Onderwerp: Bezoek-historie

Concentratiebesluit EDG Nederland Holding B.V. – Excent Holding B.V.
Ondertekeningsdatum:02-08-2018Publicatiedatum:22-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Aanvraag tot goedkeuring van een concentratie

 

  1. Op 4 juli 2018 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aanvraag ontvangen in de zin van artikel 49a van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) voor het verkrijgen van goedkeuring van een voorgenomen concentratie (hierna: de aanvraag).

    Partijen

  2. EDG Nederland Holding B.V. (hierna: EDG) is (onder meer) via haar dochteronderneming Top Mondzorg actief op het gebied van mondzorg in heel Nederland.

  3. Excent Holding B.V. (hierna: Excent) is (onder meer) via haar dochteronderneming Excent Tandtechniek B.V. actief op het gebied van tandtechniek in heel Nederland.

    Het voornemen

  4. Het voornemen betreft de overname van alle aandelen van Excent door EDG. Dit is vastgelegd in een op 3 juli 2018 door partijen ondertekende koopovereenkomst.

    Toepasselijkheid van de zorgspecifieke concentratietoets

  5. Betrokken organisaties zijn EDG en Excent.

  6. Betrokken organisaties kwalificeren als zorgaanbieder in de zin van artikel 1, onderdeel c, onder 1, van de Wmg.

  7. Uit de bij de aanvraag ter beschikking gestelde gegevens over het aantal personen dat werkzaam is bij de betrokken organisaties blijkt dat de voorgenomen concentratie binnen de werkingssfeer van het in artikelen 49a t/m 49d van de Wmg geregelde zorgspecifieke concentratietoezicht valt.

  8. Het voornemen leidt tot het tot stand brengen van een concentratie in de zin van artikel 27, eerste lid, onder b van de Mededingingswet. De in randnummer 4 omschreven transactie betekent namelijk dat EDG, uitsluitende zeggenschap verkrijgt over Excent.

    Beoordeling

    A. Betrokkenheid belanghebbenden

  9. Excent doet door minder dan 50 personen zorg verlenen in de zin van de Wmg en valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 49a Wmg. Om die reden is de betrokkenheid van cliënten en personeel van Excent door de NZa niet beoordeeld.

  10. Met betrekking tot de betrokkenheid van cliënten en personeel bij de voorbereiding van de concentratie sluit de NZa aan bij de in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (hierna: Wmcz) en de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR) verankerde advies- en instemmingsrechten van cliëntenraden en ondernemingsraden bij voorgenomen concentraties.[1]

    Cliënten

  11. Zorgaanbieders die een instelling in de zin van artikel 1, eerste lid, onder f, van de Wet toelating zorginstellingen (hierna: WTZi) in stand houden, zijn op grond van artikel 2, eerste lid van de Wmcz verplicht om een cliëntenraad in te stellen. Uit artikel 5, eerste lid, van de WTZi jo. artikel 1.2, achtste lid, van het Uitvoeringsbesluit WTZi blijkt dat aanbieders van mondzorg instellingen zijn in de zin van de WTZi.

  12. Uit de parlementaire geschiedenis bij de Wmcz blijkt echter dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om de verplichting om een cliëntenraad in te stellen ook voor, onder andere, aanbieders van mondzorg te laten gelden. Om die reden is de betrokkenheid van cliënten van EDG door de NZa niet beoordeeld.

    Personeel

  13. Uit de bij de aanvraag ter beschikking gestelde gegevens blijkt dat EDG geen ondernemingsraad in de zin van de WOR heeft ingesteld, maar zij wel al haar personeel over de voorgenomen concentratie heeft geïnformeerd en de mogelijkheid heeft gegeven hierop te reageren.

    B. Cruciale zorg

  14. Door betrokken organisaties wordt geen cruciale zorg aangeboden in de zin van artikel 49c, tweede lid, onder c, Wmg.

    Conclusie

  15. Na onderzoek van deze aanvraag concludeert de NZa gelet op artikel 49c, tweede lid, Wmg dat:

    a. het personeel van EDG en andere betrokkenen op een zorgvuldige wijze zijn betrokken bij de voorbereiding van de concentratie, waarbij zij in ieder geval tijdig en op begrijpelijke wijze op de hoogte zijn gebracht van de inhoud van de concentratieplannen en de manier waarop oordelen of aanbevelingen hierover kenbaar kunnen worden gemaakt;

    b. het oordeel en de aanbevelingen van het personeel van EDG en andere betrokkenen overtuigend en beargumenteerd zijn meegewogen in de besluitvorming tot concentratie;

    c. als gevolg van de concentratie de continuïteit van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vormen van zorg als bedoeld in artikel 56a, eerste lid, Wmg niet in gevaar komt;

    d. het rapport als bedoeld in artikel 49b, eerste lid, Wmg voldoende inzicht biedt in de verwachte effecten van de beoogde concentratie aan de hand van de eisen, bedoeld in artikel 49b, tweede en derde lid Wmg.

  16. Vanwege de in artikel 49c, tweede lid, Wmg opgenomen toetsingscriteria, is in dit besluit nadrukkelijk geen oordeel gegeven over de verwachte effecten van de voorgenomen concentratie (behoudens het genoemde in randnummer 15, onder c).

  17. Gelet op het voorgaande verleent de NZa goedkeuring aan het tot stand brengen van de concentratie waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Datum: 2 augustus 2018

 

Nederlandse Zorgautoriteit,

 

 

drs. I.W. Komrij RA
plv. directeur Toezicht en Handhaving

 

 

Indien u het niet eens bent met dit besluit, dan kunt u binnen zes weken na verzending/bekendmaking van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij de Nederlandse Zorgautoriteit. U kunt uw bezwaar indienen: per post of per fax. Het is niet mogelijk uw bezwaar via de e-mail in te dienen.

 

Adres:    Nederlandse Zorgautoriteit

   t.a.v. unit Juridische Zaken

   Postbus 3017

   3502 GA  UTRECHT

(In de linkerbovenhoek van de envelop vermeldt u: Bezwaarschrift)

Fax:        030 – 296 82 96

 

Het bezwaar dient volgens artikel 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht schriftelijk en ondertekend te worden ingediend en dient ten minste de volgende gegevens te bevatten:

  • naam en adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar zich richt;

  • de gronden (onderbouwing) van het bezwaar.

 

Wij verzoeken u een kopie van dit besluit bij te voegen.

 


[1] Zie, onder andere, Kamerstukken II, 2011-2012, 33 253, nr. 3, p. 12; Kamerstukken II, 2012-2013, 33 253, nr. 6. p. 13; Kamerstukken I, 2012-2013, 33 253, C, p. 15-17.

Naar boven