1
|
Alle schepen
|
Referentie
|
|
Internationaal tonnagecertificaat (1969)
Voor elk schip wordt een Internationaal tonnagecertificaat afgegeven; de bruto- en nettotonnage van het schip zijn vastgesteld in overeenstemming met het Verdrag.
|
Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969 artikel 7
|
|
Internationaal Certificaat van Uitwatering
Een Internationaal Certificaat van uitwatering wordt, ingevolge de bepalingen van het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966, afgegeven aan elk schip dat is onderzocht en gemarkeerd volgens het Verdrag of het Verdrag als gewijzigd bij het Protocol van 1988 daarbij, al naargelang van toepassing.
|
Uitwateringsverdrag artikel 16; Protocol bij Uitwateringsverdrag, 1988, artikel 18
|
|
Internationaal Certificaat van vrijstelling betreffende de uitwatering
Een Internationaal Certificaat van vrijstelling betreffende de uitwatering wordt afgegeven aan elk schip dat een vrijstelling heeft gekregen ingevolge en in overeenstemming met artikel 6 van het Uitwateringsverdrag of het Verdrag als gewijzigd bij het Protocol van 1988 daarbij, al naargelang van toepassing.
|
Uitwateringsverdrag artikel 6; Protocol bij Uitwateringsverdrag, 1988, artikel 18
|
|
Boekje stabiliteit in onbeschadigde toestand
Elk passagiersschip, ongeacht zijn afmetingen, en elk vrachtschip van 24 meter of langer moet na voltooiing aan een hellingproef worden onderworpen en de stabiliteitsgegevens ervan moeten worden bepaald. De gezagvoerder zal een stabiliteitsboekje ter beschikking worden gesteld aan de hand waarvan hij op snelle en eenvoudige wijze nauwkeurige informatie kan verkrijgen ter beoordeling van de stabiliteit van het schip in verschillende beladingstoestanden. Voor bulkcarriers mag de in het bulkcarrierboekje vereiste informatie in het stabiliteitsboekje worden opgenomen.
|
SOLAS 1974, voorschriften II-1/22 en II-1/25-8; Protocol bij Uitwateringsverdrag, 1988, voorschrift 10
|
|
Plattegronden en boekjes voor gebruik bij beschadiging
Plattegronden waarop voor elk dek en ruim de begrenzende schotten van de waterdichte afdelingen, de openingen daarin met de middelen voor sluiting en de bedieningsplaatsen hiervan, alsmede de inrichtingen voor de correctie van slagzij als gevolg van vollopen, duidelijk zijn aangegeven, moeten permanent zijn opgehangen aan boord van passagiers- en vrachtschepen. Bovendien moeten instructieboekjes die de genoemde gegevens bevatten, ter beschikking van de officieren van het schip worden gesteld.
|
SOLAS 1974, voorschriften II-1/23, 23-1, 25-8; MSC/Circ.919
|
|
Verklaring van minimumbemanningssterkte
Elk schip waarop hoofdstuk I van het Verdrag van toepassing is, wordt voorzien van een passende verklaring van minimumbemanningssterkte of een gelijkwaardig document afgegeven door de Administratie als bewijs van de aanwezigheid van een minimumbemanning.
|
SOLAS 1974, (wijzigingen 2000), voorschrift V/14.2
|
|
Opleidingshandboek brandveiligheid
Een opleidingshandboek moet geschreven zijn in de werktaal van het schip en moet aanwezig zijn in elk bemanningsverblijf of in iedere hut voor bemanningsleden. Het handboek moet de instructies en informatie bevatten als vereist in voorschrift II-2/15.2.3.4. Deze informatie kan, in plaats van door dit handboek, met behulp van audiovisuele middelen worden verstrekt.
|
SOLAS 1974, (wijzigingen 2000), voorschrift II-2/15.2.3
|
|
Brandbeveiligingsplannen/boekje
Ter instructie van de scheepsofficieren moeten aan boord algemene plattegronden permanent zijn opgehangen waarop voor elk dek duidelijk zijn aangegeven de controlestations, de verschillende brandsecties, alsmede aanwijzingen betreffende de detectie- en brandalarminstallaties en brandblusmiddelen. In plaats daarvan mogen, ter beoordeling door de Administratie, de genoemde details zijn opgenomen in een boekje, waarvan een exemplaar moet worden verstrekt aan iedere officier, terwijl één exemplaar steeds aan boord op een toegankelijke plaats beschikbaar moet zijn. Plattegronden en boekjes moeten goed worden bijgehouden en wijzigingen moeten zo spoedig mogelijk worden verwerkt.
Er moet een duplicaat van de brandbeveiligingsplannen of een boekje dat zulke plattegronden bevat, permanent aanwezig zijn in een duidelijk aangegeven, tegen weer en wind afgesloten ruimte buiten het dekhuis, ten behoeve van brandbestrijdingspersoneel van de wal.
|
SOLAS 1974, (wijzigingen 2000), voorschrift II-2/15.2.4
|
|
Registratie van opleidingen en oefeningen aan boord
Brandweeroefeningen moeten worden uitgevoerd en geregistreerd in overeenstemming met de bepalingen van de voorschriften III/19.3 en III/19.5.
|
SOLAS 1974, (wijzigingen 2000), voorschrift II-2/15.2.2.5
|
|
Boekje inzake brandveilige bedrijfsvoering
Het boekje inzake brandveilige bedrijfsvoering moet de nodige informatie en instructies bevatten voor een veilige scheepsbedrijfsvoering en ladingbehandeling in relatie tot brandveiligheid. Het boekje moet geschreven zijn in de werktaal van het schip en moet aanwezig zijn in elk bemanningsverblijf of in iedere hut voor bemanningsleden. Het boekje mag worden gecombineerd met de in voorschrift II-2/15.2.3 vereiste opleidingshandboeken voor brandveiligheid.
|
SOLAS 1974, (wijzigingen 2000), voorschrift II-2/16.2
|
|
Vaarbevoegdheidsbewijzen voor gezagvoerders, scheepsofficieren of scheepsgezellen
Vaarbevoegdheidsbewijzen voor gezagvoerders, scheepsofficieren of scheepsgezellen worden afgegeven aan kandidaten die, ten genoege van de Administratie, voldoen aan de vereisten voor dienst, leeftijd, medische geschiktheid, opleiding, kwalificaties en onderzoeken in overeenstemming met de bepalingen van de STCW-Code, die als bijlage bij het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 is gevoegd. Modellen van vaarbevoegdheidsbewijzen staan in deel A-I/2 van de STCW-Code. Certifcaten moeten in hun oorspronkelijke vorm beschikbaar zijn aan boord van het schip waarop de houder werkzaam is.
|
STCW 1978, artikel VI, voorschrift I/2; STCW-Code, deel A-I/2
|
|
Internationaal Certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie
Een Internationaal Certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie wordt, na onderzoek overeenkomstig voorschrift 4 van Bijlage I bij MARPOL 73/78, afgegeven aan elk olietankschip met een bruto-inhoud van 150 ton en meer alsmede aan elk ander schip met een bruto-inhoud van 400 ton en meer, dat reizen maakt naar havens of laad- of losplaatsen buitengaats binnen de rechtsmacht van andere Partijen bij MARPOL 73/78. Het certificaat wordt aangevuld met een Journaal van constructie en uitrusting voor schepen niet zijnde olietankschepen (formulier A) of een Journaal voor constructie en uitrusting voor olietankschepen (formulier B), al naargelang van toepassing.
|
MARPOL 73/78, Bijlage I, voorschrift 5
|
|
Oliejournaal
Elk olietankschip met een bruto-inhoud van 150 ton of meer en elk schip, niet zijnde een olietankschip, met een bruto-inhoud van 400 ton of meer, moet zijn voorzien van een Oliejournaal, Deel I (Werkzaamheden in machineruimten). Elk olietankschip met een brutotonnage van 150 ton of meer moet tevens zijn voorzien van een Oliejournaal Deel II (Lading- en ballasthandelingen).
|
MARPOL 73/78, Bijlage I, voorschrift 20
|
|
Rampenplan voor olieverontreiniging aan boord van schepen
Ieder olietankschip met een brutotonnage van 150 ton of meer en ieder ander schip, niet zijnde een olietankschip, met een brutotonnage van 400 ton of meer, moet een door de Administratie goedgekeurd rampenplan voor olieverontreiniging aan boord hebben.
|
MARPOL 73/78, Bijlage I, voorschrift 26
|
|
Internationaal Certificaat van voorkoming van verontreiniging door sanitair afval
Een Internationaal Certificaat van voorkoming van verontreiniging door sanitair afval wordt afgegeven na een eerste onderzoek of een hernieuwd onderzoek in overeenstemming met de bepalingen van voorschrift 4 van Bijlage IV van MARPOL 73/78 aan elk schip dat aan de eisen van die Bijlage moet voldoen en dat vaart naar havens of losplaatsen buitengaats onder de rechtsmacht van andere Partijen bij het Verdrag.
|
MARPOL 73/78, Bijlage IV, voorschrift 5; MEPC/Circ. 408
|
|
Plan voor het beheer van afvalstoffen
Elk schip met een bruto-inhoud van 400 ton of meer en elk schip dat 15 personen of meer mag vervoeren moet een plan voor het beheer van afvalstoffen aan boord hebben, waaraan de bemanning zich moet houden.
|
MARPOL 73/78, Bijlage V, voorschrift 9
|
|
Vuilnisjournaal
Elk schip met een bruto-inhoud van 400 ton of meer en elk schip dat 15 personen of meer mag vervoeren en dat vaart naar havens of losplaatsen buitengaats onder de rechtsmacht van andere Partijen bij het Verdrag alsmede elk vast of drijvend platform bestemd voor de exploratie en exploitatie van de zeebodem moet beschikken over een vuilnisjournaal.
|
MARPOL 73/78, Bijlage V, voorschrift 9
|
|
Reisgegevensrecordersysteem – conformiteitscertificaat
Het reisgegevensrecordersysteem, met inbegrip van alle sensors, moet aan een jaarlijkse werkingsbeproeving worden onderworpen. De beproeving moet worden uitgevoerd door een goedgekeurd beproevings- of onderhoudsstation teneinde de nauwkeurigheid, de levensduur en de herstelbaarheid van de opgeslagen gegevens te controleren. Daarnaast moeten beproevingen en inspecties worden uitgevoerd om vast te stellen in hoeverre alle beschermende behuizingen en plaatsbepalingsvoorzieningen kunnen worden onderhouden. Aan boord moet een afschrift aanwezig zijn van het door het beproevingsstation afgegeven conformiteitscertificaat, met vermelding van de geldigheidsdatum en de desbetreffende uitvoeringsnormen.
|
SOLAS 1974, voorschrift V/18.8
|
|
Handleiding voor het vastzetten van lading
Alle lading, anders dan vaste en vloeibare bulklading, laadeenheden en ladingvervoerseenheden moeten gedurende de gehele reis worden geladen, gestuwd en zeevast gezet in overeenstemming met de door de Administratie goedgekeurde Handleiding voor het vastzetten van lading. In schepen met ro-ro laadruimten, als omschreven in voorschrift II-2/3.41, moet het zeevast zetten van de lading, laadeenheden en ladingvervoerseenheden, in overeenstemming met de Handleiding voor het vastzetten van lading, zijn voltooid voordat het schip de aanlegplaats verlaat. De Handleiding voor het vastzetten van lading is vereist op alle typen schepen die lading vervoeren anders dan vaste en vloeibare bulklading, en moet ten minste gelijkwaardig zijn aan de door de Organisatie ontwikkelde richtlijnen.
|
SOLAS 1974 (wijzigingen 2002) voorschriften VI/5. 6 en VII/5; MSC/Circ.745
|
|
Conformiteitsdocument
Een Conformiteitsdocument wordt afgegeven aan elke maatschappij die voldoet aan de vereisten van de ISM-Code. Een afschrift van het document moet aan boord aanwezig zijn.
|
SOLAS 1974, voorschrift IX/4; ISM-Code paragraaf 13
|
|
Veiligheidsbeheercertificaat
Een Veiligheidsbeheercertificaat wordt afgegeven aan elk schip door de Administratie of een door de Administratie erkende organisatie. Alvorens het Veiligheidsbeheercertificaat af te geven controleert de Administratie of een door haar erkende organisatie of de onderneming en de bedrijfsvoering aan boord conform het goedgekeurde veiligheidsbeheersysteem zijn.
|
SOLAS 1974, voorschrift IX/4; ISM-Code paragraaf 13
|
|
Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat (ISSC-certificaat) of voorlopig ISSC-certificaat
Een Internationaal Scheepsveiligheidscertificaat (ISSC-certificaat) wordt afgegeven aan elk schip door de Administratie of een door haar erkende organisatie ter bevestiging dat het schip voldoet aan de bepalingen inzake veiligheid op zee van SOLAS, hoofdstuk XI-2 en deel A van de ISPS-Code. Krachtens ISPS-code deel A, sectie 19.4 mag een voorlopig ISSC-certificaat worden afgegeven.
|
SOLAS 1974 (wijzigingen 2002), voorschrift XI-2/9.1.1; ISPS- Code deel A sectie 19 en aanhangsels.
|
|
Scheepsveiligheidsplan en bijbehorende journaals
Aan boord van elk schip moet een door de Administratie goedgekeurd Scheepsveiligheidsplan aanwezig zijn. In het plan worden voorzieningen getroffen voor de drie veiligheidsniveaus zoals omschreven in deel A van de ISPS-code. Journaals inzake de onderstaande activiteiten, die in het Scheepsveiligheidsplan aan de orde komen, worden ten minste gedurende de door de Administratie bepaalde minimumperiode aan boord bewaard:
1. training en oefeningen;
2. veiligheidsbedreigingen en -incidenten;
3. inbreuken op de veiligheid;
4. veranderingen van het veiligheidsniveau;
5. communicatie die verband houdt met de directe veiligheid van het schip, bijvoorbeeld specifieke bedreigingen van het schip of de havenfaciliteiten waar het schip zich bevindt of is geweest;
6. interne onderzoeken en toetsingen van veiligheidsactiviteiten;
7. periodieke toetsing van de veiligheidsbeoordeling van het schip;
8. periodieke toetsing van het Scheepsveiligheidsplan;
9. implementatie van eventuele wijzigingen van het plan; en
10. onderhoud, ijken en testen van veiligheidsapparatuur aan boord, met inbegrip van het testen van het scheepsveiligheid waarschuwingssysteem (ship security alert system, SSAS).
|
SOLAS 1974 (wijzigingen 2002), voorschrift XI-2/9; ISPS- Code deel A, secties 9 en 10
|
|
Continu Overzichtsrapport (CSR)
Elk schip waarop hoofdstuk I van het verdrag van toepassing is, moet zijn voorzien van een Continu Overzichtsrapport (CSR). Het CSR is bedoeld om aan boord aan de hand van een aantal in het rapport geregistreerde gegevens de levensloop van het schip vast te leggen.
|
SOLAS 1974 (wijzigingen 2002), voorschrift XI-1/5
|
2
|
Naast de in het bovenstaande deel 1 bedoelde certificaten, moeten passagiersschepen de volgende certificaten aan boord hebben:
|
|
|
Veiligheidscertificaat voor passagiersschepen1)
Een zogeheten Veiligheidscertificaat voor passagiersschepen wordt afgegeven na inspectie en controle van een passagiersschip dat voldoet aan de vereisten van de hoofdstukken II-1, II-2, III en IV en eventuele andere relevante vereisten van SOLAS 1974. Een Uitrustingsrapport voor het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen (Formulier P) moet permanent gehecht zijn aan het certificaat.
|
SOLAS 1974, voorschrift I/12, zoals gewijzigd bij de GMDSS-wijzigingen; SOLAS-Protocol 1988, voorschrift I/12, (wijzigingen 2000), aanhangsel
|
|
Certificaat tot vrijstelling2)
Wanneer vrijstelling wordt verleend ingevolge en conform de bepalingen van SOLAS 1974, wordt een zogeheten Certificaat tot vrijstelling afgegeven in aanvulling op de bovengenoemde certificaten.
|
SOLAS 1974, voorschrift I/12; SOLAS-Protocol 1988, voorschrift I/12
|
|
Veiligheidscertificaat voor passagiersschepen op bijzondere reizen, Certificaat passagiersruimten op passagiersschepen op bijzondere reizen
Een Veiligheidscertificaat voor passagiersschepen op bijzondere reizen wordt afgegeven krachtens de bepalingen van Overeenkomst betreffende passagiersschepen gebezigd op bijzondere reizen, 1971.
|
STP 71, regel 5
|
|
|
|
|
Een zogeheten Certificaat passagiersruimten op passagiersschepen op bijzondere reizen wordt afgegeven krachtens de bepalingen van het Protocol betreffende de eisen ten aanzien van passagiersruimten op passagiersschepen gebezigd op bijzondere reizen, 1973.
|
SSTP 73, regel 5
|
|
Plan inzake samenwerking bij opsporing en redding
Passagiersschepen waarop Hoofdstuk I van het Verdrag van toepassing is, moeten een plan aan boord hebben voor samenwerking met de desbetreffende opsporings- en reddingsdiensten in geval van nood.
|
SOLAS 1974 (wijzigingen 2000), voorschrift V/7.3
|
|
Lijst van operationele beperkingen
Passagiersschepen waarop Hoofdstuk 1 van het Verdrag van toepassing is, moeten een lijst aan boord hebben met alle operationele beperkingen van het schip, met inbegrip van vrijstellingen van de SOLAS-voorschriften, beperkingen in de vaargebieden, beperkingen vanwege het weer, beperkingen met betrekking tot de toestand van de zee of de toegestane lading, beperkingen ten aanzien van kop- of stuurlast, snelheid en andere beperkingen, hetzij opgelegd door de Administratie, hetzij vastgesteld tijdens de ontwerp- of bouwfase.
|
SOLAS 1974 (wijzigingen 2000), voorschrift V/30
|
|
Beslissingsondersteunend systeem voor gezagvoerders
Op alle passagiersschepen moet op de brug een beslissingsondersteunend systeem voor het beheersen van noodsituaties zijn aangebracht.
|
SOLAS 1974, voorschrift III/29
|
3
|
Naast de in het bovenstaande deel 1 bedoelde certificaten, moeten vrachtschepen de volgende certificaten aan boord hebben:
|
|
|
Veiligheidsconstructiecertificaat voor vrachtschepen3)
Het zogeheten Veiligheidsconstructiecertificaat voor vrachtschepen wordt afgegeven na onderzoek van een vrachtschip met een brutotonnage van 500 ton of meer dat voldoet aan de vereisten voor vrachtschepen, zoals vervat in voorschrift I/10 van SOLAS 1974, en dat voldoet aan de toepasselijke vereisten van de hoofdstukken II-1 en II-2, anders dan die betrekking hebben op brandblusmiddelen en brandbeveiligingsplannen.
|
SOLAS 1974, voorschrift I/12, zoals gewijzigd bij de GMDSS-wijzigingen; SOLAS-Protocol 1988, voorschrift I/12
|
|
Uitrustingscertificaat voor vrachtschepen4)
Een zogeheten Uitrustingscertificaat voor vrachtschepen wordt afgegeven na onderzoek van een vrachtschip met een brutotonnage van 500 ton of meer dat voldoet aan de relevante vereisten van de hoofdstukken II-1 en II-2 en III en eventuele andere relevante vereisten van SOLAS 1974. Een Uitrustingsrapport voor het Uitrustingscertificaat voor vrachtschepen (Formulier E) moet permanent gehecht zijn aan het certificaat.
|
SOLAS 1974, voorschrift I/12, zoals gewijzigd bij de GMDSS-wijzigingen; SOLAS-Protocol 1988, voorschrift I/12 (wijzigingen 2000), aanhangsel
|
|
Radioveiligheidscertificaat voor vrachtschepen5)
Een zogeheten Radioveiligheidscertificaat voor vrachtschepen wordt afgegeven na onderzoek van een vrachtschip met een brutotonnage van 300 ton of meer, dat is uitgerust met een radioinstallatie, met inbegrip van die gebruikt in reddingsmiddelen, die voldoet aan de vereisten van de hoofdstukken III en IV en eventuele andere relevante vereisten van SOLAS 1974. Een Uitrustingsrapport voor het Radioveiligheidscertificaat voor vrachtschepen (Formulier R) moet permanent gehecht zijn aan het certificaat.
|
SOLAS 1974, voorschrift I/12, zoals gewijzigd bij de GMDSS-wijzigingen; SOLAS-Protocol 1988, voorschrift I/12
|
|
Veiligheidscertificaat voor vrachtschepen
Een zogeheten Veiligheidscertificaat voor vrachtschepen kan worden afgegeven na onderzoek van een vrachtschip dat voldoet aan de relevante vereisten van de hoofdstukken II-1, II-2, III, IV en V en eventuele andere relevante vereisten van SOLAS 1974, zoals gewijzigd bij het SOLAS-Protocol van 1988, als alternatief voor de bovengenoemde veiligheidscertificaten voor vrachtschepen. Een Uitrustingsrapport voor het veiligheidscertificaat voor vrachtschepen (Formulier C) moet permanent gehecht zijn aan het certificaat.
|
SOLAS-Protocol 1988 voorschrift I/12 (wijzigingen 2000), aanhangsel
|
|
Certificaat tot vrijstelling6)
Wanneer aan een schip vrijstelling wordt verleend ingevolge en conform de bepalingen van SOLAS 1974, wordt een zogeheten Certificaat tot vrijstelling afgegeven in aanvulling op de bovengenoemde certificaten.
|
SOLAS 1974, voorschrift I/12; SOLAS-Protocol 1988, voorschrift I/12
|
|
Vergunning voor het vervoer van graan
Een vergunning wordt afgegeven aan elk schip dat geladen is in overeenstemming met de bepalingen van de Internationale Code voor het veilig vervoer van graan in bulk, hetzij door de Administratie of een door haar erkende organisatie, hetzij door een Verdragsluitende Regering namens de Administratie. Het document wordt gevoegd bij of opgenomen in het handboek voor het laden van graan dat de gezagvoerder in staat stelt aan de stabiliteitsvereisten van de Code te voldoen.
|
SOLAS 1974, voorschrift VI/9; Internationale Code voor het veilig vervoer van graan in bulk, deel 3
|
|
Certificaat inzake verzekering of andere financiële zekerheid ter zake van aansprakelijkheid bij schade door verontreiniging door olie
Een certificaat houdende verklaring dat een verzekering of andere financiële zekerheid van kracht is, wordt afgegeven aan elk schip dat meer dan 2000 ton olie als bulklading vervoert. Het wordt afgegeven of gewaarmerkt door de bevoegde autoriteit van de Staat waar het schip is geregistreerd nadat is vastgesteld dat aan de vereisten van artikel VII, eerste lid, van het CLC-Verdrag is voldaan.
|
CLC 1969, artikel VII
|
|
Certificaat inzake verzekering of andere financiële zekerheid ter zake van aansprakelijkheid bij schade door verontreiniging door olie
Een certificaat houdende verklaring dat een verzekering of andere financiële zekerheid van kracht is in overeenstemming met de bepalingen van het CLC-Verdrag, 1992, wordt afgegeven aan elk schip dat meer dan 2000 ton olie als bulklading vervoert nadat door de bevoegde autoriteit van een Verdragsluitende Staat is vastgesteld dat aan de vereisten van artikel VII, eerste lid, van het Verdrag is voldaan. Met betrekking tot een schip geregistreerd in een Verdragsluitende Staat wordt een dergelijk certificaat afgegeven door de bevoegde autoriteit van de Staat waar het schip geregistreerd is; met betrekking tot een schip dat niet in een Verdragsluitende Staat geregistreerd is, kan het worden afgegeven of gewaarmerkt door de bevoegde autoriteit van elke Verdragsluitende Staat.
|
CLC 1992, artikel VII
|
|
Uitgebreid inspectierapport
Bulkcarriers en olietankschepen moeten beschikken over een inspectierapport en ondersteunende documenten die in overeenstemming zijn met punt 6.2 en 6.3 van Bijlage A en Bijlage B bij resolutie A.744 (18) – Richtlijnen inzake het uitgebreide inspectieprogramma tijdens inspecties van bulkcarriers en olietankschepen.
|
SOLAS 1974 (wijzigingen 2002), voorschrift XI-1/2; resolutie A.744(18)
|
|
Verslag van het bewakings- en regelsysteem voor olielozingen van de laatste reis in ballast
Onverminderd het bepaalde in de leden 4, 5, 6 en 7 van voorschrift 15 van Bijlage I bij MARPOL 73/78, moet elk olietankschip met een brutotonnage van 150 ton of meer zijn uitgerust met een door de Administratie goedgekeurd bewakings- en regelsysteem voor olielozingen. Het systeem moet zijn voorzien van apparatuur voor doorlopende registratie van de lozing van olie in liters per zeemijl en de totale hoeveelheid geloosde olie, of het oliegehalte en de hoeveelheid geloosde vloeistof per tijdseenheid. Deze registratie moet de aanduiding van tijd en datum omvatten en ten minste drie jaar worden bewaard.
|
MARPOL 73/78, Bijlage I, voorschrift 15(3)(a)
|
|
Ladinggegevens
De verzender voorziet de gezagvoerder of zijn vertegenwoordiger, vóór het laden, van de juiste, schriftelijk bevestigde, informatie over de lading. Bij bulkcarriers moet de bovengenoemde informatie ook de dichtheid van de lading omvatten.
|
SOLAS 1974, voorschriften VI/2 en XII/10; MSC/Circ. 663
|
|
Bulkcarrierboekje
Om de kapitein in staat te stellen te grote spanningen op de constructie van het schip te voorkomen, moet op het schip dat vaste bulkladingen laadt en lost, het in SOLAS-voorschrift VI/7.2 bedoelde boekje aanwezig zijn. Het boekje moet door of namens de Administratie worden aangetekend teneinde aan te geven dat aan de SOLAS-voorschriften XII/4, 5, 6 en 7, naargelang van toepassing, is voldaan. In plaats van in een afzonderlijk boekje, kan de vereiste informatie ook worden opgenomen in het boekje Stabiliteit in onbeschadigde toestand.
|
SOLAS 1974, voorschriften VI/7 en XII/8; Gedragscode voor het veilig laden en lossen van bulkcarriers (BLU Code)
|
|
Handboek voor aangewezen schone ballasttanks
Op elk olietankschip dat gebruik maakt van aangewezen schone ballasttanks in overeenstemming met de bepalingen van voorschrift 13(10) van Bijlage I bij MARPOL 73/78 moet een Handboek voor aangewezen schone ballasttanks aanwezig zijn, waarin het systeem en de werkwijzen beschreven staan. Dit handboek moet ten genoegen van de Administratie zijn en alle informatie bevatten die is opgenomen in de specificaties genoemd in het tweede lid van voorschrift 13A van Bijlage I bij MARPOL 73/78.
|
MARPOL 73/78, Bijlage I, voorschrift 13A
|
|
Handboek voor het wassen met ruwe olie (COW-handboek)
Op elk olietankschip dat gebruik maakt van systemen voor het wassen met ruwe olie moet een Handboek voor het wassen met ruwe olie aanwezig zijn, waarin het systeem, de apparatuur en de werkwijzen beschreven staan. Dit handboek moet ten genoegen van de Administratie zijn en alle informatie bevatten die is opgenomen in de specificaties genoemd in het tweede lid van voorschrift 13B van Bijlage I bij MARPOL 73/78.
|
MARPOL 73/78, Bijlage I, voorschrift 13B
|
|
Keuringsregeling scheepvaart (CAS), Verklaring van naleving, definitief CAS-rapport en Toetsingsverslag
Een Verklaring van naleving wordt door de Administratie afgegeven aan elk olietankschip dat is onderzocht in overeenstemming met de vereisten van de keuringsregeling scheepvaart (CAS) (resolutie MEPC.94(46), als gewijzigd) en dat aan deze vereisten voldoet. Daarnaast moet een afschrift van het definitieve CAS-rapport, getoetst door de Administratie voor de afgifte van de Verklaring van naleving en een afschrift van het desbetreffende toetsingsverslag aan boord blijven bij de Verklaring van naleving.
|
MARPOL 73/78, Bijlage I (wijzigingen 2001(resolutie MEPC.95 (46)), voorschrift 13G; resolutie MEPC.94(46)
|
|
Handboek hydrostatisch gebalanceerd beladen (HBL)
Elk olietankschip dat, in overeenstemming met voorschrift 13G(6)(b), gebruik maakt van hydrostatisch gebalanceerd beladen, moet zijn voorzien van een handboek in overeenstemming met resolutie MEPC.64(36).
|
MARPOL 73/78, Bijlage I (wijzigingen 2001(resolutie MEPC.95 (46)), voorschrift 13G
|
|
Handboek bewakings- en regelsysteem voor olielozingen (ODMC)
Elk olietankschip dat is uitgerust met een bewakings- en regelsysteem voor olielozingen moet zijn voorzien van instructies over de bediening van het systeem in overeenstemming met een door de Administratie goedgekeurd handboek.
|
MARPOL 73/78, Bijlage I, voorschrift 15(3)(c)
|
|
Informatie over waterdichte indeling en stabiliteit
Elk olietankschip waarop voorschrift 25 van Bijlage I bij MARPOL 73/78 van toepassing is, moet zijn voorzien van de informatie, in een goedgekeurde vorm, met betrekking tot het laden en verdelen van de lading die benodigd is om aan de bepalingen van dit voorschrift te voldoen en van gegevens omtrent het vermogen van het schip te voldoen aan de criteria betreffende de stabiliteit van het schip in beschadigde toestand overeenkomstig dit voorschrift.
|
MARPOL 73/78, Bijlage I, voorschrift 25
|
4
|
Naast de in het bovenstaande deel 1 en 3 genoemde certificaten moet elk schip dat schadelijke vloeistoffen in bulk vervoert tevens de volgende documenten aan boord hebben, al naargelang van toepassing:
|
|
|
Internationaal certificaat betreffende voorkoming van verontreiniging voor het vervoer van schadelijke vloeistoffen in bulk (NLS-certificaat)
Een Internationaal Certificaat betreffende voorkoming van verontreiniging voor het vervoer van schadelijke vloeistoffen in bulk (NLS-certificaat) wordt, na een onderzoek overeenkomstig de bepalingen van voorschrift 10 van Bijlage II bij MARPOL 73/78, afgegeven aan elk schip dat bestemd is om schadelijke vloeistoffen in bulk te vervoeren en dat reizen maakt naar havens of laad- of losplaatsen buitengaats onder de rechtsmacht van andere Partijen bij MARPOL 73/78. Wat betreft chemicaliëntankschepen hebben het Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van gevaarlijke chemicaliën in bulk en het Internationaal Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van gevaarlijke chemicaliën in bulk, afgegeven krachtens de bepalingen van respectievelijk de Code voor chemicaliën in bulk en de Internationale Code voor chemicaliën in bulk, dezelfde geldigheid als het NLS-certificaat en worden zij op gelijke wijze erkend.
|
MARPOL 73/78, Bijlage II, voorschriften 11 en 12A
|
|
Ladingjournaal
Elk schip waarop Bijlage II bij MARPOL 73/78 van toepassing is, moet zijn voorzien van een Ladingjournaal, al dan niet als onderdeel van het voorgeschreven Scheepsjournaal, in de vorm als omschreven in aanhangsel IV bij de Bijlage.
|
MARPOL 73/78, Bijlage II, voorschrift 9
|
|
Handboek voor procedures en voorzieningen (P&A-handboek)
Op elk schip dat bestemd is voor het vervoer van schadelijke vloeistoffen in bulk moet een door de Administratie goedgekeurd Handboek voor procedures en voorzieningen aanwezig zijn.
|
Resolutie MEPC.18(22), hoofdstuk 2; MARPOL 73/78, Bijlage II, voorschriften 5, 5A en 8
|
|
Rampenplan aan boord van schepen voor verontreiniging van de zee door schadelijke vloeistoffen
Elk schip met een brutotonnage van 150 ton of meer bestemd voor het vervoer in bulk van schadelijke vloeistoffen moet een door de Administratie goedgekeurd rampenplan voor verontreiniging van de zee door schadelijke vloeistoffen aan boord hebben.
|
MARPOL 73/78, Bijlage II, voorschrift 16
|
5
|
Naast de in het bovenstaande deel 1 en 3 genoemde certificaten moet elk chemicaliëntankschip tevens de volgende documenten aan boord hebben, al naargelang van toepassing:
|
|
|
Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van gevaarlijke chemicaliën in bulk
Een zogeheten Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van gevaarlijke chemicaliën in bulk, waarvan het model is opgenomen in het aanhangsel bij de Code voor chemicaliën in bulk, moet na een eerste of periodiek onderzoek worden afgegeven aan een chemicaliëntankschip dat internationale reizen maakt en voldoet aan de relevante vereisten van de Code.
|
BCH-Code deel 1.6; BCH-Code als gewijzigd bij resolutie MSC.18(58), deel 1.6
|
|
|
|
|
Noot: De Code is ingevolge Bijlage II bij MARPOL 73/78 verplicht voor chemicaliëntankschepen die vóór 1 juli 1986 zijn gebouwd.
|
|
|
|
|
|
of
|
|
|
Internationaal Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van gevaarlijke chemicaliën in bulk
Een zogeheten Internationaal Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van gevaarlijke chemicaliën in bulk, waarvan het model is opgenomen in het aanhangsel bij de Internationale Code voor chemicaliën bulk, moet na een eerste of periodiek onderzoek worden afgegeven aan een chemicaliëntankschip dat internationale reizen maakt en voldoet aan de relevante vereisten van de Code.
|
IBC-Code, deel 1.5; IBC-Code als gewijzigd bij resolutie MSC.16(58) en resolutie MEPC.40(29), deel 1.5
|
|
|
|
|
Noot: De Code is ingevolge zowel hoofdstuk VII van SOLAS 1974 als Bijlage II bij MARPOL 73/78 verplicht voor chemicaliëntankschepen die op of na 1 juli 1986 zijn gebouwd.
|
|
6
|
Naast de in het bovenstaande deel 1 en 3 genoemde certificaten moet elk gastankschip tevens de volgende documenten aan boord hebben, al naargelang van toepassing:
|
|
|
Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen in bulk
Een zogeheten Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen in bulk, waarvan het model is opgenomen in het aanhangsel bij de Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren, moet na een eerste of periodiek onderzoek worden afgegeven aan een gastankschip dat voldoet aan de relevante vereisten van de Code.
|
GC-Code deel 1.6
|
|
Internationaal certificaat van geschiktheid voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen in bulk
Een zogeheten Internationaal Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen in bulk, waarvan het model is opgenomen in het aanhangsel bij de Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren, moet na een eerste of periodiek onderzoek worden afgegeven aan een gastankschip dat voldoet aan de relevante vereisten van de Code.
|
IGC-Code, deel 1.5; IGC-Code als gewijzigd bij resolutie MSC.17(58), deel 1.5
|
|
|
|
|
Noot: De Code is ingevolge hoofdstuk VII van SOLAS 1974 verplicht voor gastankschepen die op of na 1 juli 1986 zijn gebouwd.
|
|
7
|
Naast de in het bovenstaande deel 1 en 2 of 3 genoemde certificaten moet elk hogesnelheidsvaartuig tevens de volgende documenten aan boord hebben, al naargelang van toepassing:
|
|
|
Veiligheidscertificaat voor hogesnelheidsvaartuigen
Een zogeheten Veiligheidscertificaat voor hogesnelheidsvaartuigen wordt na voltooiing van een eerste of hernieuwd onderzoek afgegeven aan een vaartuig dat voldoet aan de vereisten van de HSC-Code 1994, of de HSC-Code 2000, al naargelang van toepassing.
|
SOLAS 1974, voorschrift X/3; HSC-Code 1994, deel 1.8; HSC-Code 2000, deel 1.8
|
|
Vergunning voor de exploitatie voor hogesnelheidsvaartuigen
Een zogeheten Vergunning voor de exploitatie van hogesnelheidsvaartuigen wordt afgegeven aan een vaartuig dat voldoet aan de vereisten als vervat in punt 1.2.2 tot en met 1.2.7 van de HSC-Code 1994 of de HSC-Code 2000, al naargelang van toepassing.
|
HSC-Code 1994, deel 1.9; HSC-Code 2000, deel 1.9
|
8
|
Naast de in het bovenstaande deel 1 en 2 of 3 genoemde certificaten moet elk schip dat gevaarlijke stoffen vervoert tevens de volgende documenten aan boord hebben, al naargelang van toepassing:
|
|
|
Document van overeenstemming met de bijzondere eisen die gelden voor schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren
De Administratie moet het schip voorzien van een officieel document waaruit blijkt dat de constructie en de uitrusting voldoen aan de vereisten van voorschrift II-2/19 van SOLAS 1974. Certificering voor gevaarlijke stoffen, behoudens vaste gevaarlijke stoffen in bulk, is niet vereist voor lading van klasse 6.2 en 7 en gevaarlijke stoffen in kleine hoeveelheden.
|
SOLAS 1974, (wijzigingen 2000), voorschrift II-2/19.4
|
9
|
Naast de in het bovenstaande deel 1 en 2 of 3 genoemde certificaten moet elk schip dat gevaarlijke stoffen in verpakte vorm vervoert tevens de volgende documenten aan boord hebben, al naargelang van toepassing:
|
|
|
Manifest van gevaarlijke stoffen of stuwplan
Elk schip dat gevaarlijke stoffen in verpakte vorm vervoert, moet een speciale lijst of een manifest aan boord hebben waarin, in overeenstemming met de in de IMDG-Code genoemde classificatie, de gevaarlijke stoffen aan boord en de plaats waar deze zich bevinden, worden omschreven. Elk schip dat gevaarlijke stoffen in vaste vorm in bulk vervoert, moet een lijst of manifest aan boord hebben waarin de gevaarlijke stoffen aan boord en de plaats waar deze zich bevinden, worden omschreven. In plaats van een dergelijke speciale lijst of een manifest kan een gedetailleerd stuwplan, waarin klasse en plaats van stuwage van alle aan boord aanwezige gevaarlijke stoffen zijn aangegeven, worden gebruikt. Voor vertrek moet een afschrift van een van deze documenten aan de door de autoriteit van de havenstaat aangewezen persoon of organisatie beschikbaar worden gesteld.
|
SOLAS 1974, (wijzigingen 2000) voorschriften VII/4.5 en VII/7-2; MARPOL 73/78, Bijlage III, voorschrift 4
|
10
|
Naast de in het bovenstaande deel 1 en 2 of 3 genoemde certificaten moet elk schip dat bestraalde splijtstoffen (INF) vervoert tevens de volgende documenten aan boord hebben, al naargelang van toepassing:
|
|
|
Internationaal Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van INF-lading
Een schip dat INF-lading vervoert moet voldoen aan de vereisten van de Internationale Code van veiligheidsvoorschriften voor het vervoer van bestraalde splijtstoffen, plutonium en hoogradioactief afval in vaten aan boord van een schip (INF-Code), naast eventuele andere van toepassing zijnde vereisten van SOLAS-voorschriften. Het schip wordt geïnspecteerd en krijgt een Internationaal Certificaat van geschiktheid voor het vervoer van INF-lading.
|
SOLAS 1974, voorschrift VII/16; INF-Code (resolutie MSC.88(71)), paragraaf 1.3
|
11
|
Naast de in het bovenstaande deel 1 en 2 of 3 genoemde certificaten moet elk nucleair schip tevens de volgende documenten aan boord hebben, al naargelang van toepassing:
|
|
|
Een Veiligheidscertificaat voor Reactor-Vrachtschepen of een Veiligheidscertificaat voor Reactor-Passagiersschepen, in plaats van een Veiligheidscertificaat voor vrachtschepen of Veiligheidscertificaat voor passagiersschepen, al naargelang van toepassing.
Aan elk schip met kernvoortstuwing wordt het certificaat afgegeven dat vereist is krachtens hoofdstuk VIII van SOLAS.
|
SOLAS 1974, voorschrift VIII/10
|