Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel kostprijsonderzoek ggz en fz - BR/REG-18163
Geldigheid:01-12-2018 t/m 31-12-2025Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel Kostprijzen ggz en fz

Gelet op artikel 57, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), juncto artikel 2 van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer Wet marktordening gezondheidszorg (Bub Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • uitvraagsjabloon: format waarin informatie wordt ingevuld en aangeleverd;
  • accountant: een accountant als bedoeld in artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek;
  • deelnemer: een zorgaanbieder aan wie een informatieverzoek is verzonden;
  • expertgroep: groep inhoudelijke experts van onder meer branchepartijen, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en controllers;
  • informatieverzoek: een verplichting als bedoeld in artikel 61 Wmg;
  • instelling: een zorgaanbieder, niet zijnde een PAAZ/PUK, die zorg declareert met AGB-classificatiecode 06, 06-29, 19, 22, 25, 30, 35, 45, 47, 53, 54, 60, 70, 72, 73, 75 of 79, en een instelling forensische zorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onderdeel i, van het Interimbesluit forensische zorg of, bij inwerkingtreding van de Wfz, een instelling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onderdeel f van de Wfz;
  • Jw: Jeugdwet;
  • kostenplaats: onderdeel van een organisatie waaraan kosten worden toegerekend binnen de financiële administratie van een zorgaanbieder;
  • kostprijs: kosten per eenheid van een kostendrager;
  • kostprijsmodel: document dat begrippen, definities, rekenregels, verdeelsleutels en praktische aanwijzingen bevat die een beschrijving vormen van de wijze waarop kostprijzen berekend worden;
  • NZa: Nederlandse Zorgautoriteit;
  • PAAZ/PUK: een zorgaanbieder, zijnde een Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) of een Psychiatrische Universiteits Kliniek (PUK), die zorg declareert met AGB-classificatiecode 54;
  • stratum: groep zorgaanbieders met een soortgelijke kostenstructuur;
  • vrijgevestigde(n): een zorgaanbieder, niet zijnde een instelling of PAAZ/PUK;
  • Wfz: Wet forensische zorg;
  • Wlz: Wet langdurige zorg;
  • Wmg: Wet marktordening gezondheidszorg;
  • Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning;
  • zorg: zorg als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van de Wmg en forensische zorg als bedoeld bij of krachtens artikel 2 en 3 van het Interimbesluit forensische zorg of, bij inwerkingtreding daarvan, forensische zorg als omschreven bij of krachtens artikel 1.1, tweede lid, van de Wfz;
  • zorgaanbieder: natuurlijk persoon of rechtspersoon, of een organisatorisch verband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent;
  • Zvw: Zorgverzekeringswet.

Artikel 2. Doel van de beleidsregel

In deze beleidsregel is vastgelegd welke procedure de NZa doorloopt om kostprijzen per behandelaar per beroep te berekenen voor de generalistische basis-ggz, gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg en op welke wijze zij de gegevens uitvraagt. De ontvangen gegevens gebruikt de NZa voor haar wettelijke taken en bevoegdheden.

Artikel 3. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op geestelijke gezondheidszorg, als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw), en op forensische zorg, als omschreven bij of krachtens het Interimbesluit forensische zorg of, bij inwerkingtreding daarvan, als omschreven bij of krachtens artikel 1.1, tweede lid, van de Wfz.

 

Deze beleidsregel is niet van toepassing op forensische zorg die wordt bekostigd via zzp-c, zzp-vg of extramurale parameters, als omschreven in de Beleidsregel prestaties en tarieven forensische zorg.

Artikel 4. Voorbereiding

4.1 Verslaglegging en expertgroep

De NZa betrekt een expertgroep bij het onderzoeksproces. Bij deze expertgroep wordt input opgehaald voor het kostprijsonderzoek. De experts geven advies, op basis van hun inhoudelijke expertise. De bijeenkomsten met de expertgroep zijn adviserend. Het advies van de expertgroep weegt de NZa mee in haar overwegingen en het op te stellen beleid. Van de bijeenkomsten met de expertgroep maakt de NZa een verslag. Dit verslag wordt op een volgend overleg voorgelegd om de feitelijke inhoud met de expertgroep vast te stellen.

4.2 Transparantie

Gedurende het kostprijsonderzoek worden alle stukken van de expertbijeenkomsten gedeeld met de expertgroep en belanghebbenden die zich bij de NZa hebben gemeld met het verzoek de stukken van de expertbijeenkomsten te ontvangen. Belanghebbenden kunnen zich gedurende het onderzoek melden via info@nza.nl o.v.v. “kostprijsonderzoek ggz en fz”.

4.3 Uitvoering onderzoek

De NZa of een door haar ingeschakelde partij voert het kostprijsonderzoek uit. 

4.4 Inclusiecriteria

De NZa hanteert de volgende criteria bij het selecteren van zorgaanbieders voor deelname aan het kostprijsonderzoek:

 

a) Instellingen: minstens 10 procent van de totale omzet (Zvw, Wlz, Jw, Wmo, Fz) is afkomstig uit de ggz (Zvw) en/of forensische zorg. Daarnaast geldt een minimum totale ggz- en fz-omzet om deel te moeten nemen. De kosten van instellingen met een totale ggz- en fz-omzet vanaf € 250.000,- worden onderzocht. De omzet (Zvw) wordt bepaald op basis van gegevens uit Vektis over het voorgaande boekjaar, zijnde de optelsom van de vergoede bedragen. Voor de forensische zorg wordt naast de ggz-omzet uit Vektis ook de omzet op basis van dbbc’s volgens de jaarrekening van het voorgaande jaar van de betreffende zorgaanbieder gerekend tot de omzet.

b) PAAZ/PUK: De kosten van PAAZ’en en PUK’en met een omzet vanaf € 250.000,- worden onderzocht. De omzet wordt bepaald op basis van gegevens uit Vektis over het voorgaande boekjaar, zijnde de optelsom van de vergoede bedragen.

c) Vrijgevestigden: Er geldt een minimum omzet vanuit de Zvw van € 30.000,-. De omzet wordt bepaald op basis van gegevens uit Vektis over het voorgaande boekjaar, zijnde de optelsom van de vergoede bedragen.

4.5

Alle instellingen, PAAZ’en en PUK’en die aan de voor hen geldende criteria als genoemd in artikel 4.4 onderdelen a en b, voldoen, worden middels een informatieverzoek verplicht om deel te nemen aan het kostprijsonderzoek. 

4.6

Onder vrijgevestigden wordt een steekproef getrokken. Per product of regiebehandelaar wordt berekend hoeveel observaties benodigd zijn, gegeven het totaal aantal aanbieders per product of regiebehandelaren, om met de aangenomen foutmarge en spreiding de vooraf gewenste betrouwbaarheid te halen. De volledige populatie van vrijgevestigde aanbieders wordt opgedeeld op basis van het type praktijk (solo-, duo- en groepspraktijk), de verschillende beroepen binnen de praktijk en de sector (gb-ggz/g-ggz) waarin door de praktijk wordt gedeclareerd. Aanbieders worden ingedeeld op basis van deze categorieën en in elk van deze categorieën wordt een aselecte steekproef getrokken. De door de aselecte steekproef geselecteerde vrijgevestigden worden middels een informatieverzoek verplicht om deel te nemen aan het kostprijsonderzoek.

4.7

De omvang van de steekproef van het totaal aantal deelnemers wordt vastgesteld op basis van uitgangspunten en berekeningen als genoemd in artikel 4.4 tot en met 4.6, daarbij rekening houdend met non-respons en uitval. 

4.8 Vooraankondiging

Alle deelnemers ontvangen minimaal 4 weken voorafgaand aan het informatieverzoek een schriftelijke aankondiging van het kostprijsonderzoek. Hierin worden zij ten minste geïnformeerd over de verplichte deelname aan het onderzoek en het tijdsbestek waarbinnen de gegevensuitvraag plaatsvindt. 

Artikel 5. Gegevensuitvraag

5.1 Jaar van uitvraag

De gegevensuitvraag heeft betrekking op het laatst volledig afgeronde boekjaar en productiegegevens van producten gesloten en geopend in dit betreffende boekjaar.

5.2 Periode

Deelnemers krijgen minimaal een periode van zes weken de tijd om gegevens aan leveren. 

5.3 Uitvraagsjabloon

Gegevens worden uitsluitend in behandeling genomen, als zij middels een daarvoor beschikbaar gesteld uitvraagsjabloon op de voorgeschreven wijze worden aangeleverd. Het uitvraagsjabloon wordt samen met een instructie uiterlijk op de eerste dag van de periode als genoemd in artikel 5.2, online voor de deelnemers beschikbaar gesteld. 

5.4 Informatieverzoek

De NZa verstuurt uiterlijk een dag voor de eerste dag van de periode als genoemd in artikel 5.2 een schriftelijk informatieverzoek. In het informatieverzoek wordt minimaal opgenomen:

     a) welke gegevens moeten worden aangeleverd;

     b) aan welke partij de gegevens moeten worden aangeleverd;

     c) op welke wijze de gegevens moeten worden aangeleverd;

     d) binnen welke termijn de gegevens aangeleverd moeten zijn.

5.5 Ontheffing

Ontheffing van het informatieverzoek wordt alleen in uitzonderlijke situaties van aantoonbare overmacht, waardoor de zorgaanbieder niet in staat is om de gevraagde gegevens aan te leveren, verleend. Het is aan de zorgaanbieders om aan te tonen dat sprake is van een overmachtssituatie. Enkel schriftelijke, waaronder ook per e-mail verstuurde, en gemotiveerde verzoeken tot ontheffing worden in behandeling genomen.

5.6 Uitstel

Op verzoek kan de NZa in geval van daartoe nopende omstandigheden uitstel van de aanlevertermijn verlenen. Enkel schriftelijke, waaronder ook per e-mail verstuurde, en gemotiveerde verzoeken tot uitstel worden in behandeling genomen.

5.7 Pilot

Het uitvraagsjabloon wordt voorafgaand aan de gegevensuitvraag getest door middel van een pilot met zorgaanbieders uit verschillende (sub)strata.

5.8 Ondersteuning

De NZa draagt zorg voor ondersteuning aan de deelnemers vooraf en gedurende periode als bedoeld in artikel 5.2, zoals de gelegenheid om vragen te stellen via een helpdesk, een informatiewebsite met ook antwoorden op veel gestelde vragen en bijeenkomsten en/of webinars. 

5.9 Kwaliteit en validatie van aangeleverde data

De NZa neemt maatregelen ten behoeve van de validatie van de data om de juistheid en volledigheid van de gegevens te waarborgen. 

Artikel 6. Kostprijzen

6.1 Uitgangspunten berekening kostprijzen

De NZa hanteert de volgende uitgangspunten:

a) de kosten worden toegerekend aan kostendragers. In bijlage 1 staat een overzicht van de kostendragers.

b) de zorgaanbieder levert gegevens aan waarmee de kostprijzen worden berekend. Ten minste worden de volgende gegevens opgevraagd: kosten, productie, aantal fte en aantal patiënten en/of omzet;

c) de kostensoorten worden gerubriceerd volgens het Prismant rekeningschema;

d) de kosten worden per (hulp)kostenplaats uitgevraagd;

e) alle (hulp)kostenplaatsen worden uitgevraagd, inclusief kostenplaatsen waar geen productie curatieve ggz en/of fz wordt geleverd, met als doel aan te sluiten op de kosten die zijn opgenomen in de jaarrekening;

f) kosten van hulpkostenplaatsen worden op basis van verdeelsleutels aan de hoofdkostenplaatsen toebedeeld;

g) kosten voor kostenplaatsen die wel worden uitgevraagd, maar die niet doorlopen in de kostprijsberekening, zijn:

  • éénmalige kosten;
  • kosten die samenhangen met ‘niet-zorggerelateerde’-activiteiten van een instelling;
  • kosten die worden gedekt door verzekeringen;
  • materiële kosten voor het opleiden in het kader van medische vervolgopleidingen;
     

h) kapitaallasten (NHC).

i) het Ecorys rapport “Productiviteit in de curatieve geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg” vormt de basis voor productiviteit, voor zover dit rapport door de NZa in overleg met de expertgroep als voldoende actueel wordt beschouwd. De productiviteit is de noemer in de kostprijsberekening voor de kostendrager beroepen;

j) centrummaat: het gewogen gemiddelde;

k) strata: de volgende strata worden onderscheiden:

  • ggz: vrijgevestigden, instellingen, PAAZ/PUK;
  • fz: Tbs-klinieken, Rijksinstellingen, overige forensische zorgaanbieders.

6.2 Toetsingskader

Na het berekenen van kostprijzen per aanbieder, worden de kostprijzen tussen aanbieders vergeleken. Hierbij wordt getracht alle uitschieters (een afwijking van meer dan 3 standaarddeviaties) en andere duidelijk afwijkende kostprijzen te verklaren, om een oordeel te kunnen vormen of deze in de kostprijsberekening meegenomen dienen te worden.

6.3

Alle kostprijzen van zorgaanbieders, waarvan het oordeel is dat deze meegenomen moeten worden in de kostprijsberekening per stratum, worden gemiddeld (gewogen op het aantal fte, verblijfsdagen of verrichtingen) tot een stratumspecifieke kostprijs. Deze stratumspecifieke kostprijs wordt getoetst op het aantal onderliggende zorgaanbieders, het aantal onderliggende waarnemingen (in fte, verblijfsdagen of verrichtingen) en de spreiding tussen zorgaanbieders. Deze toetsen, als genoemd in onderdelen a t/m c, leiden elk tot een initiële beoordeling: rood of groen.

 

a) Aantal onderliggende zorgaanbieders:
Voor elk van de kostprijzen is per stratum berekend hoeveel aanbieders er ten minste nodig zijn om tot een betrouwbare kostprijs te komen.

  • Als het aantal geïncludeerde aanbieders minder is dan het berekende aantal: rood;
  • Als het aantal geïncludeerde aanbieders gelijk ligt aan of hoger ligt dan het berekende aantal: groen.

 

b) Aantal onderliggende waarnemingen:
Voor elk van de kostprijzen is per stratum berekend hoeveel waarnemingen er ten minste nodig zijn om tot een betrouwbare kostprijs te komen. Voor deze berekening wordt gebruik gemaakt van het aantal fte (in het geval van beroepen), geregistreerde verblijfsdagen (in het geval van verblijfsdagen) of geregistreerde verrichtingen (in het geval van verrichtingen). Voor de fte geldt dat op basis van Vektis (of in het geval van forensische zorg DIS) en de productiviteit het landelijke totaal aantal fte kan worden benaderd.

  • Als het aantal geïncludeerde aanbieders minder is dan het berekende aantal: rood;
  • Als het aantal geïncludeerde aanbieders gelijk ligt aan of hoger ligt dan het berekende aantal: groen.

 

c) Spreiding:
Voor elk van de kostprijzen wordt een variatiecoëfficient (CV-waarde) berekend door de gewogen standaarddeviatie te delen door het gewogen gemiddelde.

  • CV-waarde van meer dan 0,3: rood;
  • CV-waarde onder de 0,3: groen.

6.4

Als het oordeel op elk van de drie criteria groen is, beschouwt de NZa de kostprijs als van voldoende kwaliteit. Als er een of meerdere criteria rood zijn, wordt de kostprijs beschouwd als van (voorlopig) onvoldoende kwaliteit. In dat geval kan het initiële rode oordeel op basis van nadere motivering worden herzien tot een groen oordeel. Hoe de NZa omgaat met kostprijzen van (voorlopig) onvoldoende kwaliteit bij het vaststellen van tarieven, valt buiten de reikwijdte van deze beleidsregel.

6.5 Verantwoording

De NZa draagt er zorg voor dat er schriftelijk verantwoording wordt gegeven over de overwegingen en gemaakte keuzes. Het conceptdocument wordt met de expertgroep besproken. De NZa maakt het verantwoordingsdocument openbaar na afronding van het kostprijsonderzoek. Hierin komen ten minste de volgende punten aan de orde:

  • de uitgevoerde correcties op de database;
  • de uitgevoerde verschillenanalyse;
  • de wijze waarop de database is geschoond;
  • de uitgevoerde steekproefcontrole op de opgeschoonde database;
  • de berekening van de kostprijzen per financieringsstroom, per stratum, met onderscheid naar kostensoorten;
  • de validatie van de kostprijzen.
  • de eventueel uitgevoerde audit(s).

Artikel 7. Kapitaallasten en financieringslasten

7.1

De kosten van huisvesting worden bepaald en vergoed aan de hand van de normatieve huisvestingscomponent (nhc). De nhc maakt onderdeel uit van de kostprijs van een behandelaar, verblijfsdag of verrichting. De werkelijke historische kosten van rente, huur en afschrijving maken onderdeel uit van de gegevensuitvraag. Deze werkelijke historische kosten worden niet gebruikt bij het bepalen van kostprijzen, maar dienen ter verificatie van de juistheid van de nhc of als verklaring van mogelijke verschillen.

7.2 Kapitaallasten bij verblijf

De kosten van de kapitaallasten bij verblijf maken integraal onderdeel uit van de verblijfsprestatie. De wijze waarop deze kosten worden bepaald, staat beschreven in de ‘Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecialiseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg’ met kenmerk BR/REG-18148 en haar mogelijke opvolger(s). 

7.3 Kapitaallasten bij behandeling en verrichtingen

De kosten van kapitaallasten bij behandeling en verrichtingen maken integraal onderdeel uit van de prestatie. De wijze waarop deze kosten worden bepaald, staat beschreven in ‘Tussenrapportage kapitaallasten bij behandeling: kostprijsonderzoek in de ggz en fz’ van april 2018. In deze rapportage staat beschreven hoe de huisvestingskosten per activiteit bepaald worden. In deze tussenrapportage staan nog uitzoekpunten opgenomen. De NZa neemt de uitkomst van deze uitzoekpunten op in de kostprijzen in de eindrapportage kapitaallasten bij behandeling.

De kostprijzen in de tussenrapportage en eindrapportage zijn berekend op het niveau van activiteiten. In de db(b)c-systematiek worden activiteiten geregistreerd. Het is dus mogelijk om deze kostprijzen rechtstreeks aan de activiteiten in de db(b)c te koppelen. In de db(b)c-systematiek hoeven de kostprijzen voor kapitaallasten bij behandeling dus niet aan de kostendragende behandelaren gekoppeld te worden. In een andere systematiek is dat mogelijk wel het geval. Om de kostprijzen aan de kostendrager behandelaar te koppelen dient echter eerst nog een vertaling gemaakt te worden van activiteiten naar behandelaren.

De NZa analyseert voor elk beroep, waarvoor een kostprijs berekend wordt, welke activiteiten dit beroep gemiddeld uitvoert en koppelt zo de gemiddelde huisvestingslasten aan het beroep. Afhankelijk van de gekozen bekostigingssystematiek kunnen de kostprijzen kapitaallasten bij behandeling per activiteit of per behandelaar in het tarief worden opgenomen.

7.3 Financieringslasten

De financieringslasten, die gepaard gaan met huisvesting, worden reeds onder 7.1 en 7.2 opgenomen. De financieringslasten van het werkkapitaal worden normatief bepaald en vervolgens in de kostprijs opgenomen. Dit doet de NZa door te bepalen welk aandeel van de omzet wordt aangehouden als werkkapitaal (uitgedrukt in maanden) en vervolgens te bepalen hoeveel de financieringslasten van dit werkkapitaal bedragen. Hierbij houdt zij rekening met vreemd en eigen vermogen. De uitkomst (een percentage) geldt als algemeen ophogingspercentage van de eerder bepaalde kostprijzen.

Artikel 8. Afwijkingsbevoegdheid

Deze beleidsregel voorziet zoveel mogelijk in de betrouwbaarheid van de uitkomsten van het kostprijsonderzoek. Indien nodig voor het waarborgen van deze betrouwbaarheid, kan de NZa van deze beleidsregel afwijken, bijvoorbeeld wanneer onvoorziene omstandigheden, onbetrouwbare metingen of onverwachte uitkomsten daartoe aanleiding geven naar oordeel van de NZa. De NZa informeert de branche- en veldpartijen, al dan niet via de expertgroep, indien van deze beleidsregel wordt afgeweken.

Artikel 9. Intrekken en toepasselijkheid oude beleidsregels

9.1

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel worden de Beleidsregel Kostprijsberekening forensische zorg, met kenmerk BR/FZ-0008, en de Beleidsregel kostprijsberekening gespecialiseerde GGZ, met kenmerk BR/CU-5095, ingetrokken. 

9.2

De Beleidsregel Kostprijsberekening forensische zorg, met kenmerk BR/FZ-0008, en de Beleidsregel kostprijsberekening gespecialiseerde GGZ, met kenmerk BR/CU-5095, blijven van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregels.

Artikel 10. Inwerkingtreding en bekendmaking

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wmg wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 december 2018.

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel kostprijsonderzoek ggz en fz.

Toelichting

Artikelsgewijs

 

Artikel 1

Instelling is gedefinieerd conform het Model Kwaliteitsstatuut. Omdat instellingen die forensische zorg leveren niet automatisch onder de definitie van instelling van het Model Kwaliteitsstatuut vallen, zijn die instellingen expliciet in de begripsbepaling opgenomen.

 

De definitie van kostprijs ziet specifiek op onderhavig kostprijsonderzoek en kan derhalve afwijken van de definitie in andere kostprijsonderzoeken.

 

Artikel 2

Deze beleidsregel beperkt zich tot de kostprijzen per behandelaar per beroep. Het doel van deze beleidsregel ziet niet op productprijzen en tarieven. Dat valt dan ook buiten deze beleidsregel.

 

Artikel 3

Voor zorg als geleverd onder zzp-vg en extramurale parameters in de forensische zorg geldt dat kostprijzen, productprijzen en tarieven doorgaans worden overgenomen uit prestaties en tarieven die gelden voor de Wet langdurige zorg. Voor zorg als geleverd onder de zzp-c in de forensische zorg geldt dat de NZa separaat onderzoek doet naar een passend kostprijsmodel voor deze specifieke vorm van zorgverlening (beschermd wonen). Deze beleidsregel is om die reden niet van toepassing op de zzp-vg, extramurale parameters en de zzp-c.

 

Artikel 4.4 t/m 4.7

Onderzoekspopulatie

Omdat ten tijde van het trekken van de steekproef nog geen volledige duidelijkheid is over de productstructuur waarvoor de kostprijzen worden berekend, moet de NZa rekening houden met zowel het scenario waarin kostprijzen t.b.v. db(b)c’s worden berekend als het scenario waarin deze t.b.v. een nieuwe bekostigingsstructuur worden berekend. De steekproef wordt voor een groot aantal vrijgevestigde aanbieders uitgevoerd, zodat er betrouwbare kostprijzen kunnen worden opgesteld voor zowel alle vrijgevestigde regiebehandelaren in de generalistische basis-ggz en de gespecialiseerde ggz als een nieuwe bekostigingsstructuur, zoals de beoogde consultgroepen.

 

Steekproef vrijgevestigden

Op basis van AGB-codes wordt een lijst van unieke zorgaanbieders opgesteld. In Vektis worden echter meer AGB-codes geregistreerd dan er daadwerkelijk zorgaanbieders zijn. Dit kan voorkomen als een zorgaanbieder zijn persoonlijke ‘zorgverlener’ AGB-code naast de ‘onderneming’ AGB-code van de praktijk gebruikt voor het declareren.

 

Op basis van informatie over AGB-codes en declaraties van Vektis hoort elk van de declarerende AGB-codes bij een ‘zorgverlener’ of een ‘onderneming’. Op basis van informatie van Vektis wordt voor een groot deel van de zorgverlenercodes één of meer bijbehorende onderneming-AGB-codes gevonden. Voor een klein aantal AGB-codes van zorgverleners weten we niet wat de bijbehorende onderneming-AGB-code is. Daarom laten we deze buiten beschouwing. De 7-codes van servicebureaus worden ook buiten beschouwing gelaten, omdat zij zelf geen zorg leveren.

 

Voor de berekening van het totaal aantal deelnemers is rekening gehouden met een non-respons en uitval op basis van onbruikbare of onbetrouwbare gegevens van 35%.

 

Berekening benodigd aantal aanbieders of waarnemingen

Per stratum wordt aan de hand van de volgende berekening berekend hoeveel aanbieders of waarnemingen benodigd zijn voor een kostprijs met een betrouwbaarheid van 95 procent (voor de berekening op aantal aanbieders) of 99 procent (voor de berekening op aantal waarnemingen).

                                                                 

                                                                      formule aantal aanbieders of waarnemingen

                                                                          

Waarbij n staat voor het aantal aanbieders of waarnemingen in de steekproef, n staat voor het aantal aanbieders dat nodig is bij een totale populatie van oneindige grootte, N staat voor het aantal aanbieders of waarnemingen in de totale populatie, CV staat voor de verwachte spreiding (gemeten als CV-waarde) in de populatie, β staat voor de foutmarge en α voor 1 – de te behalen betrouwbaarheid.

 

Als we uitgaan van een CV-waarde van 0,60, een foutmarge van 10 procent en een gewenst betrouwbaarheidsniveau van 95 procent, levert dat het volgende op:

                                                                

                                                                     voorbeeldberekening aantal aanbieders

Hieruit blijkt dat het benodigde aantal aanbieders, bij een oneindig grote populatie, 139 is. Voor het aantal waarnemingen ligt dat aantal op 236 bij een oneindig grote populatie, omdat we daar van een hoger betrouwbaarheidsniveau uitgaan.

 

Voorbeeld steekproefberekening

Op basis van Vektis (producten gesloten in 2017) komen we tot een totaal van 923 vrijgevestigde gz-psychologen (N) die generalistische basis-ggz vergoed hebben gekregen. Dit betekent dat er, volgens de gehanteerde rekenmethode, in totaal gegevens benodigd zijn van 121 gz-psychologen in de generalistische basis-ggz. Omdat we rekening houden met 35 procent uitval door non-respons of onbruikbare gegevens, includeren we ten minste 187 vrijgevestigde gz-psychologen in de generalistische basis-ggz in de steekproef.

 

Voorbeeld berekening benodigd aantal verblijfsdagen

Op basis van Vektis (producten gesloten in 2017) komen we tot een totaal van 472.589 verblijfsdagen C uitgevoerd door 50 instellingen. Dit betekent dat er, volgens de gehanteerde rekenmethode, in totaal gegevens benodigd zijn van minstens 236 verblijfsdagen vanuit minstens 37 instellingen.

 

Omzetgrens

Voor de berekening van de omzetgrens wordt gebruik gemaakt van producten gesloten in het voorgaande jaar. Er wordt een omzetgrens van € 30.000 (Zvw) voor vrijgevestigde ondernemingen gehanteerd. De NZa heeft in overleg met de expertgroep besloten dat het niet aannemelijk is dat er bij aanbieders met een kleinere omzet ten minste één behandelaar fulltime werkzaam is in de Zvw. Het wordt daarmee aannemelijk geacht dat deze aanbieders hun kostenstructuur niet op de Zvw hebben ingericht. De NZa beschouwt deze aanbieders daarom als niet relevant voor het kostprijsonderzoek. Van een bovengrens is geen sprake, omdat grote vrijgevestigde praktijken in de kostenstructuur meer op kleinere vrijgevestigde praktijken lijken dan op kleine instellingen. Voor instellingen wordt een ondergrens van € 250.000 en geen bovengrens gehanteerd. Van instellingen met een omzet (Zvw) onder de € 250.000 wordt het ook niet aannemelijk geacht dat deze instellingen hun kostenstructuur op de Zvw hebben ingericht.

 

Voor alle aanbieders geldt dat minstens 10 procent van de totale omzet afkomstig moet zijn uit de ggz (Zvw) of forensische zorg. Aanbieders die niet aan deze voorwaarde voldoen, worden wat betreft Zvw-zorg te klein geacht en hebben mogelijk een andere kostenstructuur. Deze aanbieders zullen geen deel uitmaken van het kostprijsonderzoek.

 

Uitsluiten deelnemers

Alle deelnemers die voldoen aan de criteria en, indien van toepassing, die in de steekproef zijn gevallen, ontvangen een aankondiging. Als blijkt dat een zorgaanbieder niet aan de inclusiecriteria voldoet, wordt zij uitgesloten van deelname aan het onderzoek. Er wordt dan geen nieuwe steekproef getrokken.

 

In de bepaalde situaties acht de NZa de belasting van (het ontvangen van) het informatieverzoek niet in verhouding staan tot het belang van deelname aan het onderzoek. Daarom wordt in de volgende gevallen geen informatieverzoek aan een vrijgevestigde aanbieder verzonden, indien de NZa hiervan op de hoogte wordt gesteld: praktijkhouder is terminaal ziek of overleden; partner praktijkhouder is terminaal ziek; ernstige mate van blijvende arbeidsongeschiktheid van praktijkhouder. Er wordt geen nieuwe steekproef getrokken.

 

Voor het onderzoek is van belang dat er een zo normaal mogelijk boekjaar is gedraaid. Gegevens over slechts een deel van een boekjaar zijn niet goed bruikbaar voor het onderzoek. Indien de zorgaanbieder aan kan tonen dat hij geen volledig boekjaar heeft gedraaid wegens bijvoorbeeld sluiting van de praktijk of pensioen, wordt hij uitgesloten en wordt hem geen informatieverzoek verzonden. Een aaneengesloten periode vanaf 2 maanden waarin geen zorg is verleend, wordt beschouwd als geen volledig boekjaar.

 

In het geval van faillissementen is van belang wanneer deze zijn uitgesproken. Bij bericht van de curator worden zorgaanbieders waarvan voor 1 december 2017 het faillissement is uitgesproken, uitgesloten van deelname. Bij faillissementen uitgesproken op of na 1 december 2017 wordt per individueel geval bekeken of het belang van het onderzoek opweegt tegen het belang van de failliete boedel.

 

In alle gevallen wordt naar de specifieke omstandigheden van het geval gekeken.

 

Artikel 5.5

Ontheffing

Vanwege het belang een aselecte steekproef en het belang van voldoende gegevens is een drempel opgeworpen om in aanmerking te komen voor ontheffing. Ontheffing wordt enkel verleend in situaties van aantoonbare overmacht, waardoor de zorgaanbieder niet in staat is om aan het informatieverzoek te voldoen. Een opeenstapeling van omstandigheden kan ook gekwalificeerd worden als overmacht. Bij de beoordeling wordt eerst gekeken of het verlenen van uitstel een uitkomst biedt. Als ook dit onvoldoende is, kan de NZa ontheffing verlenen. Ieder ontheffingsverzoek wordt aan de hand van de omstandigheden van dat specifieke geval beoordeeld.

 

Artikel 5.6

Uitstel

Uitstel wordt in beginsel verleend indien daarom wordt verzocht. Standaard geeft de NZa één week uitstel, omdat het aanleveren van de gegevens in een periode van één week mogelijk is. In zeer uitzonderlijke gevallen kan de NZa nogmaals uitstel van één week toekennen.

 

Artikel 5.9

Om de juistheid en volledigheid van de gegevens te waarborgen, worden in de uitvraagsjabloon in ieder geval de volgende controles en validatie ingebouwd. Hierdoor kan de respondent direct mogelijke onjuistheden en onduidelijkheden zien en corrigeren.

  • Niet of onvolledig ingevulde vragen worden duidelijk gemarkeerd.

  • De mogelijke invoer in een cel wordt beperkt: als wordt gevraagd naar een aantal is het bijvoorbeeld niet mogelijk om tekst in te voeren.

  • De volgorde waarin vragen worden beantwoord wordt gestuurd. Zo nodig wordt een vraag of tabblad pas vrijgegeven nadat een eerdere vraag of tabblad volledig is ingevuld.

  • De plausibiliteit van gegevens wordt gecontroleerd door waarden buiten de reëel te verwachten bandbreedtes te markeren.

  • De opgegeven kosten en opbrengsten moeten worden aangesloten op de financiële gegevens en andere kengetallen, zoals productie, uit de jaarrekening.

  • De berekeningsresultaten, zoals de individuele kostprijs voor die zorgaanbieder, wordt gepresenteerd. De opbouw van dit resultaat wordt per kostendrager gepresenteerd.

  • De resultaten worden samengevat in een eigen verklaring die door de eindverantwoordelijke (eigenaar, raad van bestuur of directeur) van de zorgaanbieder moet worden ondertekend.

 

Bij binnenkomst van de verschillende aanleversjablonen worden de volgende controles uitgevoerd door de accountmanagers:

  • de volledigheid van de ingevulde gegevens inclusief ondertekening van de eigen verklaring;

  • de aansluiting tussen de ingevulde gegevens, profielgegevens en de gegevens zoals beschikbaar zijn via openbare datasets (in ieder geval DigiMV);

  • plausibiliteit van de ingevulde gegevens, zoals de door de respondent aangegeven verdeelsleutels op basis van het voorgeschreven kortprijsmodel;

  • vergelijking van de individuele kostprijzen voor de verschillende financieringsstromen en voor de totale organisatie om eventuele kruissubsidiëring te constateren;

  • vergelijking van de resultaten met de andere reeds ontvangen gegevens (binnen een doelgroep). Op basis van deze analyse kunnen opvallende resultaten worden geconstateerd;

  • volledigheid van aanlevering van de profielgegevens aan de hand van interne door de zorgaanbieders uitgevoerde controles en checklist, bijvoorbeeld volledigheid van zorgprestaties, beroepen et cetera aan de hand van jaarrekening.

 

Indien bij de controles onjuistheden of opvallende waarden worden geconstateerd, wordt contact opgenomen met de respondent om deze punten te bespreken en verklaringen van mogelijke verschillen te analyseren. Op basis van deze nadere validatie wordt de uitvraag zo nodig aangepast en opnieuw ondertekend.

 

De NZa laat de ontvangen data steekproefsgewijs controleren door een accountant. De omvang van deze steekproef wordt bepaald op basis van het uiteindelijke aantal datasets dat wordt meegenomen in de berekening. Bij de steekproef wordt rekening gehouden met de verschillende zorgaanbieders (instellingen, vrijgevestigden, forensische klinieken en PAAZ/PUK) zodat voor elke sector voldoende gegevenssets worden betrokken om de betrouwbaarheid te garanderen. De controle betreft geen accountantscontrole in de zin van een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen. De kosten van de controle van de accountant komen niet ten laste van de zorgaanbieder.

 

Artikel 6.1 onderdeel c en d

De kosten worden gerubriceerd volgens het Prismant rekeningschema en toegerekend aan (hulp)kostenplaatsen. Voor vrijgevestigden worden een eenvoudiger Prismant rekeningschema gebruikt, aangezien vrijgevestigden doorgaans een eenvoudigere kostenstructuur hebben dan instellingen en PAAZ’en en PUK’en.

 

Artikel 6.1 onderdeel g

Eenmalige kosten zijn kosten die niet structureel worden gemaakt door een zorgaanbieder en uniek zijn voor een boekjaar. Aanbieders die eenmalige kosten in hun boekhouding hebben gemarkeerd dienen deze als eenmalige kosten op te geven en te labellen in het uitvraagsjabloon.

 

Artikel 6.1 onderdeel i

Productiviteit

Productiviteit is gemeten als het aantal patiëntgebonden uren per jaar. Het bevat zowel de direct als indirect patiëntgebonden uren en ligt gemiddeld rond de 1.100 uur. In 2016 en 2017 is door Ecorys onderzoek gedaan naar de productiviteit per beroep. Zowel onder vrijgevestigde aanbieders als bij instellingen en zowel in de gb-ggz als de g-ggz en fz.

 

Bij instellingen (ggz en fz) nemen we het productiviteitscijfer per beroep over als deze beschikbaar is én over voldoende waarnemingen (min. 6 fte) beschikt. Als er geen productiviteitswaarneming voor een beroep beschikbaar is of als deze gebaseerd is op minder dan 6 fte, nemen we deze niet over.

In dat geval bepalen we voor deze beroepen een alternatief productiviteitscijfer. Dit doen wij bijvoorbeeld door voor deze beroepen te rekenen met het gemiddelde productiviteitscijfer van instellingen of het gemiddelde cijfer van een groep.  

 

Voor het kostprijsonderzoek ggz en fz 2020 geldt voor vrijgevestigde ggz-aanbieders dat we de productiviteitscijfers voor vier beroepen overnemen uit het Ecorys-rapport. Dit zijn de gz-psycholoog, de klinisch psycholoog, de psychotherapeut en de psychiater. Voor de overige beroepen hanteren wij het gemiddelde productiviteitscijfer van instellingen.

Voor het kostprijsonderzoek ggz en fz 2020 beschouwt de NZa in lijn met het advies van de expertgroep het rapport van Ecorys voldoende actueel. Het Ecorys rapport is te vinden als bijlage 4 bij de Tussenrapportage

Beschikbaarheid van (medische) vervolgopleidingen ggz Kostenonderzoek 2016-2018, welke is te raadplegen via:

https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_237759_22/1/ .

 

Artikel 6.1 onderdeel j

Centrummaat
Een eigenschap van het gewogen gemiddelde als centrummaat voor kostprijzen, is dat de totale kosten overeenkomen met het product van de gemiddelde kostprijs en de totale productie die in het onderzoek is meegenomen. Met andere woorden, als iedere zorgaanbieder, die deel uitmaakt van het kostprijsonderzoek, de gemiddelde kostprijs vergoed zou krijgen, worden op totaalniveau alle kosten vergoed. De gemiddelde kostprijs is gemiddeld genomen kostendekkend. Voorts kan, in tegenstelling tot de mediaan, met het gewogen gemiddelde ‘gerekend’ worden: het gemiddelde van de som van onderdelen gelijk is aan de som van de gemiddelden van de onderdelen. Het gebruik van het gewogen gemiddelde vergroot bovendien de vergelijkbaarheid met eerdere kostprijsonderzoeken. Een gewogen gemiddelde is gevoelig voor uitschieters. Van belang is dan ook om outliers en overige opmerkelijke waarnemingen te verklaren en voor elk van die waarnemingen af te wegen of deze meegenomen dient te worden in het gemiddelde.

 

Artikel 6.4

Uit het kostprijsonderzoek komen kostprijzen. Sommige kostprijzen kunnen op basis van verschillende redenen van (voorlopig) onvoldoende kwaliteit worden beschouwd. Welke maatregelen de NZa neemt om op basis van de kostprijzenuit dit onderzoek, ook die van (voorlopig) onvoldoende kwaliteit, tarieven te berekenen, valt buiten de scope van deze beleidsregel. Dit zal opgenomen worden in de desbetreffende beleidsregels omtrent tarieven.

 

Artikel 7.3

De Tussenrapportage kapitaallasten bij behandeling: kostprijsonderzoek in de ggz en fz is als bijlage 3a te vinden bij de Tussenrapportage Beschikbaarheid van (medische) vervolgopleidingen ggz Kostenonderzoek 2016-2018, welke is te raadplegen via: https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_237759_22/1/.

 

Artikel 8

De NZa legt met deze beleidsregel zoveel als mogelijk de gemaakte keuzes transparant vast. Het kan echter zo zijn dat er gedurende het onderzoek zaken naar voren komen die onvoorzien of onvoorzienbaar waren en die het onderzoek kunnen beïnvloeden. Ook kan het geval zich voordoen dat de ontvangen data, door welke omstandigheid dan ook, niet van voldoende kwaliteit is om te gebruiken op de wijze zoals vooraf is vastgelegd of dat de ontvangen data niet goed geanalyseerd kan worden met de vooraf bepaalde onderzoeksmethode. Als een concreet geval zich voordoet, dat afwijking van deze beleidsregel noodzaakt, zal de NZa zo veel als mogelijk de branche- en veldpartijen middels de expertgroep inlichten en, waar nodig, vooraf vragen om advies.

 

Artikel 9

Met deze beleidsregel legt de NZa vast welke procedure zij doorloopt om kostprijzen te berekenen en hoe gegevens worden uitgevraagd. Dit onderzoek is anders dan het voorgaande kostprijsonderzoek en ook het kostprijsmodel is niet hetzelfde. De beleidsregels aangaande de eerdere kostprijsonderzoeken moeten om die reden ingetrokken worden.

 

De NZa is voornemens om de kostprijzen, die uit dit onderzoek volgen, te gebruiken als basis voor de productprijzen en de tarieven vanaf 2020. De Beleidsregel Kostprijsberekening forensische zorg, met kenmerk BR/FZ-0008, en de Beleidsregel kostprijsberekening gespecialiseerde GGZ, met kenmerk BR/CU-5095, zijn echter de basis voor de tarieven van respectievelijk de forensische zorg en de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg tot en met in ieder geval 2019. Zij blijven dan ook van toepassing op alle (tarief)besluiten en aangelegenheden, die hun grondslag vinden in die twee beleidsregels.

 

 

Naar boven