Ingangsdatum: 22-01-2002
als bedoeld in artikel 9, lid 3
InleidingAlvorens te bepalen of tijdens een inspectie geconstateerde tekortkomingen
aanhouding van het betrokken schip rechtvaardigen, past de inspecteur de in de punten
1 en 2 genoemde criteria toe.
Punt 3 bevat een niet-limitatieve lijst van
tekortkomingen die op zich aanhouding van het betrokken schip kunnen rechtvaardigen
(artikel 9, lid 3).
Wanneer de grond voor de aanhouding voortvloeit uit bij
een ongeval ontstane schade tijdens de reis van het schip naar de haven, wordt geen
aanhoudingsbevel uitgevaardigd, mits:
1. naar behoren is
voldaan aan de eisen van voorschrift I/11(c) van Solas 74 betreffende kennisgeving aan
de administratie van de vlaggestaat, de aangewezen inspecteur of de erkende
organisatie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het desbetreffende
certificaat,
2. de kapitein of reder, voordat het schip
de haven aandoet, de bevoegde autoriteit heeft ingelicht over de omstandigheden van
het ongeval en de ontstane schade, en informatie heeft gegeven over de vereiste
kennisgeving van de administratie van de vlaggestaat,
3.
door het schip naar genoegen van de bevoegde autoriteit passende herstelmaatregelen
worden getroffen, en
4. de bevoegde autoriteit, na in
kennis van de uitvoering van de herstelmaatregelen te zijn gesteld, zich ervan heeft
vergewist dat de gebreken, die duidelijk gevaar inhielden voor veiligheid, gezondheid
of het milieu, verholpen zijn.
1. Belangrijkste
criteriaWanneer hij beroepshalve moet beoordelen of een schip al dan niet moet
worden aangehouden, dient de inspecteur de volgende criteria toe te passen:
Tijdstip
Schepen die niet veilig zee kunnen kiezen,
worden bij de eerste inspectie aangehouden, ongeacht de tijd die het schip in de haven
zal doorbrengen.
Criterium
Het schip wordt
aangehouden indien de tekortkomingen zo ernstig zijn dat een inspecteur het opnieuw
moet bezoeken om zich er vóór afvaart van te vergewissen dat deze zijn verholpen.
De ernst van de tekortkomingen wordt bepaald door de noodzaak
dat de inspecteur terugkeert naar het schip. Dit brengt echter niet in alle gevallen
deze verplichting mee. Wel betekent het dat de instantie op enigerlei wijze, bij
voorkeur door een hernieuwd bezoek, verifieert dat de tekortkomingen vóór het vertrek
zijn verholpen.
2. Toepassing van de belangrijkste
criteriaWanneer hij beslist of de tekortkomingen van een schip ernstig genoeg zijn
om het schip aan te houden, dient de inspecteur te beoordelen of:
1. het schip de vereiste documenten heeft en of deze
geldig zijn;
2. het schip over de bemanning als vereist
in de Verklaring van Minimum-bemanningssterkte beschikt. Gedurende de inspectie dient
de inspecteur te bekijken of het schip en/of de bemanning in staat is:
3. de volgende bestemming veilig te bereiken;
4. tot de volgende bestemming de lading veilig te
behandelen, te vervoeren en te controleren;
5. tot de
volgende bestemming de machinekamer veilig te bedienen;
6. tot de volgende bestemming een goede voortstuwing
en besturing te handhaven;
7. tot de volgende bestemming
zo nodig efficiënt een brand te blussen in enig deel van het schip;
8. tot de volgende bestemming, wanneer nodig, het
schip snel en veilig te verlaten en reddingswerkzaamheden te verrichten;
9. tot de volgende bestemming verontreiniging van het
milieu te voorkomen;
10. tot de volgende bestemming een
passende stabiliteit te handhaven;
11. tot de volgende
bestemming het schip waterdicht en intact te houden;
12.
tot de volgende bestemming zo nodig in noodsituaties te communiceren;
13. tot de volgende bestemming te zorgen voor veilige
en gezonde omstandigheden aan boord.
Indien het antwoord op een
van deze vragen ontkennend luidt, wordt, rekening houdend met alle geconstateerde
tekortkomingen, aanhouding ernstig overwogen. Ook een combinatie van minder ernstige
tekortkomingen kan aanhouding van het schip rechtvaardigen.
14. bij een ongeluk zoveel mogelijk informatie
verstrekken.
3. Om de inspecteur te helpen
bij de toepassing van deze criteria, volgt hier een lijst van naar de betrokken
Verdragen en/of Codes gegroepeerde tekortkomingen die als dermate ernstig worden
beschouwd dat zij de aanhouding van het betrokken schip kunnen rechtvaardigen. Deze
lijst is niet limitatief.
De binnen de werkingssfeer van het STCW
78-verdrag vallende tekortkomingen die in onderstaand punt 3.8 zijn vermeld, zijn
echter de enige redenen voor aanhouding krachtens dit verdrag.
3.1. Algemeen Het ontbreken van geldige certificaten en documenten als vereist bij de
relevante instrumenten. Schepen die onder de vlag varen van Staten die geen partij
zijn bij een Verdrag (relevant instrument) of die een ander relevant instrument niet
ten uitvoer hebben gelegd, zijn echter niet gerechtigd de certificaten van het Verdrag
of het andere relevante instrument in bezit te hebben. Daarom is het ontbreken van de
vereiste certificaten op zich geen reden om deze schepen aan te houden; door
toepassing van de "geen gunstiger behandeling-clausule" dient echter in aanzienlijke
mate naleving van de bepalingen geëist te worden alvorens het schip kan vertrekken.
3.2. Werkingssfeer van het
Solas-Verdrag (referenties tussen haakjes)
1. Slechte werking van de voortstuwing en andere
essentiële machines en van de elektrische installatie.
2. Onvoldoende schone machinekamer, teveel
olie-watermengsel in de bilges, isolatie van leidingen met inbegrip van de
uitlaatleidingen in de machinekamer, aangetast door olie, slecht functioneren van de
lensinrichting.
3. Slecht functioneren van de
noodgenerator, noodverlichting, accumulatoren en schakelaars.
4. Slechte werking van de hoofd- en
hulpstuurinrichting.
5. Het ontbreken, onvoldoende
inhoud of ernstige beschadiging van individuele reddingsmiddelen, van reddingsboten en
installaties om deze te water te brengen.
6. Het
ontbreken van brandopsporingssystemen, brandalarm, blusuitrusting, vast aangebrachte
blusinstallaties, ventilatieafsluiters, brandkleppen, snelsluitinrichtingen, of,
indien wel aanwezig, het niet-conform of in slechte staat zijn in een mate die niet
verenigbaar is met de bestemming ervan.
7. Het
ontbreken, het in slechte toestand verkeren of het niet juist werken van de
brandbescherming aan dek van tankers.
8. Het ontbreken,
het niet-conform zijn of de slechte toestand van lichtseinen, dagmerken of
geluidsseinen.
9. Het ontbreken of het niet goed werken
van de radio-uitrusting voor nood- en veiligheidscommunicatie.
10. Het ontbreken of het niet goed werken van
navigatiemiddelen, rekening houdend met de bepalingen van Solas-voorschrift V/12 (o).
11. Het ontbreken van bijgewerkte zeekaarten en/of
alle andere nautische publikaties die nodig zijn voor de voorgenomen reis, rekening
houdend met het feit dat elektronische kaarten als vervanging voor papieren kaarten
gebruikt mogen worden.
12. Het ontbreken van vonkvrije
afvoerventilatie voor ladingpompkamers ((Solas-voorschrift II-2/59.3.1).
13. Ernstige tekortkoming van de operationele
voorschriften, als beschreven in deel 5.5 van bijlage I bij het MOU.
14. Aantal, samenstelling of diplomering van de
bemanning is niet in overeenstemming met de verklaring van minimumbemanningssterkte.
15. Het niet uitvoeren van het uitgebreide
inspectieprogramma overeenkomstig Solas 74, hoofdstuk XI, voorschrift 2.
16. Het ontbreken of het niet goed werken van een
reisgegevensrecorder (VDR), wanneer het gebruik daarvan verplicht is.
3.3. Werkingssfeer van de IBC-code
(referenties tussen haakjes)
1. Vervoer van
een stof die niet vermeld wordt in het certificaat van geschiktheid of het ontbreken
van informatie over de lading (16.2).
2. Het ontbreken
of beschadigd zijn van hoge-drukveiligheidsinrichtingen (8.2.3).
3. De elektrische installatie is niet intrinsiek
veilig of correspondeert niet met de eisen van de code (10.2.3).
4. Ontbrandbaar materiaal op gevaarlijke plaatsen als
bedoeld in 10.2 (11.3.15).
5. Niet voldoen aan speciale
voorschriften (15).
6. Overschrijding van de maximaal
toegestane hoeveelheid lading per tank (16.1).
7.
Onvoldoende bescherming tegen hitte van kwetsbare produkten (16.6).
3.4. Werkingssfeer van de
IGC-code (referenties tussen haakjes)
1.
Vervoer van een stof die niet vermeld wordt in het certificaat van geschiktheid, of
het ontbreken van informatie over de lading (18.1).
2.
Het ontbreken van middelen om accommodatie of dienstruimten af te sluiten (3.2.6).
3. Schotten niet gasdicht (3.3.2).
4. Tekortkoming aan de luchtsluizen (3.6).
5. Het ontbreken of niet goed werken van
snelafsluiters (5.6).
6. Het ontbreken of niet goed
werken van veiligheidsafsluiters (8.2).
7. Elektrische
installatie is niet intrinsiek veilig en correspondeert niet met de eisen van de code
(10.2.4).
8. Ventilatoren in het ladinggedeelte niet
bruikbaar (12.1).
9. Drukalarmen voor ladingtanks niet
werkend (13.4.1).
10. Gasdetectieapparaat en/of
detectieapparaat voor giftig gas vertoont/vertonen gebreken (13.6).
11. Vervoer van stoffen waarvan reactie moet worden
tegengegaan zonder geldig inhibitor-certificaat (17/19).
3.5. Werkingssfeer van het Verdrag
betreffende de uitwatering 1. Belangrijke plaatsen hebben schade of corrosie of
putjes in de platen en daarmee gepaard gaande verstijving van dekken en romp, die van
invloed is op de zeewaardigheid of het plaatselijk bestand zijn tegen ladingen, tenzij
passende voorlopige reparaties worden uitgevoerd om een reis naar een haven voor
definitieve reparatie mogelijk te maken.
2. Een
geconstateerd geval van onvoldoende stabiliteit.
3. Het
ontbreken van voldoende en betrouwbare informatie in goedgekeurde vorm op grond
waarvan de kapitein op snelle en eenvoudige wijze het laden en het ballasten van zijn
schip kan regelen, zodanig dat er in alle stadia en onder wisselende omstandigheden
tijdens de reis een veilige stabiliteitsmarge is en dat het ontstaan van
onaanvaardbare spanningen op de constructie van het schip vermeden wordt.
4. Sluitwerk, luiken en waterdichte deuren ontbreken,
verkeren in slechte staat of vertonen gebreken.
5.
Overbelading.
6. Ontbreken of onleesbaarheid van het
uitwateringsmerk.
3.6. Werkingssfeer
van het Marpol-Verdrag, bijlage I (referenties tussen haakjes)
1. Het ontbreken, ernstige beschadiging of het niet
goed werken van het olie-waterafscheidingssysteem, het bewakings- en regelsysteem voor
de olielozingen of de alarminrichting wanneer de limiet van 15 delen olie per miljoen
in een mengsel wordt overschreden.
2. Overblijvende
capaciteit van de sloptank is onvoldoende voor de voorgenomen reis.
3. Het oliejournaal is niet aanwezig (20(5)).
4. Niet toegestane omloopleiding voor lozing
aangebracht.
5. Het inspectierapport ontbreekt of is
niet in overeenstemming met voorschrift 13G(3)(b) van het MARPOL-verdrag.
3.7. Werkingssfeer van het
Marpol-Verdrag, bijlage II (referenties tussen haakjes)
1. Het ontbreken van het P& A Manual.
2. De lading is niet gecategorizeerd (3(4)).
3. Geen ladingjournaal aanwezig (9(6)).
4. Vervoer van olieachtige stoffen zonder te voldoen
aan de voorschriften.
5. Niet toegestane omloopleiding
voor lozing aangebracht.
3.8.
Werkingssfeer van het STCW-Verdrag 1. Zeevarenden beschikken niet over een diploma of het
vereiste diploma, hebben geen geldige vrijstelling of kunnen geen schriftelijk bewijs
overleggen, dat bij de administratie van de vlaggestaat een aanvraag voor een
aantekening is ingediend.
2. Er wordt niet voldaan aan
de van toepassing zijnde eisen van de administratie van de vlaggestaat inzake de
minimumbemanningssterkte.
3. De regeling van de
navigatie- en de machinekamerwacht voldoet niet aan de voorschriften van de
administratie van de vlaggestaat.
4. Van het wachtdienst
doend personeel kan niemand de apparatuur bedienen die essentieel is voor veilige
navigatie, radiocommunicatie voor de veiligheid of de voorkoming van verontreiniging
van de zee.
5. Er kan geen bewijs worden geleverd van
vakbekwaamheid met betrekking tot de aan zeevarenden ten behoeve van de veiligheid van
het schip en ter voorkoming van verontreiniging opgedragen taken.
6. Voor de eerste wacht bij het begin van de reis en
de daaropvolgende aflossing van de wacht is geen personeel beschikbaar dat voldoende
is uitgerust en anderszins geschikt is voor de dienst.
3.9. Werkingssfeer van de
ILO-Verdragen 1. Onvoldoende voedsel voor de reis naar de volgende
haven.
2. Onvoldoende drinkwater voor de reis naar de
volgende haven.
3. Uiterst ongezonde omstandigheden aan
boord.
4. Geen verwarming in de accommodatie van een
schip dat vaart in gebieden waar temperaturen uiterst laag kunnen zijn.
5. Uitzonderlijk veel vuilnis, versperring door
uitrusting of vracht, of anderszins onveilige omstandigheden, in gangpaden of
-accommodatie.
3.10. Gevallen die
geen aanhouding rechtvaardigen, maar waar bij voorbeeld ladingoperaties moeten
worden opgeschort Niet goed functioneren (of slecht onderhoud) van het inert-gassysteem,
installaties of machines die betrekking hebben op het laden, wordt beschouwd als
voldoende aanleiding om het laden te stoppen.