Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel ontheffing zeilschepen met passagiers (Z-1999-01)
Geldigheid:01-01-1999 t/m 05-04-2004Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.


Beleidsregel S 1999/1 omtrent de toepassing van artikel 5, tweede lid, van de Schepenwet op zeilschepen voor de bedrijfsmatige vaart met passagiers (Beleidsregel ontheffing zeilschepen met passagiers)

HET HOOFD VAN DE SCHEEPVAARTINSPECTIE,

Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Schepenwet;

BESLUIT:

Artikel 1
Deze beleidsregel is uitsluitend van toepassing op zeilschepen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Schepenbesluit 1965, die zijn bestemd of worden gebruikt voor de bedrijfsmatige vaart buitengaats met ten hoogste 36 passagiers, en waarvan de lengte, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van bijlage I van dat besluit, ten minste 12 doch minder dan 40 meter bedraagt.

Artikel 2
1. Voor een zeilschip wordt, indien ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie wordt aangetoond dat het schip geschikt en voldoende zeewaardig en veilig is om buitengaats te worden gebruikt voor de bedrijfsmatige vaart met passagiers, ontheffing verleend van de eisen, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 4, 7, eerste lid, 35 tot en met 48, 50 tot en met 64, 67b, 88, 89, 89a, 93, 93a, 95a en 101 van het Schepenbesluit 1965.
2. Bij de beoordeling of aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarde voor ontheffing is voldaan, wordt niet alleen acht geslagen op de constructie, waterdichte indeling en stabiliteit van het zeilschip, maar ook nagegaan, of aan boord van het schip doeltreffende maatregelen zijn getroffen ter voorkoming, opsporing en bestrijding van brand, en of het schip is uitgerust met voldoende reddingmiddelen voor het aantal opvarenden waarvoor het bestemd is.

Artikel 3
1. Het voldoen aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorwaarde voor ontheffing kan worden aangetoond door middel van een klassecertificaat, afgegeven door Register Holland te Enkhuizen of door een klassebureau als bedoeld in artikel 6 van het Schepenbesluit 1965, indien dat klassebureau over klasseregels voor zeegaande zeilschepen beschikt.
2. Klasseregels als bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op de constructie, de stabiliteit en de tuigage van zeilschepen.

Artikel 4
1. Indien de aanvrager van een ontheffing het voldoen aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorwaarde voor ontheffing wenst aan te tonen door een middel van een klassecertificaat, wordt dat certificaat tezamen met de aanvraag voor ontheffing ingediend.
2. Het klassecertificaat bevat ten minste de volgende gegevens:
a. de naam en de vestigingsplaats van het klassebureau dat het schip heeft onderzocht, alsmede de datum waarop het certificaat is afgegeven en in voorkomend geval is verlengd;
b. de naam, de roepnaam en het registratienummer van het schip;
c. het scheepstype en het bouwjaar van het schip;
d. de lengte, breedte en holte van het schip, alsmede de netto en bruto tonnages;
e. de naam en het adres van de eigenaar van het schip;
f. de maximale aantallen opvarenden en passagiers waarvoor het schip is ingericht;
g. het vaargebied waarvoor het schip door het klassebureau geschikt is bevonden, met een vermelding van de eventuele verdere restricties.
3. Een klassecertificaat is voor de toepassing van deze beleidsregel slechts geldig, indien de door het klassebureau bepaalde geldigheidsduur van het certificaat niet is verstreken.
4. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan verlangen dat tezamen met het klassecertificaat ook een afschrift van de toegepaste klasseregels wordt ingediend.

Artikel 5
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 6
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel ontheffing zeilschepen met passagiers.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

HET HOOFD VAN DE SCHEEPVAARTINSPECTIE,
ir. H.G.H. ten Hoopen.
Naar boven