Artikel 4. Kostprijsmodel
1. De NZa stelt de tarieven in het gereguleerde segment vast op basis van werkelijke kostprijzen van instellingen. Hierbij worden de in artikel 5 genoemde bepalingen als uitgangspunt genomen.
Gegevensverzameling
2. Er is een regeling ‘Registratie en aanlevering kostprijzen zorgproducten medisch-specialistische zorg’. In deze regeling is vastgelegd dat instellingen, die onder de reikwijdte van die regeling vallen, data (kostprijsgegevens) over het jaar t aan de NZa moeten aanleveren. De NZa heeft deze data nodig voor de berekening van tarieven. In de regeling zijn verplichtingen opgenomen over de wijze van aanlevering, welke gegevens moeten worden aangeleverd, de termijnen waarbinnen de aanlevering moet plaatsvinden, etc.
Om de eenduidigheid en kwaliteit van de aan te leveren gegevens te bevorderen en de administratieve lasten voor de instellingen te beperken, stelt de NZa een (digitaal) aanleversjabloon beschikbaar.
3. Instellingen genoemd in artikel 1, eerste lid, onder a en b (algemene ziekenhuizen en universitaire medische centra) moeten op grond van de regeling genoemd in het vorige lid kostprijsgegevens aanleveren van hun omzet in het gereguleerde segment (zowel de dbc-zorgproducten als de overige zorgproducten) èn in het vrije segment (uitsluitend de dbc-zorgproducten). Zie ook artikel 6.
4. Instellingen genoemd in artikel 1, eerste lid, onder c tot en met i moeten op grond van de regeling genoemd in het tweede lid kostprijsgegevens aanleveren van hun omzet in (uitsluitend) het gereguleerde segment (zowel de dbc-zorgproducten als de overige zorgproducten). Instellingen bedoeld in de vorige zin, die geen dbc-zorgproducten in rekening brengen, maar uitsluitend overige zorgproducten, leveren de kostprijsgegevens aan van de omzet die op deze overige zorgproducten (in het gereguleerde segment) betrekking hebben.
Ontheffing
5. In geval van bijzondere omstandigheden kan een instelling in aanmerking komen voor ontheffing van de aanleververplichting genoemd in het tweede lid, een en ander ter beoordeling van de NZa. De instelling dient hiertoe vóór 1 augustus jaar t+1 een gemotiveerd, cijfermatig onderbouwd ontheffingsverzoek in bij de NZa. De instelling maakt daarbij gebruik van het format dat als bijlage 3 deel uitmaakt van de regeling ‘Registratie en aanlevering kostprijzen zorgproducten medisch-specialistische zorg’.
6. In aanvulling op het bepaalde in het vorige lid komen voor ontheffing van de aanleververplichting bedoeld in het vierde lid in ieder geval in aanmerking:
- Instellingen genoemd in artikel 1, eerste lid, onder c tot en met i, voor zo ver hun omzet in jaar t in het gereguleerde segment (dbc-zorgproducten en/of overige zorgproducten) kleiner is dan 10% van de totale gedeclareerde omzet in jaar t.
- Instellingen genoemd in artikel 1, eerste lid, onder a en b (algemene ziekenhuizen en universitaire medische centra), voor zo ver hun omzet in jaar t in het gereguleerde segment (dbc-zorgproducten en overige zorgproducten) èn in het vrije segment (uitsluitend dbc-zorgproducten) tezamen kleiner is dan 10% van de totale gedeclareerde omzet in jaar t.
7. Bij de berekening die instellingen in het kader van het zesde lid moeten uitvoeren, dient de omzet uit zorgproducten in het gereguleerde segment die betrekking heeft op add-on geneesmiddelen, stollingsfactoren, logopedie, prenatale screening, bijzondere tandheelkunde en medisch-specialistische verpleging in de thuissituatie in de teller te worden uitgesloten.
8. Ontheffingen die op grond van het zesde lid zijn verleend, gelden ook voor de jaren volgend op het jaar waarvoor de ontheffing initieel werd verleend, tenzij het overeenkomstig het zesde lid berekende omzetaandeel nadien groter is geworden dan de in dat lid genoemde 10%.
TOELICHTING
Artikelsgewijs
Artikel 2
Het beleid omtrent de zorgproducten binnen de medisch-specialistische zorg is omschreven in de beleidsregel ‘Prestaties en tarieven medisch-specialistische zorg’. Teneinde te waarborgen dat de NZa over voldoende informatie beschikt om tarieven van zorgproducten binnen het gereguleerde segment vast te stellen, stelt zij regels vast op grond waarvan instellingen de benodigde informatie/gegevens zullen moeten verstrekken. Deze regels zijn opgenomen in de regeling ‘Registratie en aanlevering kostprijzen zorgproducten medisch-specialistische zorg’. Voor de uiteindelijke tariefberekening zullen nog nader te bepalen tariefprincipes worden toegepast.
Artikel 4
lid 6, sub a
De NZa hanteert een uitzonderingsbepaling voor instellingen die vrijwel geen zorg leveren in het gereguleerde vrije segment. In principe worden alle instellingen die onder de reikwijdte van deze regeling vallen verplicht gesteld om tot aanlevering over te gaan, tenzij zo’n instelling aan de hand van de in dit artikellid genoemde criteria kan aantonen dat ontheffing op zijn plaats is.
Lid 6, sub b
Algemene ziekenhuizen en umc’s moeten ook voor dbc-zorgproducten in het vrije segment kostprijzen aanleveren (zie artikel 4, lid 3). Dit betekent dat een verzoek tot ontheffing aangevraagd kan worden wanneer de omzet van de dbc-zorgproducten en overige zorgproducten uit het gereguleerde segment en de omzet van dbc-zorgproducten van het vrije segment tezamen kleiner is dan 10% van de totale gedeclareerde omzet in jaar t. In de praktijk zal dit vrijwel nooit voorkomen. Dit heeft ook tot gevolg dat de ontheffingen die een aantal algemene ziekenhuizen de afgelopen jaren ontvangen hebben, komen te vervallen.
Lid 8
In de situatie dat de ontheffing voor jaar t voor een instelling is vervallen, omdat niet langer wordt voldaan aan de criteria om voor ontheffing in aanmerking te komen, is ook geen sprake meer van ontheffing voor navolgende jaren. Indien deze instelling in een van deze volgende jaren van mening is dat zij opnieuw in aanmerking komt voor ontheffing, dient die instelling opnieuw een ontheffingsverzoek in te dienen. Als deze ontheffing wordt verleend, krijgt deze ook weer een structureel karakter, totdat de ontheffing eventueel opnieuw vervalt omdat voor het betreffende jaar niet meer aan de criteria om voor ontheffing in aanmerking te komen wordt voldaan. Een instelling die over een ontheffing beschikt, zal dus elk jaar zelf moeten beoordelen of voor dat jaar (nog) aan de in dit artikel genoemde criteria voor ontheffing wordt voldaan.
Artikel 5
Uitgangspunt b
Omdat kostprijzen op productniveau berekend en aangeleverd worden, waarbij inzicht in de toerekening een belangrijk uitgangspunt is, is het van belang dat kostprijzen worden aangeleverd met een onderverdeling in uniforme kostencategorieën. Onderstaand wordt de gehanteerde indeling nader toegelicht.
Deze kostencategorie omvat de kosten voor medisch specialisten en overig personeel binnen het medisch-specialistisch bedrijf (MSB). De categorie omvat iedere vergoeding die een instelling aan het medisch-specialistisch bedrijf vergoedt of is verschuldigd voor het leveren van diensten in het kader van medisch-specialistische zorg. Hiermee wordt iedere vorm van financiële vergoeding bedoeld, zoals vast of variabel honorarium, met een collectief van specialisten niet in loondienst overeengekomen aanneemsommen, omzetplafonds of andere vormen. Het betreft zowel poort- als ondersteunende specialisten.
- Personeelskosten: Kosten medisch specialisten (loondienst)
Deze kostencategorie omvat alle kosten voor medisch specialisten in loondienst. Dit omvat alle kosten, zoals salariskosten en sociale lasten.
Deze kostencategorie omvat alle personeelskosten voor zover die niet hiervoor zijn benoemd en voor zover deze kosten ten laste komen van de instelling. Zowel personeelskosten van medewerkers met direct patiëntencontact, zoals Arts (Niet) In Opleiding tot Specialist (A(N)IOS) , verpleegkundigen en assistentes, als van medewerkers die niet direct patiëntcontact hebben, zoals de Raad van Bestuur, staffuncties en alle ondersteunende diensten. Indien de kosten van A(N)IOS voor rekening komen het MSB, vallen deze onder de categorie ‘Personeelskosten: MSB’.
- Materiële kosten: Kunst- en hulpmiddelen, implantaten
Deze kostencategorie omvat de materiele kosten voor kunst- en hulpmiddelen en implantaten.
Deze kostencategorie omvat alle overige materiële kosten, waaronder (niet limitatief) de materiaalkosten voor geneesmiddelen die zijn verstrekt of toegediend binnen het kader medisch specialistische zorg (intramurale farmacie). Geneesmiddelen waarvoor een add-on prestatie of ozp-stollingsfactor is vastgesteld vallen buiten deze kostencategorie. Ook vallen geneesmiddelen die zijn verstrekt of toegediend binnen het kader Farmaceutische zorg (extramurale farmacie) buiten deze categorie. Als ook, bloed (bloed en bloedproducten, inclusief kosten Sanquin), voeding, hotelmatige kosten, algemene materiële kosten.
Deze kostencategorie omvat kosten van afschrijvingen van gebouwen en installaties, huur van gebouwen, kosten van onderhoud van gebouwen en terreinen, energiekosten en verzekeringen en belastingen. Deze kostencategorie omvat eveneens financieringslasten (rente vreemd vermogen / eigen vermogen).
- Medische en overige inventaris
Hieronder vallen kosten van afschrijvingen (medische)inventaris, lease contracten en onderhoudscontracten.
- Opbrengsten: beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen
Deze kostencategorie omvat opbrengsten voor instellingen uit de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen.
- Opbrengsten: beschikbaarheidbijdrage academisch zorg – variabel deel
Deze kostencategorie omvat opbrengsten voor instellingen uit de beschikbaarheidbijdrage academische zorg, specifiek het variabele deel.
- Opbrengsten: overige beschikbaarheidbijdrage(n)
Deze kostencategorie omvat opbrengsten voor instellingen uit beschikbaarheidbijdragen, uitgezonderd (medische) vervolgopleidingen en academische zorg.
- Opbrengsten: overige opbrengsten
Deze kostencategorie omvat opbrengsten voor instellingen uit overige inkomsten, anders dan uit declaratie van zorgproducten en uitgezonderd opbrengsten uit beschikbaarheidbijdragen.
- Kosten voor zorg uitgevoerd door derden (voor zorg die geheel of deels wordt uitbesteed)
Deze kostencategorie omvat de kosten van zorg uitgevoerd door derden. Dit kan zowel geheel uitbestede of deels uitbestede zorg betreffen.
Deze kostencategorie omvat het totaal van de directe kosten per zorgproduct, zoals omschreven in artikel 3.
Deze kostencategorie omvat het totaal van de indirecte kosten per zorgproduct, zoals omschreven in artikel 3.
Uitgangspunt c
Kosten die niet door omzet aan (dbc)-zorgproducten uit het vrije dan wel het gereguleerde segment gedekt dienen te worden, mogen niet meegenomen worden in de kostprijsberekening (bijvoorbeeld academische component, vaste beschikbaarheidvergoedingen, opleidingsgelden).
Bij onderlinge dienstverlening dienen de kosten van diensten of producten die aan derden (niet zijnde verzekeraars) zijn geleverd, niet toegerekend te worden aan de zorgproducten. Het zal hier vaak gaan om overige zorgproducten die op verzoek van andere ziekenhuizen worden geleverd. Hiervan is de kostprijs bekend via de zorgactiviteiten. Indien de instelling producten afneemt van andere aanbieders, en deze producten als onderdeel van een zorgproduct bij de verzekeraar declareert, dient de instelling de betaalde prijs als kosten toe te rekenen aan de zorgproducten.
Onder doorbelaste diensten aan medische specialisten niet in loondienst worden vergoedingen verstaan die de instelling voor medisch-specialistische zorg in rekening brengt aan de specialist niet in loondienst. Dit betreft kosten die de instelling in rekening brengt voor administratieve en andere diensten, personeel, apparatuur en/of praktijkruimte, parkeergelegenheid en overige faciliteiten die de instelling aan de specialist niet in loondienst tegen vergoeding of om niet ter beschikking stelt.
Artikel 6
In de beleidsregel beschikbaarheidbijdrage academische zorg is opgenomen dat het variabele deel van de BBAZ wordt verantwoord op basis van het aantal topreferente patiënten volgens de labelsystematiek en de daarmee samenhangende meerkosten van universitaire medische centra ten opzichte van algemene ziekenhuizen.
Om de meerkosten van academische zorg te kunnen bepalen zijn kostprijzen van zowel de universitaire medische centra als de algemene ziekenhuizen voor zowel het gereguleerde als het vrije segment noodzakelijk.
Algemene ziekenhuizen en universitaire medische centra moeten op basis van de bestaande verplichting al kostprijzen van het gereguleerde segment aanleveren aan de NZa. In dit artikel wordt beschreven dat de wijze van bepalen van kostprijzen voor de dbc-zorgproducten in het vrije segment gelijk is aan de wijze van kostprijs bepalen voor het gereguleerde segment.
Binnen het kostprijsmodel wordt gerekend met de BBAZ vergoeding die ook verantwoord kan worden in termen van kosten volgens de regeling BR BBAZ. Hierbij is het van belang dat binnen de kostprijsberekening de kosten worden uitgesloten, dan wel afgeslagen tot maximaal 100% van de BBAZ subsidie.
De beschikbaarheidsbijdrage is verdeeld in een vaste (O&I) component en een variabele (TRF) component die verdeeld zijn in een verhouding 30% versus 70%.
Om de labelsystematiek toe te kunnen passen in de kostprijsberekening zal de NZa ieder jaar, aan ieder universitair medisch centrum, een bestand beschikbaar stellen waarmee de labels van jaar t-3 omgezet kunnen worden naar jaar t-1 (conversiemethode).
In de regeling ‘Registratie en aanlevering kostprijzen zorgproducten medisch-specialistische zorg’ wordt beschreven hoe omgegaan moet worden met de BBAZ in de kostprijsberekening.