. De data zoals beschreven in bijlage 1 is gebruikt als input voor onderstaande beschreven methode.
De kosten worden met behulp van een lineair regressiemodel gerelateerd aan factoren voor deze kosten om meer te leren over oorzaken van de hoogte van de zorgkosten van palliatieve patiënten in hun laatste levensjaar:
-
leeftijd;
-
zorgsector;
-
comorbiditeit.
Ook zijn de factoren sociaal economische status, wel/niet aantoonbaar palliatieve zorg geleverd en diagnosegroep bekeken, maar deze leidden niet tot extra verklarende kracht na correctie voor de meegenomen factoren. Comorbiditeit is daarbij afgeleid van de factor diagnosegroep. Vanwege multicollineariteit zijn niet beide factoren opgenomen in het model.
Verder is gekozen voor de logaritmische zorgkosten i.p.v. de reguliere zorgkosten. In de reguliere zorgkosten worden extreme waarden waargenomen die ervoor zorgen dat het geschatte verband tussen deze kosten en de factoren onnauwkeuriger wordt. Bij een logaritmische transformatie van de zorgkosten wordt dit ongunstige effect gedempt.
Ten slotte is de data geaggregeerd op patiëntniveau. Deze manier sluit beter aan bij de monitor en leidt ook tot een hogere verklaringskracht. De factoren sector en comorbiditeit zijn zodanig geaggregeerd dat deze kenmerken op patiëntniveau zichtbaar zijn als deze 1 of meer dan 1 keer voorkomen bij dezelfde patiënt vóór aggregatie.
Het doel is om meer inzicht te verkrijgen in de verbanden tussen de palliatieve zorgkosten en bovengenoemde factoren. Dit helpt ook bij het duiden van tabelresultaten die in de monitor zijn opgenomen.
Resultaten
In deze sectie wordt de regressie-output weergeven inclusief interpretaties ervan. De gehele onderzoekspopulatie (patiënten met een behoefte aan palliatieve zorg, conform de afbakeningsmethode Etkind, overleden in 2018) is meegenomen.
Volledig model
Coefficients:
Estimate Std. Error t value Pr(>|t|)
(Intercept) 11.064086 0.112320 98.505 < 2e-16 ***
FRM -0.380972 0.012492 -30.497 < 2e-16 ***
MSZ 0.109718 0.010039 10.929 < 2e-16 ***
HAZ -0.823587 0.012482 -65.984 < 2e-16 ***
WVP 0.287571 0.006385 45.042 < 2e-16 ***
HLP 0.353548 0.006343 55.741 < 2e-16 ***
AMB 0.358936 0.005331 67.335 < 2e-16 ***
WLZ 1.239879 0.006597 187.956 < 2e-16 ***
DGM 0.761165 0.006783 112.210 < 2e-16 ***
ELV 0.315912 0.008802 35.892 < 2e-16 ***
GGZ 0.129915 0.010811 12.017 < 2e-16 ***
GRZ 0.635235 0.009942 63.897 < 2e-16 ***
PMZ 0.183949 0.005283 34.816 < 2e-16 ***
Leeftijdscategorie10-19 -0.179463 0.159701 -1.124 0.261
Leeftijdscategorie20-29 -0.961750 0.132555 -7.255 4.03e-13 ***
Leeftijdscategorie30-39 -1.129853 0.118915 -9.501 < 2e-16 ***
Leeftijdscategorie40-49 -1.233383 0.113515 -10.865 < 2e-16 ***
Leeftijdscategorie50-59 -1.267298 0.112262 -11.289 < 2e-16 ***
Leeftijdscategorie60-69 -1.271571 0.111990 -11.354 < 2e-16 ***
Leeftijdscategorie70-79 -1.308073 0.111920 -11.688 < 2e-16 ***
Leeftijdscategorie80-89 -1.367628 0.111944 -12.217 < 2e-16 ***
Leeftijdscategorie90+ -1.279372 0.112035 -11.419 < 2e-16 ***
Comorbidity1 0.211852 0.007160 29.587 < 2e-16 ***
Comorbidity2 0.299616 0.007599 39.430 < 2e-16 ***
Comorbidity3 0.372375 0.009458 39.371 < 2e-16 ***
---
Signif. codes: 0 '***' 0.001 '**' 0.01 '*' 0.05 '.' 0.1 ' ' 1
Residual standard error: 0.7902 on 110024 degrees of freedom
Multiple R-squared: 0.4873, Adjusted R-squared: 0.4872
F-statistic: 4357 on 24 and 110024 DF, p-value: < 2.2e-16
In ons geschatte model (bestaande uit dummyvariabelen) is er statistisch bewijs dat alle factoren (behalve leeftijdscategorie 10-19) significant zijn. Dat betekent dat comorbiditeit, zorgsector en leeftijd van significante invloed zijn op de logaritmische zorgkosten. Ook is de R-squared gelijk aan ongeveer 50%, dat betekent dat de spreiding in logaritmische zorgkosten voor ongeveer 50% door de factoren verklaard kan worden. Dit is tegelijkertijd ook een beperking van het model, aangezien een groot deel nog niet verklaard kan worden. Daarnaast moet opgemerkt worden dat alle resultaten zijn gebaseerd op de aanname dat dit model correct gespecificeerd is.
Coëfficiënten
-
Voor alle factoren m.b.t. comorbiditeit is een positief verband (coëfficiënt) geschat met de logaritmische palliatieve zorgkosten. Dat betekent dat deze kosten hoger zijn voor een patiënt met comorbiditeit t.o.v. een patiënt zonder, gegeven dat de informatie over de patiënt m.b.t. leeftijd en sector onveranderd blijft. Daarbij is het zo dat hoe meer aandoeningen, des te hoger de kosten zullen zijn.
-
Verder zijn voor de sectoren FRM en HAZ een negatief verband geschat. Mogelijk dat de betrokkenheid van de huisarts bijdraagt aan het vermijden van zorg in de 2e lijn. Mogelijk dat binnen de farmaceutische zorg de inzet van middelen voor palliatieve sedatie een rol spelen. In dat geval wordt er bewust gekozen geen verdere zorg meer te gebruiken, anders dan zorg om zo comfortabel mogelijk te sterven.
-
Daarnaast kan worden opgemaakt dat met name in de WLZ sector hogere kosten zijn. Dit zou kunnen worden verklaard door het feit dat de patiënten in deze sector vaak complexe aandoeningen hebben waar veel tijd en geld mee gemoeid gaat. Daarnaast gaat het vaak om kosten voor zorg én langdurig verblijf in een instelling.
-
Ten slotte worden vooral negatieve coëfficiënten waargenomen voor de leeftijdscategorieën. Het model is zo opgebouwd dat alle leeftijdscategorieën worden vergeleken met de jongste leeftijdscategorie. Dit betekent dat de oudere leeftijdscategorieën gemiddeld genomen minder kosten hebben t.o.v. de jongste leeftijdscategorie.