Onderwerp: Bezoek-historie

Circulaire vaststelling beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg - CI/18/17c

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Circulaire vaststelling beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg - CI/18/17c

Aan de besturen van:

  • InEen
  • ZN
  • LHV
  • VPH

 

Geachte heer/mevrouw,

 

Met ingang van 2019 wordt een aantal wijzigingen in het beleid voor huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg en hieraan gerelateerde beleidsregels doorgevoerd. Deze wijzigingen lichten wij in deze brief toe. 

 

De belangrijkste wijziging is de herijking van de postcodelijst die bepaalt voor welke patiënt een opslag in rekening kan worden gebracht in het kader van achterstandsproblematiek. Deze herijking wordt in paragraaf 1 toegelicht.  Ook worden wijzigingen doorgevoerd in de declaratievoorwaarden van het passantentarief, het e-mail/telefonisch consult, de M&I-verrichtingen, keuringen en informatieverstrekking. Dit wordt in paragraaf 2 toegelicht. Tot slot worden wijzigingen doorgevoerd in aan huisartsenzorg gerelateerde beleidsregels “stoppen met rokenprogramma”, “zorg op afroep/zorg in een inloopkliniek. Dit wordt in paragraaf 3 toegelicht.

 

1.         Herijking postcodelijst achterstandsproblematiek

 

De bekostiging voor huisartsenzorg (en verloskundige zorg) kent een systematiek waarbij aanvullende middelen beschikbaar worden gesteld voor praktijken met inwoners woonachtig in gebieden met relatief hoge achterstandsproblematiek. Deze gebieden worden beschreven op basis van een postcodelijst, die onderdeel is van zowel de beleidsregel voor huisartsenzorg als de beleidsregel voor verloskundige zorg.

 

De afgelopen periode is met zorgaanbieders en zorgverzekeraars gesproken over de wijze waarop de vergoeding voor achterstandsproblematiek in de toekomst vorm moet worden gegeven. Hierbij is een gedragen beeld ontstaan dat de huidige postcodesystematiek een vrij grofmazig middel is om achterstandsproblematiek weer te geven. Een fijnmaziger benadering gebaseerd op de specifieke zorgvraag van patiënten is wenselijk, maar binnen de huidige bekostigingssystematiek niet eenvoudig in te voeren. De komende periode wordt daarom gezocht naar mogelijke alternatieve vormen van bekostiging op basis van patiëntkenmerken, waarmee regionaal in gebieden met grote achterstandsproblematiek geëxperimenteerd kan worden. De uitkomsten van deze experimenten kunnen vervolgens dienen als basis voor een andere benadering van vergoeding van achterstandsproblematiek, of mogelijk zorgzwaarte in het algemeen.

 

Op korte termijn is het echter noodzakelijk om de postcodelijst te actualiseren. Wijken veranderen en achterstandsproblematiek binnen de wijken neemt toe of af. De laatste herijking van deze lijst vond plaats in 2012 op basis van onderzoek door Nivel, die zich op zijn beurt baseerde op gegevens die door het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) worden geregistreerd.

 

De NZa heeft dit onderzoek nu zelf ter hand genomen met als doel om de postcodelijst met ingang van 2019 te herijken. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van dezelfde systematiek die Nivel voorheen heeft gehanteerd. Op basis van door CBS geregistreerde gegevens is bekeken welke postcodegebieden het hoogst scoren op elementen die achterstandsproblematiek voorspellen. Hierbij wordt dan gekeken naar parameters die voor zorgaanbieders een hoger dan gemiddelde tijdsinvestering per patiënt in zich dragen, waarvoor de “reguliere” bekostigingssystematiek niet of niet geheel compenseert.  Een nadere toelichting op deze systematiek vindt u in het verantwoordingsdocument dat als bijlage is opgenomen bij de beleidsregel “huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2019”. Wij gaan hieronder wat dieper in op de wijzigingen in systematiek ten opzichte van het Nivel-onderzoek.

 

1.1       Aanpassingen systematiek

 

De postcodelijst die tot en met 2018 vigeert, volgend uit het Nivel-onderzoek, is gebaseerd op een analyse waarbij 4 door het CBS landelijk geregistreerde parameters benaderen binnen welke postcodes de achterstandsproblematiek zich het sterkst concentreert. Deze parameters wegen ieder voor 25% mee.

  • Aandeel niet westers allochtoon (NWA)
  • Aandeel laag inkomen
  • Aandeel niet-actieven (zijnde niet-studenten)
  • Omgevingsadressendichtheid (OAD)

Deze parameters en de bijbehorende weging zijn destijds gekozen met instemming van zorgaanbieders en zorgverzekeraars. De postcodegebieden die op de combinatie van deze parameters het zwaarst scoren vormen de postcodelijst, waarbij een “afkappunt” is gehanteerd van 5% van de totale bevolking.

 

Nu de postcodelijst wordt geactualiseerd, is de keuze voor de parameters die leiden tot de postcodelijst nogmaals tegen het licht gehouden. De afgelopen periode bereikten de NZa meerdere signalen dat de keuze voor de parameters die nu leiden tot de postcodelijst in sommige gevallen ongewenste effecten heeft.  Met name de parameter “omgevingsadressendichtheid”, die de mate van stedelijkheid/dichtbebouwdheid beschrijft, kan als effect hebben wijken met een relatief grote achterstandsproblematiek niet zijn opgenomen in de postcodelijst. Bijvoorbeeld omdat er zich een groot park in de wijk bevindt, waardoor de wijk relatief laag scoort op de parameter “omgevingsadressendichtheid”. 

 

In overleg met de klankbordgroep bij het onderzoek, bestaande uit onder meer LHV, VPH, Ineen, Achterstandsfondsen en ZN, is daarom verkend of andere “scenario’s” mogelijk zijn om te komen tot een postcodelijst die achterstandsproblematiek beter beschrijft dan nu het geval is.  

 

Parameters die direct leiden tot declaratiemogelijkheden, zoals de mate waarin diabetes in een regio voorkomt, vallen hierbij af. De  behandeling van diabetespatiënten zelf kent al een declaratietitel, dus meer diabetespatiënten in een wijk, zorgt daarmee zelf voor meer declaratiemogelijkheden. We zochten voornamelijk naar kenmerken die ‘meer indirecte, niet declarabele tijd” als gevolg hebben.

 

Andere verkende kenmerken zoals “schuldenproblematiek” vallen af omdat deze niet in voldoende mate landelijk geregistreerd zijn op een voldoende gedetailleerd postcodeniveau. Naast de reeds bestaande parameters bleef op basis van de input uit de klankbordgroep uiteindelijk één mogelijke parameter over die binnen de huidige systematiek “achterstandsproblematiek” mogelijk verder scherper in beeld brengt, met voldoende landelijke registratie en zonder dat de parameter zelf gevangen wordt in een direct declarabele handeling. Dat is de mate waarin “éénouder-huishoudens met laag inkomen” in een wijk voorkomen.

 

Dit heeft, naast de actualisatie op basis van de huidige parameters, geleid tot 3 alternatieve scenario’s. Hierbij is gekeken naar de effecten van het verwijderen van de parameter “omgevingsadressendichtheid” , het toevoegen van de parameter “eenouder huishoudens met laag inkomen” en de combinatie van deze twee aanpassingen.

 

De NZa heeft geen “harde” toetscriteria om één van deze scenario’s als ‘beter’ beschouwen. Het model gaat uit van populatiekenmerken die de door de zorgaanbieder als “zorgzwaar’ worden ervaren. En dan met name kenmerken die in de beleving van zorgaanbieders meer indirecte, niet direct declarabele tijd met zich meebrengen. Of één van de scenario’s “beter” de werkelijkheid beschrijft dan het scenario op basis van de bestaande parameters, is daarmee primair ter beoordeling aan de zorgaanbieders.

 

We hebben de resultaten van de analyses daarom teruggelegd bij de koepels van zorgaanbieders, met de vraag om te beoordelen welk scenario en bijbehorende uitkomsten in hun beleving het best aansluit bij de door de zorgaanbieder ervaren achterstandsproblematiek.

 

Na consultatie van de achterban gaven de landelijke koepels van aanbieders (LHV, InEen en VPH) aan dat de voorkeur lag bij het scenario waarin de “omgevingsadressendichtheid” (OAD) in zijn geheel als verklarende parameter verdwijnt en geen nieuwe parameters worden toegevoegd. Zij geven aan dat met name OAD de afgelopen jaren tot problemen heeft geleid bij het verdelen van gelden over de achterstandswijken. Het toevoegen van het kenmerk ‘eenoudergezin met een laag inkomen’ heeft tijdens de consultatie onvoldoende steun gekregen. Alleen de achterstandsfondsen gaven aan het scenario te prefereren waarin de omgevingsadressendichtheid mee blijft wegen. Zij geven aan OAD te zien als een belangrijke indicator die met de gehanteerde systematiek is verfijnd. De NZa heeft besloten het gezamenlijk advies van LHV, Ineen, VPH te volgen. Daarmee wordt met ingang van 2019 de onderbouwing van de postcodelijst geheel gebaseerd op patiëntkenmerken en niet meer op omgevingskenmerken.

 

1.2      Overige wijzigingen systematiek postcodelijst

Naast het verwijderen  van de parameter “omgevingsadressendichtheid”, zijn nog een tweetal wijzigingen doorgevoerd in de systematiek die leidt tot de postcodelijst. 

 

1.2.1    Toevoegen “MOE-landen”

Het aandeel niet-westerse allochtoon in een postcodegebied is één van de parameters die meeweegt in de totstandkoming van de postcodelijst. Deze parameter beschrijft voornamelijk toegenomen ervaren zorgzwaarte als gevolg van het verminderde begrip van Nederlandse taal en/of het Nederlandse (zorg)systeem. De leden van de klankbordgroep deelden de mening dat dit in vergelijkbare mate het geval is bij inwoners met midden- en oosteuropeaanse achtergrond (MOE-landen), die de afgelopen jaren in toegenomen mate in Nederland zijn gevestigd. Dit is een parameter die op basis van CBS-data goed in kaart te brengen is op postcodeniveau. De parameter “aandeel niet-westers allochtoon” is daarom aangevuld met de parameter “aandeel MOE-landers”.

 

1.2.2    Detaillering postcodelijst

De postcodelijst die tot en met 2018 van kracht is, is veelal weergegeven op 5-cijferig postcodeniveau. De achterliggende parameters die leidden tot de huidige postcodelijst werden door het CBS ten tijde van het onderzoek dat door Nivel is uitgevoerd veelal ook op dit niveau, of zelfs op 4-cijferig postcodeniveau geregistreerd. Inmiddels is deze registratie sterk verbeterd/verfijnd. Veel van de parameters zijn bekend op 6-cijferig postcodeniveau. Dat leidt tot een gedetailleerder beeld van achterstandsproblematiek dan voorheen mogelijk was. Het leidt ook tot de mogelijkheid om op 6-cijferig postcodeniveau een zinvol beeld van achterstandsproblematiek te geven.

 

De klankbordgroep was unaniem van oordeel dat het een sterke verbetering is van de bekostigingssystematiek als deze grotere detaillering doorgevoerd wordt in de postcodelijst. Daar waar nu hele buurten of wijken “wel” of “niet” als achterstandsgebied geoormerkt werden, kan dit nu vrijwel op “straat”-niveau.

 

1.3       Afkappunt en impact

De postcodelijst die tot en met 2018 van kracht is beschrijft de postcodes die tot en met 2012 de grootste achterstandsproblematiek kenden, met een afkappunt van ongeveer 5% van de Nederlandse bevolking (ruim 920.000 inwoners). In het onlangs afgesloten bestuurlijk akkoord huisartsenzorg heeft VWS opgenomen dat structureel 11,8 mljn euro beschikbaar wordt gesteld voor verruiming van dit afkappunt tot aan 1,5 mljn inwoners. Er komen hiermee voor meer praktijken met een relatief zware populatie aanvullende middelen beschikbaar die ingezet kunnen worden om de zorg aan deze populatie te verbeteren.

 

De actualisatie van de postcodelijst en de aanpassing van systematiek om tot deze lijst te komen (zowel in onderliggende parameters als de mate van detaillering) zorgde bij gelijkblijvend afkappunt tot een grote verschuiving. Meer dan de helft van de postcodes die tot en met 2018 in de lijst is opgenomen zou verdwijnen en worden vervangen door postcodes die tot en met 2018 nog niet in de lijst zijn opgenomen. De grote verschuiving van het afkappunt heeft als effect dat meer praktijken een positieve impact ervaren van de herijking. Daar waar praktijken een negatieve impact ondervinden, valt deze voor het grootste deel van deze praktijken binnen een marge van 0 tot 3% van de totale omzet.

 

Er resteren echter een aantal praktijken die een grotere impact ervaren. Dit zijn praktijken die de afgelopen jaren een opslag in rekening hebben kunnen brengen voor veel inwoners van wijken die met ingang van 2019 niet meer in aanmerking komen voor de opslag. Dit kan een gevolg zijn van een verbeterde situatie voor de inwoners van de wijken en/of een gevolg van de aangepaste en gedetailleerdere systematiek die met ingang van 2019 de achterstandsindex bepaalt. In de basis is daarmee de aanpassing in inkomsten terecht. Het is echter denkbaar dat een praktijk een zodanige achteruitgang in inkomsten ervaart, dat maatregelen in praktijkvoering/personeelsbestand moeten worden genomen. Dit kan op korte termijn tot problemen leiden als gevolg van langdurig lopende contracten. De NZa ziet gezien de beperkte omvang in praktijken en impact onvoldoende aanleiding om een generieke overgangsregeling in te stellen. We vinden het wel van belang dat praktijken voldoende de kans moeten krijgen om zich aan te passen aan veranderd beleid. Indien aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan kan een praktijk zich tot de NZa wenden.

  • De praktijk kent een sterke achteruitgang als direct gevolg van de herijking van de postcodelijst;
  • De praktijk kan aantonen dat dit grote impact heeft op de bedrijfsvoering en dit niet op korte termijn kan worden omgebogen.
  • De praktijk kan hierover geen overgangsafspraken maken met de zorgverzekeraar(s).

In die gevallen zal de NZa een incidentele (één-jarige) gedeeltelijke compensatie van de negatieve impact vormgegeven.

 

 

2.1      Overige wijzigingen beleidsregel “huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg”.

 

Naast de herijking de postcodelijst voor achterstandswijken worden een aantal knelpunten aangepakt die in de praktijk tot onduidelijkheden en vragen zorgen. Deze worden hieronder puntsgewijs toegelicht.

 

2.1.1    Vestigingsgemeente passantentarief

Directe patiëntcontacten van niet-ingeschreven verzekerden bij de huisartsenpraktijk kunnen tegen verhoogde tarieven in rekening worden gebracht via consulten, visites, telefonische consulten of vaccinaties voor passanten. Als aanvullende voorwaarde geldt tot en met 2018 dat een consult voor een passant niet in rekening mag worden gebracht indien de betreffende patiënt woonachtig is in de vestigingsgemeente van de huisartsenpraktijk.

 

Deze voorwaarde is in 2006 in de regelgeving opgenomen om helder te maken dat de patiënt in eerste instantie door de eigen huisarts wordt geholpen, omdat deze reeds het inschrijftarief ontvangt. Declaratie van het passantentarief door een andere huisarts in de buurt zou tot dubbele bekostiging leiden. 

 

De zorgaanbieders signaleerden dat door groter wordende gemeenten het vaker voorkomt dat patiënten voor incidentele en acute zorgvragen binnen de gemeentegrens bij een andere dan de eigen huisartsenpraktijk komt. In die gevallen kan de behandelend huisarts, conform huidige regelgeving, enkel een regulier consult in rekening brengen. Terwijl de zorgvraag wel incidenteel en acuut kan zijn, en de patiënt redelijkerwijs niet in staat is om de eigen huisarts te bezoeken. De behandelend huisarts heeft deze patiënt te helpen voor het reguliere consulttarief, terwijl geen directe compensatie via het inschrijftarief wordt ontvangen.

 

De afbakening van gemeentegrens is een grofmazige maatregel om te voorkomen dat ongewenste dubbele bekostiging plaatsvindt. Door de schaalvergrotingen van gemeenten schiet dit middel inmiddels het doel voorbij.

 

Daarom worden de voorwaarden, voorschriften en beperkingen die gelden voor het passantentarief aangepast. Het passantentarief kan vanaf 2019 in rekening worden gebracht aan niet bij de huisartsenpraktijk ingeschreven patiënten, ook als deze binnen de gemeentegrens van de praktijk wonen. Het blijft uitdrukkelijk  een vergoeding voor incidentele en acute huisartsenzorg. Het blijft ook uitdrukkelijk een vergoeding voor zorg waarvoor de patiënt op dat moment redelijkerwijs niet naar de eigen huisarts kan worden verwezen.

 

 

2.1.2    Telefonisch en e-mail consult

Binnen segment 1 bestaan tot en met 2018 de prestaties “telefonisch consult” en “emailconsult”. Deze prestaties kunnen in rekening worden gebracht tegen de helft van het tarief van een regulier consult. Bij introductie van deze prestaties in 2006 was daarbij de aanname dat het hier in de praktijk voornamelijk om korte contacten en eenvoudige zorgvragen gaat.

 

Recente signalen (onder meer onderzoek door Nictiz) wezen erop dat specifiek emailcontact minder in de praktijk wordt ingezet als vervanging van een consult dan mogelijk zou zijn. Het feit dat hier slechts een half consult voor in rekening kan worden gebracht, ook bij uitgebreide vraagbeantwoording en tijdbesteding was hier één van de aangedragen oorzaken.  Onderliggend knelpunt hier is dat waar de reguliere consulten de handeling beschrijven, het telefonisch en emailconsult het middel beschrijven. 

 

Met ingang van 2019 worden de prestaties telefonisch consult regulier en emailconsult regulier om die reden geschrapt. Daarvoor in de plaats wordt een nieuwe declaratietitel ‘consult regulier korter dan 5 minuten’ geïntroduceerd.. Korte telefonische contacten of e-mailcontacten behouden daarmee hetzelfde tarief, langere telefonische/email contacten komen in aanmerking voor “consult” of “lang consult”. Korte (minder dan 5 minuten)  face-to-face-patiëntcontacten die nu als regulier consult worden gedeclareerd, worden dan per 2019 in rekening gebracht als “kort consult”.

 

De vorm waarin de zorg wordt geleverd (fysiek, telefonisch, emailcontact of op afstand) is daarmee niet meer leidend voor declaratie, alleen de daadwerkelijk besteedde tijd aan patiëntcontact.

 

 

2.1.3    Declareren van een consult i.c.m. een M&I-verrichting

In het beleid tot en met 2018 is voor M&I-verrichtingen de volgende passage opgenomen:

 

“Voor huisartsenzorg in het kader van de verrichtingenlijst M&I mogen naast de daarvoor vastgestelde verrichtingen geen andere verrichtingen in rekening worden gebracht…”

 

De interpretatie van deze passage zorgt in praktijk voor onduidelijkheid. Zowel de NZa als de LHV ontvangen geregeld vragen over de interpretatie van “in het kader van”. Tot nu toe was de lijn dat consulten naast de M&I-verrichting in rekening mogen worden gebracht indien naast de tijd die besteed wordt aan het uitvoeren van de M&I-verrichting, ook andere zorgvragen worden afgewikkeld. In de situatie waarbij de huisarts in een consult op basis van een enkelvoudige zorgvraag tot de conclusie komt dat een M&I-verrichting moet worden uitgevoerd, dan kan dit consult niet in rekening worden gebracht. Deze uitleg leidde in de praktijk echter tot discussie en grijze gebieden die moeilijk te controleren zijn.

 

Met ingang van 2019 is daarom expliciet in de regelgeving opgenomen dat, in het geval de huisarts eerst een (uitgebreide) consultatie van de patiënt moet uitvoeren voordat de diagnose gesteld kan worden, de huisarts voor de hiermee gemoeide tijdsinvestering vergoed wordt in de vorm van de declaratie van een consult. Het uitvoeren van de M&I-verrichting leidt dan tot een aanvullende declaratie, ongeacht of dit direct aansluitend op het consult is of niet. In die gevallen dat de patiënt feitelijk alleen voor het uitvoeren van een M&I-verrichting op de praktijk van de huisarts komt, en er is dus geen tijdsinvestering is gemoeid met de consultatie van de patiënt, kan er slechts sprake zijn van een enkele declaratie van de M&I-verrichting. De declaratie van een aanvullend consult is dan niet mogelijk.

 

Deze aanpassing kan leiden tot aanpassingen van tarieven die zorgverzekeraars en zorgaanbieders overeenkomen voor de M&I-verrichtingen, daar waar in de tariefonderbouwing rekening is gehouden met de inclusie van diagnose voorafgaand aan het uitvoeren van de verrichting.

 

 

2.1.4    Informatieverstrekking

Voor “informatieverstrekking” worden twee prestaties onderscheiden, met een maximumtarief per verrichting: telefonische en schriftelijke informatieverstrekking. Het tarief voor informatieverstrekking mag nu alleen in rekening worden gebracht indien de vragen schriftelijk zijn gesteld door een bedrijfsarts of verzekeringsarts.

 

Huisartsen signaleerde dat zij vaker geconfronteerd worden met vragen vanuit bijvoorbeeld politie of letselschadeadvocaten. De beperkende voorwaarden die nu worden gesteld aan de declaratie van de prestatie “informatieverzoek” maken het nu formeel niet mogelijk om hiervoor een declaratie te zenden. Dit leidt in de praktijk tot ergernis en/of onduidelijkheid.

 

De beperkende voorwaarde dat het tarief voor informatieverstrekking formeel alleen in rekening mag worden gebracht indien de vragen zijn gesteld door een bedrijfsarts en/of verzekeringsarts dient te worden losgelaten.

Bepalend voor de declaratie is per 2019 of de vragen zijn gesteld in het kader van uitvoering door derden van zorg/dienstverlening vanuit Zvw, WLZ, WMO, Jeugdwet of vormen van wetgeving van waaruit de huisarts zijn medewerking vanuit zijn beroepsuitoefening heeft te verlenen. Indien dit het geval is, dan is een vergoeding voor de informatieverstrekking (schriftelijk of telefonisch) onderdeel van reguliere zorgverlening en verdisconteerd in de declaratie van het reguliere inschrijf- en/of consulttarief. Is daar echter geen sprake van en staat het informatieverzoek niet in het kader van zorg/dienstverlening zoals geregeld in Zvw/WLZ/WMO/Jeugdwet, dan is nu formeel een declaratietitel voorhanden.

 

 

2.1.5    Keuringen en onderzoek

Met ingang van 2019 wordt de uitgebreide lijst met prestaties voor “keuringen en onderzoek” vervangen door één enkele prestatie  “keuringen en onderzoek per 5 minuten”, waarbij het tarief is gebaseerd op het consult tot 5 minuten voor passanten. De werkelijk besteedde tijd aan keuringen en onderzoek, uitgedrukt in eenheden van 5 minuten, kan zo in rekening kan worden gebracht (al dan niet patiëntgebonden). Het is per definitie dienstverlening die niet ten laste wordt gebracht aan de zorgverzekeraar, maar door de patiënt zelf wordt betaald.

 

 

2.1.6    Indexatie “prestatietitels S2 zonder contract”.

Met ingang van 2019 worden de in 2018 geïntroduceerde declaratietitels voor ketenzorg zonder contract op basis van de reguliere indexatiesystematiek geïndexeerd.

 

 

3          Aanpassingen in gerelateerde beleidsregels

Naast de aanpassingen in de beleidsregel “huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg”, worden ook enkele wijzigingen doorgevoerd in aan huisartsenzorg gerelateerde beleidsregels.

  • De beleidsregel “stoppen met rokenprogramma” wordt aangepast, zodanig dat wordt verwezen naar de meest recente richtlijnen rondom het stoppen met rokenprogramma.
  • De beleidsregel “zorg op afroep/zorg in een inloopkliniek” is in het leven om huisartsenzorg buiten ZVw (niet basis-verzekerde, door de patiënt zelf vergoedde varianten van zorg door een huisarts) een declaratietitel te geven. De prestaties en tarieven zijn gebaseerd op de bepalingen binnen de reguliere huisartsenzorg. De beleidsregel wordt op een aantal punten aangepast deze in opbouw synchroon te laten lopen met de declaratievoorwaarden die gelden voor reguliere huisartsenzorg.
  • De beleidsregels en nadere regels die de inzet van het macro beheersinstrument beschrijven worden geactualiseerd, zodat deze ook in 2019 van kracht zijn.
  • Aanpassingen aan het beleid rondom huisartsendienstenstructuren worden in een separate brief (kenmerk CI/18/20c) toegelicht.

 

 

4          Publicatie beleidsregels en tariefbeschikkingen

De volgende beleidsregels en beschikkingen zijn gepubliceerd op onze website (www.puc.overheid.nl/nza).

 

Beleidsregels:

  • Beleidsregel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2019 (BR/REG-19133)
  • Beleidsregel huisartsendienstenstructuren 2019 (BR/REG-19138)
  • Beleidsregel zorg op afroep en zorg geleverd in een inloopkliniek (BR/REG-19134)
  • Beleidsregel stoppen-met-rokenprogramma (BR/REG-19132)
  • Regeling stopen-met-rokenprogramma (NR/REG-1924)
  • Beleidsregel macrobeheersinstrument huisartsenzorg(BR/REG-19151)
  • Beleidsregel macrobeheersinstrument multidisciplinaire zorg (BR/REG-19152)
  • Regeling macrobeheersinstrument huisartsenzorg (NR/REG-1922)
  • Regeling macrobeheersinstrument multidisciplinaire zorg (NR/REG-1923)

Prestatie- en tariefbeschikkingen:

  • Prestatie- en tariefbeschikking huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg 2019 (TB/REG-19619-01)
  • Prestatie- en tariefbeschikking zorg op afroep en zorg geleverd in een inloopkliniek (TB/REG-19620-01)
  • Prestatiebeschrijvingsbeschikking stoppen-met-rokenprogramma (TB/REG-19618-01)

 

Heeft u vragen?

De gewijzigde beleidsregel vindt u op onze website www.nza.nl. Mocht u naar aanleiding van deze circulaire nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met het Informatie- en Contactcentrum van de NZa: 088 - 770 87 70 of info@nza.nl. Het Informatie- en Contactcentrum is op werkdagen geopend van 9.00 tot 17.00 uur.

 

Met vriendelijke groet,

Nederlandse Zorgautoriteit,

 

 

 

drs. J. Rijneveld

unitmanager Eerstelijnszorg

Naar boven