Algemeen
Wijzigingen per 2015
Per 1 januari 2015 is de verpleging en verzorging overgeheveld van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het doel hiervan is deze zorg dicht bij andere eerstelijnszorg en het sociale domein te positioneren. Samen met de huisartsenzorg moet de verpleging en verzorging erop gericht zijn om mensen zo lang mogelijk thuis te helpen. In de praktijk wordt voor verpleging en verzorging zoals bedoeld in deze beleidsregel ook wel de term wijkverpleging gebruikt. Met de overheveling van verpleging en verzorging naar de Zvw zijn de prestaties vanuit de AWBZ gecontinueerd en waar mogelijk samengevoegd.
Wijzigingen per 2016
In 2016 zijn de prestaties beloning op maat en de regionale beschikbaarheidsvoorziening voor onplanbare zorg toegevoegd. Daarnaast is er een aparte beleidsregel opgesteld voor het experiment bekostiging verpleging en verzorging.
Wijzigingen per 2017
In 2017 is de prestatie ketenzorg dementie toegevoegd. Voor verblijf of dagopvang bij intensieve kindzorg is de bekostiging vastgesteld in de Beleidsregel verpleegkundige dagopvang en verblijf bij intensieve kindzorg. Hiernaast is wijkgericht werken als aparte prestatie afgeschaft. De prestatie beloning op maat biedt de ruimte voor het maken van afspraken in het kader van wijkgericht werken.
Wijzigingen per 2018
De Beleidsregel verpleging in de thuissituatie, noodzakelijk in verband met medisch specialistische zorg (MSVT) is per 2018 ingetrokken. De zorg die middels deze beleidsregel in rekening kon worden gebracht, valt voortaan onder de Beleidsregel verpleging en verzorging. Ook kan de zorg die voorheen als MSVT werd gedeclareerd, bekostigd worden met een integraal tarief op grond van de Beleidsregel experiment bekostiging verpleging en verzorging.
Wijzigingen per 2019
De maximumtarieven voor verpleging en verzorging zijn herijkt op basis van een kostenonderzoek naar de werkelijke kosten uit het meest recente beschikbare boekjaar (2016) onder aanbieders van verpleging en verzorging. Er zijn normatieve elementen toegevoegd aan de tariefberekening die tegemoet komen aan actuele ontwikkelingen in de markt.
De resultaten van een kostenonderzoek zijn een weergave van de kosten en de (markt) situatie van het jaar van uitvraag. Dit is dus altijd gebaseerd op het verleden. Met een tariefherijking willen we dat deze ook een goede weergave is van de verwachte toekomstige kosten en (gewenste) marktsituatie. Om dat te bereiken is het mogelijk om normatieve elementen te betrekken bij het omzetten van uitgevraagde kosten naar tarieven. Het uitgangspunt is namelijk dat de tarieven bedoeld zijn om dekking te geven aan redelijke kosten van zorg.
Herijken op basis van het PwC kostenonderzoek brengt risico’s met zich mee voor de kwaliteit van zorg. In 2017 is besloten om deze herijking niet per 2018 uit te voeren, maar uit te stellen tot 2019, om zo een koppeling te kunnen maken met het kwaliteitskader. Het kwaliteitskader biedt onvoldoende handvatten om een koppeling te maken. De NZa is daarom op zoek gegaan naar mogelijkheden om door middel van het toepassen van normatieve elementen deze risico’s voor de kwaliteit van zorg te verkleinen.
Om ervoor te zorgen dat de tarieven niet alleen een weergave zijn van het verleden, maar ook passen bij de toekomstige kosten en de gewenste marktsituatie, is in overleg met partijen een aantal normatieve elementen aan de tariefberekeningen toegevoegd. Namelijk: disciplinemix, FWG-inschaling per functiegroep, en productiviteit. Per prestatie is met veldpartijen besloten op welk niveau deze verschillende onderdelen moeten worden gezet, en hiermee zijn de nieuwe tarieven berekend.
De onderbouwing van het tarief is uiteengezet in het verantwoordingsdocument ‘tarieven verpleging en verzorging’, dat als bijlage bij deze beleidsregel is opgenomen.
De prestatie Verpleging en verzorging aan kinderen tot 18 jaar is toegevoegd aan de beleidsregel. Voorheen viel deze zorg net als de zorg aan volwassenen onder de reguliere prestaties persoonlijke verzorging en verpleging. Uit het kostenonderzoek van PwC uit 2017 is echter gebleken dat de verpleging en verzorging aan kinderen een hogere kostprijs kent dan deze zorg aan volwassenen. In combinatie met de veranderingen binnen de Jeugdwet en de Zvw leidt dit ertoe, dat wij een nieuwe prestatie vaststellen. Een aparte prestatie voor de verpleging en verzorging aan kinderen komt zo tegemoet aan de praktijk.
Wijzigingen per 2020
De definitie van een uur directe zorgverlening is uitgebreid met het begrip verplaatste directe contacttijd. In de ‘Handreiking registratiewijze ‘zorgplan = planning = realisatie, tenzij’ van 20 december 2018 is door partijen vastgelegd dat voor de zorg die kan worden gezien als (verplaatste) cliëntgebonden afstemming ook geldt ‘zorgplan = planning = realisatie, tenzij’. Hiertoe is besloten om te voorkomen dat op dit onderdeel regelmatig administratief gecorrigeerd moet worden en inefficiënt werken in stand blijft. Met het opnemen van het begrip verplaatste directe contacttijd kan de cliëntgebonden afstemming, die normaliter bij de patiënt plaatsvindt – maar om efficiëntieredenen of om te voorkomen dat de wijkverpleegkundige te laat komt bij de volgende cliënt wordt verplaatst naar kantoor of een andere locatie – in rekening worden gebracht.
Een nieuwe, aparte prestatie voor de inzet van thuiszorgtechnologie is toegevoegd aan de beleidsregel. Deze prestatie vervangt de oude prestaties voor beeldschermtechnologie en farmaceutische telezorg, en wordt breder omschreven, waardoor ook andere vormen van thuiszorgtechnologie onder de prestatie kunnen vallen. Hiermee komen we tegemoet aan de afspraak in het Hoofdlijnenakkoord van de wijkverpleging om de inzet van thuiszorgtechnologie binnen de wijkverpleging een boost te geven en belemmeringen in de bekostiging weg te nemen. Ook komen we hiermee tegemoet aan de NZa brief aan VWS van 4 februari 2019: Signalering: e-health en Juiste zorg op de juiste plek, waarin we hebben toegezegd om met de veldpartijen te onderzoeken welke aanpassing van de regels in wijkverpleging per 2020 het implementeren en opschalen van thuiszorgtechnologie via bekostiging kan stimuleren.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepaling
Verpleging en verzorging
Op grond van de aanhef van art. 2.10 Bzv omvat verpleging en verzorging zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden. Het gaat hierbij niet alleen om puur verpleegkundige of verzorgende handelingen, maar ook om taken die samenhangen met de zorgverlening zoals het indiceren, coördineren, signaleren, coachen (bijvoorbeeld ondersteuning bij zelfmanagement) en individuele, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. De stand van de wetenschap alsmede de mate van acceptatie door de beroepsgroep zijn van belang bij het bepalen welke handelingen en taken hier zoal onder dienen te vallen.
Daarnaast stelt art. 2.10 van het Bzv drie aanvullende eisen waaraan de zorg dient te voldoen.
a. De zorg houdt verband met de behoefte aan geneeskundige zorg, bedoeld in art. 2.4 Bzv, of een hoog risico daarop.
Het omvat zorg die samenhangt met geneeskundige zorg in de eerste lijn (huisartsenzorg) of in de tweede lijn (medisch-specialistische zorg).
De zorg kan tevens zorg omvatten in verband met een hoog risico op een behoefte aan bovengenoemde geneeskundige zorg. Dit risico dient als basis voor de inzet van algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL)-ondersteuning bij bijvoorbeeld kwetsbare ouderen.
b. De zorg gaat niet gepaard met verblijf als bedoeld in art. 2.12 Bzv.
De verpleging en verzorging heeft geen betrekking op zorg waarbij sprake is van verblijf in een instelling dat medisch noodzakelijk is in verband met geneeskundige zorg, bedoeld in artikel 2.4 van het Bzv.
c. De zorg betreft geen kraamzorg als bedoeld in art. 2.11 Bzv.
Onderlinge dienstverlening
Indien sprake is van onderlinge dienstverlening dient de zorgaanbieder die de (deel)prestatie levert deze uitsluitend in rekening te brengen aan de opdrachtgevende zorgaanbieder. De opdrachtgevende zorgaanbieder declareert de prestatie (vermeld in artikel 4.1) bij de zorgverzekeraar.
Uur directe zorgverlening en (verplaatste) directe contacttijd
Een uur directe zorgverlening is de directe contacttijd in uren tussen zorgaanbieder en patiënt in de thuissituatie/werksituatie, verplaatste directe contacttijd in uren, alsmede de tijd besteed in het kader van indicatiestelling. Voorbeelden van activiteiten die onder directe zorgverlening vallen zijn:
- de indicatiestelling (inclusief het opstellen en aanpassen van het zorgplan);
- bijwerken voortgangsrapportage.
In de ‘Handreiking registratiewijze ‘zorgplan = planning = realisatie, tenzij’ van 20 december 2018 is door partijen vastgelegd dat voor de zorg die kan worden gezien als (verplaatste) cliëntgebonden afstemming ook geldt ‘zorgplan = planning = realisatie, tenzij’.
‘Om te voorkomen dat op dit onderdeel voortdurend gecorrigeerd moet worden op werkelijk bestede tijd, wordt de ingeschatte tijd voor cliëntgebonden afstemming gedeclareerd.’
Met het opnemen van het begrip verplaatste directe contacttijd kan de cliëntgebonden afstemming die normaliter bij de patiënt thuis plaatsvindt - maar om efficiëntieredenen, in het belang van de cliënt of om te voorkomen dat de wijkverpleegkundige te laat komt bij de volgende cliënt wordt verplaatst naar kantoor of een andere locatie – in rekening worden gebracht.
Verantwoording van de verplaatste directe contacttijd gebeurt op basis van wat hierover in het inhoudelijke dossier (zorgplan en planning) over langere tijd is opgenomen. De uitgevoerde interventies zijn op enigerlei wijze terug te vinden in de voortgangsrapportage, omdat deze van belang zijn voor de kwaliteit van de zorg en eventuele overdracht. Het begrip ‘verplaatste directe contacttijd’ volgt daarmee de wijze van verantwoorden van geleverde zorg volgens de registratiestandaard ‘zorgplan = planning = realisatie, tenzij’.
Voorbeelden van activiteiten die niet onder directe zorgverlening vallen zijn:
- activiteiten van niet-uitvoerenden (leidinggevenden, staf, administratie, management);
- het maken en aanpassen van de planning;
- het multidisciplinair overleg;
- preventie en voorlichting in groepsverband, dan wel individueel op kantoor (met uitzondering van AIV);
- paramedische zorg;
- reistijd, bijscholing, stage en dergelijke;
- werkoverleg.
Artikel 3 Reikwijdte
De verpleging en verzorging waar deze beleidsregel op toeziet, betreft alleen de zorg die onder de aanspraak van de Zvw valt.
Artikel 2.10 Bzv bakent het begrip verpleging en verzorging nader af. Hierin komt onder andere tot uitdrukking dat de zorg verband houdt met de behoefte aan de geneeskundige zorg als bedoeld in artikel 2.4 van het Bzv, of een hoog risico daarop. Hiermee is tot uitdrukking gebracht dat het gaat om zorg die samenhangt met de geneeskundige zorg in de eerste lijn (huisartsgeneeskundige zorg) of in de tweede lijn (medisch-specialistische zorg). Art. 2.10 Bzv omvat dus ook de verpleging zonder verblijf die noodzakelijk is in verband met medisch-specialistische zorg.
Persoonsgebonden budget
De Beleidsregel verpleging en verzorging is ook van toepassing op verpleging en verzorging in het kader van een persoonsgebonden budget (pgb): in het bijzonder op Wmg-zorgaanbieders die tarieven in rekening brengen. Maar niet iedereen is zorgaanbieder in de zin van de Wmg. Evenmin brengt elke zorgaanbieder tarieven in rekening. De categorieën (a) zorgverleners die wel zorgaanbieder zijn in de zin van de Wmg, maar géén tarieven in rekening brengen en (b) zorgverleners die géén zorgaanbieder zijn in de zin van de Wmg, vallen niet onder de werking van de prestatie- en tariefregulering van de beleidsregel. Met de introductie van het pgb is dit meer naar voren gekomen. In de brief van de Staatssecretaris van VWS aan de Tweede Kamer van 20 oktober 20151 wordt op drie verschillende categorieën zorgverleners ingegaan:
“Zorgverleners die zorgaanbieder zijn in de zin van de Wmg én tarieven in rekening brengen
Hierbij gaat het om zorgverleners die hun zorg beroeps- of bedrijfsmatig leveren en daarmee onder de definitie van artikel 1, onderdeel c, Wmg vallen. Als deze zorgaanbieders tarieven in rekening brengen bij verzekeraar of consument, dan vallen ze onder de reikwijdte van tarief- en prestatieregulering. Daarbij valt in ieder geval te denken aan zzp’ers en reguliere zorginstellingen.
Voor deze groep geldt dat alle eisen van de Wmg en de daaruit voortvloeiende regelgeving op hen van toepassing is. Dat betekent ook dat op hen het macrobeheersinstrument (mbi) van toepassing is.
Dit vloeit mede voort uit het feit dat de Zvw-pgb een restitutievariant binnen de Zvw is. Behalve met een pgb kan aan een verzekerde gecontracteerde verpleging en verzorging ook uit hoofde van een restitutieverzekering vergoed worden. Onderscheid maken tussen Zvw-pgb en een restitutieverzekering is derhalve niet passend.
Zorgverleners die zorgaanbieder zijn in de zin van de Wmg, maar geen tarieven in rekening brengen
Een deel van de zorgverleners valt wel onder de definitie zorgaanbieder in artikel 1, onderdeel c, Wmg, maar doordat zij geen tarieven in rekening brengen, vallen zij buiten de bepalingen hierover. Het gaat daarbij om de zorgverleners die de zorg leveren op grond van een arbeidsovereenkomst met de verzekerde. De zorgverlener brengt geen tarief in rekening, maar ontvangt loon van de verzekerde. Dat is vergelijkbaar met zorgverleners die elders, bijvoorbeeld bij een instelling, in loondienst zijn. Ook zij ontvangen loon en vallen dus niet als individu onder de tarief- en prestatieregulering.
Doordat deze zorgverleners geen tarieven in rekening brengen zijn declaratieregelingen op grond van de tarief- en prestatiebepalingen niet op hen van toepassing. Dat betekent onder meer dat op deze groep het mbi niet van toepassing is.
Voor deze groep is nog wel relevant dat de Wmg in algemene zin eisen stelt aan zorgaanbieders. Niet alle eisen zijn echter toepasbaar op deze groep zorgverleners.
Zorgverleners die geen zorgaanbieder zijn in de zin van de Wmg
Zorgverleners die zorg verlenen rechtstreeks voortvloeiend uit een bestaande sociale relatie, vallen niet onder de definitie zorgaanbieder in artikel 1, onderdeel c, Wmg.2 Dat betekent dat deze zorgverleners niet onder de werking van de Wmg vallen en niet gehouden zijn aan de bepalingen die de Wmg ten aanzien van het verlenen van zorg stelt. Dat heeft onder meer tot gevolg dat de bepalingen over tarieven en prestaties niet op hen van toepassing zijn. Daarmee is ook het mbi niet op hen van toepassing. Ook eisen die de Wmg in algemene zin stelt aan zorgaanbieders zijn niet op deze groep van toepassing.”
Artikel 4.1 Prestatiebeschrijvingen verpleging en verzorging
In dit artikel zijn de prestaties generiek beschreven. Onder de aanspraak verpleging en verzorging zoals volgt uit art. 2.10 Bzv en de prestaties (vermeld onder 4.1 van deze beleidsregel) valt bijvoorbeeld ook de indicatie naar aard, inhoud en omvang van de behoefte aan verpleegkundige zorg in de eigen omgeving van de patiënt.
Voorts valt onder de aanspraak en prestaties casemanagement (waaronder casemanagement dementie en casemanagement oncologie). Inhoudelijk wordt aangesloten bij de uitleg aangaande casemanagement, volgens uitspraak van het Zorginstituut Nederland (voormalig CVZ) over casemanagement (Standpunt Zvw, 25 maart 2011).
Prestatie verpleging en verzorging aan kinderen tot 18 jaar
Het gaat bij deze nieuwe prestatie om verpleging en verzorging aan kinderen in de thuissituatie. Onder de prestatie ‘Verpleging en verzorging aan kinderen tot 18 jaar’ valt de verpleging, en de verzorging vanwege een medische aandoening. Voor de verzorging geldt dat deze prestatie alleen kan worden gebruikt als het kind op basis van het zorgplan ook verpleging ontvangt. Als een kind op basis van het zorgplan alleen verzorging ontvangt, kan deze prestatie niet worden gebruikt en wordt de zorg via de prestatie ‘persoonlijke verzorging’ gedeclareerd.
Daarnaast is het belangrijk dat de verzorging verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg, of een hoog risico daarop. De verzorging die gericht is op de zelfredzaamheid van algemene dagelijkse levensverrichtingen valt niet onder de Zorgverzekeringswet (en dus niet onder deze beleidsregel), maar onder de Jeugdwet. Voor meer informatie, zie de factsheet Veranderingen in de zorg van kinderen met een intensieve zorgvraag https://www.informatielangdurigezorg.nl/sites/default/files/factsheet_voor_ouders_veranderingen_in_de_zorg_van_kinderen_met_intensieve_zorgvraag.pdf.
en de factsheet nieuwe afbakening verzorging kinderen https://www.informatielangdurigezorg.nl/sites/default/files/nieuweafbakeningverzorgingkinderen.pdf.
Vooruitlopend op de doorontwikkeling van de verpleging en verzorging aan kinderen, en bij gebrek aan voldoende representatieve kosteninformatie voor deze doelgroep, sluit het tarief van de prestatie ‘Verpleging en verzorging aan kinderen’ voor 2019 aan bij het tarief van de prestatie gespecialiseerde verpleging. Deze keuze is gebaseerd op het feit dat verpleging en verzorging aan kinderen tot 18 jaar over het algemeen geleverd wordt door kinderverpleegkundigen, een groep verpleegkundigen met specifieke deskundigheid die vanwege de zorgverlening aan een bepaalde patiëntengroep beschouwd worden als ‘gespecialiseerd verpleegkundigen’.
Prestatie persoonlijke verzorging en prestatie oproepbare verzorging
Deze prestaties omvatten zowel de verzorging aan volwassenen, als de verzorging aan kinderen die vanuit het zorgplan alleen verzorging ontvangen. Indien het kind vanuit het zorgplan ook verpleging ontvangt, valt zowel de verzorging als de verpleging onder de prestatie ‘Verpleging en verzorging aan kinderen tot 18 jaar’.
Daarnaast is het belangrijk dat de verzorging aan het kind verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg, of een hoog risico daarop. De verzorging aan kinderen die gericht is op de zelfredzaamheid van algemene dagelijkse levensverrichtingen valt niet onder de Zorgverzekeringswet (en dus niet onder deze beleidsregel), maar onder de Jeugdwet. Voor meer informatie, zie de factsheet Veranderingen in de zorg van kinderen met een intensieve zorgvraag https://www.informatielangdurigezorg.nl/sites/default/files/factsheet_voor_ouders_veranderingen_in_de_zorg_van_kinderen_met_intensieve_zorgvraag.pdf.
en de factsheet nieuwe afbakening verzorging kinderen https://www.informatielangdurigezorg.nl/sites/default/files/nieuweafbakeningverzorgingkinderen.pdf.
Prestaties oproepbare verpleging en oproepbare verzorging
Als voor een patiënt de zorg onplanbaar is en dus niet uitsluitend op afgesproken tijden kan worden geleverd, mag de zorgaanbieder de prestaties oproepbare verpleging en oproepbare verzorging in rekening brengen voor de zorg die wordt geleverd aan de patiënt. Alleen de direct patiëntgebonden tijd mag met deze prestatie in rekening worden gebracht, zoals volgt uit de Regeling verpleging en verzorging. De tijd die wordt besteed aan het beschikbaar zijn zelf mag niet apart in rekening worden gebracht. In het tarief voor de prestatie is een vergoeding voor het beschikbaar zijn van de zorgverlener verdisconteerd.
Prestatie beloning op maat
De prestatie beloning op maat is generiek beschreven zodat zorgverzekeraars en zorgaanbieders een grote mate van ruimte hebben om aanvullende afspraken zelf vorm te geven. Het biedt ruimte om onderling op lokaal niveau afspraken te maken over het belonen van innovatie, kwaliteit en uitkomsten van zorg of naar de bediende populatie van de zorgaanbieder. Daarmee kan maatwerk worden geleverd wanneer in bepaalde regio’s bijzondere aandacht aan een thema wordt gegeven dat voortvloeit uit de kenmerken van die regio.
Met deze prestatie kunnen zorgaanbieders bijvoorbeeld worden gewaardeerd naar de door hen bediende populatie, of kunnen toegepaste innovatie en kwaliteit worden gewaardeerd. Ook het implementeren en gebruiken van een geautomatiseerd registratiesysteem kan bijvoorbeeld tot beloning leiden. De prestatie biedt tevens ruimte voor afspraken over wijkgericht werken. Wijkgericht werken bestaat uit activiteiten die niet direct gekoppeld hoeven te zijn aan een individueel zorgtraject en gekenschetst kunnen worden als het verbinden van het medisch en sociaal domein.
Prestatie regionale beschikbaarheidsfunctie voor onplanbare zorg
Met deze prestatie worden de infrastructurele en personele voorzieningen bekostigd die nodig zijn om te kunnen beantwoorden aan een ongeplande zorgtaak in de regio, voor zover dat niet wordt bekostigd binnen de uren verpleging en verzorging. De daadwerkelijk aan de patiënt geleverde uren zorg worden dus niet bekostigd met de prestatie regionale beschikbaarheidsfunctie voor onplanbare zorg. Dit in tegenstelling tot de prestaties oproepbare verpleging en oproepbare verzorging die de geleverde uren inclusief de beschikbaarheid vergoed.
De prestatie regionale beschikbaarheidsfunctie voor onplanbare zorg stelt zorgverzekeraars en zorgaanbieders in staat om maatwerk te bieden en tegemoet te komen aan de regionale variatie.
Prestatie ketenzorg dementie
De prestatie ketenzorg dementie faciliteert de bekostiging van reeds bestaande en nieuwe netwerkstructuren. Ketenzorg dementie is een samenhangend geheel van zorginspanningen dat door verschillende zorgaanbieders wordt geleverd. De prestatie ketenzorg dementie geeft op regionaal/lokaal niveau invulling aan de zorgbehoefte van dementerenden en hun directe naasten. Bij ketenzorg dementie staat het patiëntproces centraal, wat blijkt uit de geformaliseerde afspraken tussen betrokken zorgaanbieders en verzekeraars over samenhang en continuïteit van de zorg. De kwaliteit van de netwerkstructuren is daarbij van belang en heeft invloed op de kwaliteit van leven van de patiënt. Partijen kunnen daartoe onder andere gebruik maken van de Zorgstandaard Dementie3 en de veldnormen zoals opgenomen in het Toetsingskader ‘Netwerkzorg voor thuiswonende mensen met dementie en hun mantelzorgers’ van de IGZ.4
Om op regionaal niveau invulling te geven aan de zorgketens dementie, kunnen zorgverzekeraars en aanbieders maatwerkafspraken maken over projectgelden die niet toewijsbaar zijn op het niveau van de individuele verzekerde. Deze prestatie maakt de bekostiging van de verschillende netwerkstructuren voor dementiezorg mogelijk. Het moet echter wel gaan om zorg in de zin van de Zvw. Vormen van ondersteuning op grond van bijvoorbeeld de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), zoals het opleiden van Wmo-consulenten, zijn dat niet. Die vallen buiten de kaders van deze prestatie en kunnen niet met deze prestatie worden bekostigd. Omdat het bij ketenzorg dementie gaat om zorg die niet aan een individuele verzekerde toewijsbaar is, vindt de declaratie van de geleverde zorg plaats op prestatieniveau.
De zorglevering aan individuele patiënten met dementie wordt bekostigd met de individueel toewijsbare prestaties voor verpleging en verzorging. Hieronder valt ook casemanagement dementie. Deze zorg valt hiermee nadrukkelijk niet onder de prestatie ketenzorg dementie.
Artikel 4 Thuiszorgtechnologie
In het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2019 – 2022 is afgesproken dat “bestaande belemmeringen in de bekostiging rondom e-health en technologie, waaronder het digitaal uitwisselen van gegevens, worden weggenomen” om zo het toepassen van thuiszorgtechnologie te stimuleren. De NZa heeft daarom de bestaande prestaties farmaceutische telezorg en beeldschermcommunicatie samengevoegd tot de prestatie ‘thuiszorgtechnologie’. De nieuwe prestatie geldt per 2020. De prestatie wordt meer algemeen omschreven, waardoor alle vormen van thuiszorgtechnologie die op digitale wijze worden ondersteund of gerealiseerd er voortaan onder kunnen vallen, mits aan gestelde voorwaarden wordt voldaan en zorgaanbieder en zorgverzekeraar samen een contract daarover overeenkomen. We sluiten daarbij aan bij de ontwikkelingen in de langdurige zorg waar deze zelfde wijziging plaatsvindt per 2020.
In het contract kunnen bijvoorbeeld afspraken worden opgenomen betreffende:
- Aanschaf/huur, installatie, (preventief) onderhoud en storingsonderhoud van het digitale middel;
- Beschikbaarheid van de achterwachtfunctie;
- Telefonische controles in geval van falen van apparatuur;
- Verwerken van uitgiften en signaleringen;
- Abonnementsgelden.
Voor de bekostiging van thuiszorgtechnologie op basis van deze beleidsregel komt zorg in aanmerking die geleverd wordt via de digitale weg. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van een smart glass, apps, beeldschermcommunicatie, farmaceutische telezorg, etc. In de afspraken tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar kunnen voorwaarden voor het toepassen van digitale middelen worden opgenomen. Zo kan bijvoorbeeld voor het gebruik van een smart glass opgenomen worden dat de deskundige live moet meekijken. Ook kan bijvoorbeeld opgenomen worden dat e-mailcontacten geen onderdeel vormen van thuiszorgtechnologie. Wanneer het gaat om een geautomatiseerde activiteit, dient een (telefonische) achterwacht beschikbaar te zijn in geval van het falen van de tool, waardoor de patiënt alsnog de benodigde zorg ontvangt (direct contactuur). Voorbeeld hiervan is het gebruik van farmaceutische telezorg.
De zorgverzekeraar en de zorgaanbieder stellen samen de contractvoorwaarden op waar thuiszorgtechnologie aan moet voldoen. Voor directe contacttijd die nodig is voor de thuiszorgtechnologie, kunnen de reguliere prestaties verpleging en persoonlijke verzorging gedeclareerd worden tegen het afgesproken tarief. Het is niet de bedoeling dat deze directe contacttijd gedeclareerd wordt, middels de prestatie thuiszorgtechnologie. De inzet van een deskundige die op afstand meekijkt mag wel onder de prestatie thuiszorgtechnologie vallen. Er mag voor het gebruik van de thuiszorgtechnologie (naast de reguliere prestaties verpleging en persoonlijke verzorging) maximaal 6,5 uur per maand per patiënt tegen maximaal het afgesproken tarief voor verpleging en/of persoonlijke verzorging worden gedeclareerd op de hiertoe bestemde prestatie ‘thuiszorgtechnologie’. Het moet te allen tijde om Zvw-zorg gaan.
Artikel 5 Tariefsoort
Een vrij tarief houdt in dat de betreffende zorgaanbieder en zorgverzekeraar voor de betreffende zorg een passend tarief mogen afspreken dat vrij onderhandelbaar is.