Ingangsdatum:
04-04-2001
Geldig tot en met:
13-05-2005
A.Procedures en criteria inzake vaarbevoegdheidsbewijzenEen lidstaat mag alleen door derde landen afgegeven
passende vaarbevoegdheidsbewijzen als geldig erkennen en van een officiële
verklaring voorzien voor het dienst doen aan boord van onder zijn vlag varende
schepen, indien aan onderstaande voorwaarden is voldaan. 1. Ter erkenning aangeboden passende
vaarbevoegdheidsbewijzen moeten zijn afgegeven door een partij bij het STCW-Verdrag.
2. a) Van het derde land
dat het passende vaarbevoegdheidsbewijs afgeeft, moet door de Maritieme
Veiligheidscommissie (MSC) van de IMO zijn vastgesteld dat het volledige uitvoering
heeft gegeven aan de bepalingen van het STCW-Verdrag.
b)
De lidstaat heeft zich via alle nodige maatregelen, die onder meer de inspectie van
voorzieningen en procedures kunnen omvatten, ervan vergewist dat de voorschriften
betreffende bekwaamheidsnormen, de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen en officiële
verklaringen en de registratie daarvan volledig worden nageleefd, en dat er een
stelsel van kwaliteitsnormen is vastgesteld in overeenstemming met de eisen van
Voorschrift I/8 van het STCW-Verdrag.
3.
Indien niet aan de vereiste van punt 2, onder a), is voldaan, omdat de MSC van de IMO
nog niet heeft kunnen vaststellen dat het derde land in kwestie volledige uitvoering
heeft gegeven aan de bepalingen van het STCW-Verdrag, zijn de volgende bepalingen van
toepassing:
a) het derde land moet aan de lidstaat en
aan de IMO informatie verstrekken betreffende:
i)
teksten van wetten, decreten, beschikkingen, verordeningen en instrumenten die verband
houden met de uitvoering van het STCW-Verdrag;
ii) een
uitvoerige beschrijving van de inhoud en de duur van studiecursussen, met inbegrip van
een duidelijke verklaring omtrent het beleid dat gevolgd wordt op het gebied van
onderwijs, opleiding, examinering, beoordeling van de bekwaamheid en
vaarbevoegdheidsverlening;
iii) nationale
examinerings- en andere voorschriften voor elk soort vaarbevoegdheidsbewijs dat in
overeenstemming met het STCW-Verdrag wordt afgegeven;
iv) een toereikend aantal voorbeelden van, in
overeenstemming met het STCW-Verdrag, afgegeven, vaarbevoegdheidsbewijzen;
v) informatie over de organisatie van het
landsbestuur;
vi) een beknopte uiteenzetting van de
voorziene en bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen die ervoor moeten
zorgen dat aan de voorschriften voldaan wordt, met name op het gebied van opleiding en
beoordeling, alsmede afgifte en registratie van vaarbevoegdheidsbewijzen;
vii) een beknopt overzicht van de procedures voor
het machtigen, erkennen of goedkeuren van opleidingen en examineringen alsook de door
het STCW-Verdrag voorgeschreven beoordelingen van bekwaamheid, de daaraan verbonden
voorwaarden, en een lijst van de verleende machtigingen, erkenningen en goedkeuringen;
b) de lidstaat moet de ter informatie verstrekte
feiten vergelijken met alle relevante voorschriften van het STCW-Verdrag om te
verzekeren dat volledig uitvoering is gegeven aan de bepalingen van het STCW-Verdrag;
c) de lidstaat heeft zich via alle nodige maatregelen,
die onder meer de inspectie van installaties en procedures kunnen omvatten, ervan
vergewist dat de voorschriften betreffende bekwaamheidsnormen, de afgifte van
vaarbevoegdheidsbewijzen en officiële verklaringen en de registratie daarvan volledig
worden nageleefd, en dat er een stelsel van kwaliteitsnormen is vastgesteld in
overeenstemming met de eisen van Voorschrift I/8 van het STCW-Verdrag;
d) op basis van statistische gegevens over de
voornaamste landen die arbeidskrachten voor de maritieme sector leveren, wordt via de
procedure bedoeld in artikel 23, lid 2, een lijst aangenomen en bijgewerkt met de
namen van derde landen waar, naast de bovengenoemde procedure, de inspectie van
maritieme instellingen en opleidingsprogramma's en cursussen verplicht is.
4. Lidstaten die een maritieme
opleidingsinstelling of opleidingsprogramma's en cursussen erkennen of goedkeuren,
passen behalve punt 2 of, in voorkomend geval, punt 3, de criteria in deel B van deze
bijlage toe.
5. De lidstaat draagt er zorg
voor dat het betrokken derde land zich ertoe verbindt hem snel in kennis te stellen
van alle ingrijpende veranderingen in de regelgeving betreffende opleiding en
verlening van vaarbevoegdheidsbewijzen die worden afgegeven in overeenstemming met het
STCW-Verdrag.
6. Ter erkenning aangeboden
bewijzen van beroepsbekwaamheid moeten voorzien zijn of vergezeld gaan van een
officiële verklaring, dan wel deze in hun formulering bevatten, die de afgifte door de
bovengenoemde partij bevestigt.
7. De
lidstaten treffen maatregelen om ervoor te zorgen dat zeevarenden die
vaarbevoegdheidsbewijzen voor functies op managementniveau ter erkenning aanbieden,
beschikken over de vereiste kennis van de zeevaartwetgeving van de lidstaat, voorzover
van toepassing voor de functies voor de uitoefening waarvan zij toestemming moeten
krijgen.
8. Vaarbevoegdheidsbewijzen en
officiële verklaringen die door een lidstaat krachtens het bepaalde in dit artikel
worden afgegeven ter erkenning of ter bevestiging van de erkenning van een door een
derde land afgegeven vaarbevoegdheidsbewijs mogen niet gebruikt worden als basis voor
een verdere erkenning door een andere lidstaat.
B. Criteria voor de erkenning of
goedkeuring van maritieme opleidingsinstellingen en maritieme studie- en
opleidingsprogramma's en cursussenI. Om te worden goedgekeurd als
maritieme opleidingsinstelling die studie en opleidingsprogramma's en cursussen mag
verzorgen welke door een lidstaat zijn aanvaard als beantwoordend aan de vereisten
die gelden voor het dienst doen aan boord van schepen die onder zijn vlag varen,
moet een maritieme opleidingsinstelling: 1. instructeurs hebben aangesteld die:
1.1. het opleidingsprogramma op zijn waarde kunnen
beoordelen en inzicht hebben in de specifieke leerdoelen van de bijzondere soort
opleiding die wordt gegeven;
1.2. bevoegd zijn voor de
taak waarvoor de opleiding wordt gegeven en
1.3. indien
gebruik wordt gemaakt van een simulator;
1.3.1. passende
aanwijzingen hebben ontvangen voor het geven van onderricht met behulp van simulatoren
en
1.3.2. praktijkervaring hebben opgedaan met de
bediening van het gebruikte type simulator;
2. toezichthouders hebben aangesteld die
geschikt zijn voor toezicht op de aan de instelling te verzorgen goedgekeurde
opleidingsprogramma's en cursussen en die een grondige kennis hebben van alle onder
hun toezicht vallende goedgekeurde opleidingsprogramma's en cursussen, met inbegrip
van de specifieke leerdoelen daarvan;
3.
beoordelaars hebben aangesteld die een passende opleiding hebben ontvangen in
beoordelingsmethoden en -praktijk en:
3.1. beschikken
over de vereiste mate van kennis en inzicht in de te beoordelen bekwaamheid;
3.2. bevoegd zijn voor de taak voor welke de
beoordeling wordt verricht;
3.3. passende aanwijzingen
hebben ontvangen over beoordelingsmethoden en -praktijk;
3.4. praktijkervaring hebben opgedaan met beoordelen
en,
3.5. indien voor de beoordeling simulatoren worden
gebruikt, praktijkervaring hebben opgedaan met beoordeling op het gebruikte type
simulator, onder toezicht en naar genoegen van een ervaren beoordelaar;
4. aantekening houden van alle bewijzen en
diploma's afgegeven aan studenten die een maritieme studie of opleiding aan de
instelling hebben voltooid, met inbegrip van gegevens over de gevolgde studie, de
opleiding en de betrokken data, tezamen met hun volledige naam en geboortedatum en
-plaats;
5. zo nodig informatie beschikbaar
stellen over de status van deze bewijzen en diploma's alsmede over de studie en de
opleiding;
6. de opleidings- en
beoordelingswerkzaamheden permanent op de voet volgen door middel van een
kwaliteitsbewakingssysteem, teneinde ervoor te zorgen dat de daarin omschreven
doelstellingen, met inbegrip van die betreffende de bevoegdheden en opgedane ervaring
van instructeurs en beoordelaars, worden gehaald en
7. met tussenpozen van niet meer dan vijf
jaar een evaluatie ondergaan, verricht door personen met passende bevoegdheden die
zelf niet betrokken zijn bij de desbetreffende opleidings- of
beoordelingswerkzaamheden, teneinde vast te stellen of het beheer, de organisatie en
opzet van de supervisie over en het intern toezicht op de administratieve en
operationele procedures aan hun doel beantwoorden en garanderen dat de omschreven
doelstellingen gehaald worden.
II.
Om te worden goedgekeurd als beantwoordend aan de maritieme studie- en
opleidingseisen die worden gesteld voor het dienst doen aan boord van onder de vlag
van een lidstaat varende schepen, moet een opleidingsprogramma of cursus: 1. gestructureerd zijn volgens schriftelijk
vastgelegde programma's die zodanige kennisoverdrachtsmethoden, -media en -procedures
en cursusmateriaal omvatten als nodig zijn om het voorgeschreven bekwaamheidsniveau te
halen;
2. worden geleid, begeleid,
geëvalueerd en ondersteund door personen die bevoegd zijn in overeenstemming met de
punten I.1, I.2 en I.3.